De Lichtzijde
Kleine Vossen"
Ai, ziet, hoe goed
Ja, zij waren bijeen, de zonen van het
zelfde huis. En het' was liefelijk. Dit
„samenwonen" in het jeugdgebouw van
de gereformeerde kerk van Vlissingen.
Daar waren vele bekende gezichten uit
heel ons delta-gebied, van de beide „over
kanten" en uit de lange broekspijp van
Zuid-Heveland. Allen conferentiegangers,
die gehoor gegeven hadden aan de op
roep van het comité „Gereformeerde
zeeuwse ouderlingenconferentie".
Br. Boon uit Bergen op Zoom ontving
zijn mannen met een hartelijk welkomst
woord. Tevens herdacht hij het overlij
den van br. C. Douw, de secretaris, die
ruim twintig jaar dit werk heeft behar
tigd. Het programma bood, naast huis
houdelijke zaken en de onontbeerlijke
notulen, veel belangwekkends.
In de morgenvergadering kwam de
jeugd aan het woord zowel de ge
organiseerde jeugd als de schooljeugd
van M.O. en kweekschool over de
vraag wat de jongeren tegenwoordig van
de kerk verwachten.
De brs ouderlingen stelden er prijs op
deze jeugdige gasten eens de gelegen
heid te geven voor een openhartig ge
sprek. Men kan over de wenselijkheid
daarvan van mening verschillen. Feit is,
dat deze jongeren nu ook eens iets van
een dergelijke conferentie „geroken" heb
ben, hoewel ze er goed aan doen te be
denken, dat een dergelijke conferentie
hen nog geen indruk kan geven van het
gewone werk van kerkelijke vergaderin
gen. Dat is nog weer heel wat anders
dan een conferentie.
Aan de andere kant stelde de aanwe
zigheid en de openhartigheid van onze
jonge gasten de ouderlingen in staat nog
weer eens de „stem" van de jeugdige ge
neratie tot zich te laten doordringen. Wat
de jongelui alzo ter berde brachten zou
ik graag in één of meer artikelen de
revue willen laten passeren, omdat daar
positief en negatief nog wel het één en
ander van valt te zeggen. Merkwaardig
was dat het geluid van de georganiseerde
jeugd wél enigszins verschilde van dat
van de jeugd van de scholen.
Het leek mij toe, dat de vertegenwoor
digers van de J.V. en M.V. blijk gaven
iets méér van het interne kerkwerk te
hebben begrepen; wat geen wonder is,
gezien het feit, dat ze zich er meer in
hebben kunnen verdiepen en door meer
dere ervaring in een leidinggevende func
tie in de jeugdbeweging de moeilijkhe
den, die hier liggen, scherper in het oog
hadden gevat. Wat de anderen naar vo
ren brachten was evenzeer interessant,
doordat er uit bleek hoezeer de jeugd de
kerk liefheeft, ook in haar soms nog wat
onbezonnen kritiek, maar tegelijk de lei
ding vzxv de kerk en haar organen zo
dringend nodig heeft.
Br. Boon, de voorzitter, heeft dat laat
ste in zijn antwoord, waarin hij wilde
weergeven wat de kerk van de jeugd
verwacht, duidelijk onder woorden ge
bracht, toen hij zei aan de ene kant te
mogen vaststellen, dat de jeugd de be
reidheid toonde om haar taken in het
kerkelijk leven op zich te nemen, maar
anderzijds er zich op moest toeleggen
ook de bekwaamheiddaarvoor nodig, te
verwèrven. Mij dunkt dat onze gasten
die opwekking van onze voorzitter-ouder
ling wel zullen ter harte nemen en in
eigen kring doorgeven.
Er. zal nog veel bezinning nodig zijn
om over de aangesneden problemen tot
klaarheid te komen, vooral in de tijd
waarin wij leven, die aan het geloof en
aan de leiding van het kerkelijk leven
in de naaste en verdere toekomst zulke
hoge eisen stelt. Dat men èn op de jeugd
verenigingen èn op' de scholen zich ern
stig op een christelijke levenshouding
moge Voorbereiden, is een bede, die alle
aanwezige ouderlingen uit het hart ge
grepen is. Want de kerk verwacht inder
daad ook véél van de jeugddie, zoals
van weerskanten is opgemerkt, geen ca
tegorie is buiten de kerk, maar die van
de kerk zelf deel uitmaakt: de jonge
garde, de recruten in het koninkrijk van
God, de militie van Koning Christus op
aarde.
De middagvergadering na een pau
ze, waarin koster Mommaas met zijn
vrouw en verschillende hulpkrachten zich
bijzonder verdienstelijk maakten
bracht het onderwerp van" Ds P. Hom
burg, die sprak over de taak van de
zeeuwse kerken ten opzichte van evange
lisatie en de zorg voor eigen kerkelijk
leven, in verband met de veranderende
omstandigheden.
Een onderwerp, dat in feite een op-
éénhoping van onderwerpen is. De ver
anderende omstandigheden werden zowel
door de tijdgeest veroorzaakt, waarvan
Ds Homburg een duidelijk beeld tekende,
alsook (regionaal) door de deltawerken,
waarmee inmiddels een begin gemaakt is,
die ongetwijfeld het beeld van het leven
in Zeeland op de duur wel ingrijpend
zullen veranderen.
In verband met dit alles mag de kerk
niet achter de feiten aanlopen en ook
niet te zeer een naar binnen gekeerde
gemeenschap blijven. Maar zij moet zich
bezinnen op de ontwikkeling, die zich
voltrekt, en met christelijke bewogenheid
midden in het leven staan. In zover zal
de kerk zich aan de veranderende om
standigheden moeten „aanpassen", dat
zij rekening houdt met het moderne den
ken, met de materialistische instelling van
de moderne mens, met de vele gevaren
die ook de gelovigen bedreigen. De mo
gelijkheid van een geestelijke „infectie"
is groot, ook op het platteland. Te wei
nig vond in onze kringen, aldus spreker,
de evangelisatie waardering. Het isole
ment van onze kerken werd niet ten volle
missionair beleefd. Spreker constateerde
een tekort aan liefde en geloof, dat God
ook in onze tijd wonderen kon doen. Hij
beval aan een stimuleren van het ambt
der gelovigen, een doen herleven van de
gemeenschapsgedachte, zoals o.m. door
Prof. Bavinck aanbevolen, en een ver
sterking van het leven uit en getuigen
van het geloof. Als wij bezinning en ac
tiviteit laten samengaan, dan kunnen wij,
staande in het geloof, onder beding van
Gods genade, tot rijke zegen gesteld
worden.
Op dit onderwerp volgde nog een ge
animeerde discussie, die om der wille van
tijd wel wat moest worden beperkt.
Alles bijen genomen konden de broe
ders van hetzelfde huis weer met veler
lei indrukken de thuisreis aanvaarden.
Het liefdevuur brandt nog in onze ker
ken, zolang de worsteling om de waar
heid naar binnen en naar buiten gelovig
en waardig gestreden wordt. Daartoe
heeft ook deze ouderlingenconferentie
mogen bijdragen. Het ambt van ouder
ling is niet eenvoudig in deze tijd. Daar
om is het goed, dat de broeders niet al
leen hun gewone werk in hun vergade
ringen trouw behartigen, maar ook in
open gesprek ter conferentie hun zorgen
en moeilijkheden bespréken. We kunnen
slechts betreuren, dat deze conferentie
gezien de gehouden stemmingen voor
nieuwe bestuursleden, wel zeer sterk
stond in het teken van het „aflossen van
de wacht". Er was een vacature door
overlijden, maar daarnaast achtten nog
drie broeders hun tijd gekomen om heen
te gaan in verband met hun leeftijd. Ik
kan niet nalaten deze „veteranen" harte
lijk te danken voor het vele,-dat zij voor
onze kerken en voor hun mede-broeders
ambtsdragers hebben willen doen. Ze
deden het met liefde. Het was hun geen
last, maar een lust. En het mooiste is
wel, wat ik van één van hen hoorde in
een persoonlijk gesprek, dat men als
oudere niet de indruk moet wekken, dat
men geen vérder-strekkende verwachtin
gen heeft, dan in aardse functies te kun
nen aanblijven. Blijkbaar ziet het geloof
in zijn uiterste rijping de lichten reeds
branden aan een andere kust. Ja, er is
zoiets als het zoeken van de stad, die
fundamenten heeft, het „betere vader
land". Dat is een hoop, die ook het vrij
willig neerleggen van aardse taken, aan
merkelijk verlicht. Er is iets in van het
royale gebaar van Abraham, die aan Lot
de eerste keus kon laten, omdat hij zelf
in Gods beloften alles in handen had:
„Het ganse land is voor Uw aange
zicht Zo leggen ook deze broeders
hun taak neer, zonder weemoed, maar
met stralende uitzicht op de nieuwe ta
ken, waarop zij zich in verlangend hopen
gelovig willen voorbereiden.
Het leven van de christen is door de
christelijke hoop nóóit zonder perspec
tief. A. V.
Er rijden elke dag heel wat auto's van
Middelburg naar Bergen op Zoom. Op
de weg van Amsterdam naar Haarlem
hebben ze het wel eens opgenomen. Ik
weet het getal niet meer, want elk mens
heeft wel een gebrek en mijn gebrek is
nu eenmaal, dat ik geen getallen onthou
den kan. Jammer, maar wat doe je er
aan. Gelukkig maar, dat de boekhouder
precies weet, wat ik aan het eind van de
maand tegoed heb.
Maar om op die auto's terug te ko
men, het is hier niet zo druk als in het
hartje van Holland, maar het zal toch
wel een respectabel aantal zijn, dat hier
elke dag K.B. voorbij snort.
Laat ik dat getal voor het gemak maar
eens op duizend schatten. Dat gaat dag
aan dag maar zo voort. Dan zijn het er
dus zeven duizend in de week, die hier
voorbij razen. Dat nemen we nu maar
eens even aan, want het blijft gissen.
We weten het niet, het staat niet in de
krant. Of het zou dan moeten zijn in
deze krant, maar dat is onbelangrijk.
Maar zeg, dat het nu met één van die
duizend eens niet goed gaat. Laat ik
maar zeggen, er vliegt er één tegen een
boom of hij kantelt in de sloot. Buiten
kijf staat het morgen in de krant met
een brede omschrijving van het tragisch
gebeuren. En we denken allemaal: ,,'t is
wat te zeggen met die auto's. Weer één
verongelukt. En met de slachtoffers heb
ben we oprecht te doen".
Waarmee ik maar zeggen wil, dat de
uitzonderingen altijd publiek worden.
Want van die zeven duizend min één,
die het er -allemaal keurig afgebracht
hebben, hoor je niet.
U voelt wel, dat het maar een aan
loopje is, maar ik kan nooit goed heb
ben, als er altijd ach en wee wordt ge
klaagd over ongelukken.
Nu moet U niet van mij denken, dat
ik het niet erg vind. Natuurlijk vind ik
het erg en al die verkeersongelukken ma
ken ons bedroefd.
Maar ik bedoel dit. Ik schrijf in een
kerkelijke krant en heb dan ook het oog
op kerkelijke toestanden. En dan heb
ben we er een handje van om altijd over
de exceptie's te praten. Hier gebeurt dit
en daar gebeurt dat. We weten op z'n
tijd allemaal wel een nootje te kraken.
Wie weet er niet uit eigen of uit naaste
omgeving van een zwarte bladzijde.
Daar is een huwelijk, waar het hele
maal verkeerd gaat. In één woord droe
vig. Ik weet ook van zulke huwelijken
en ik vind het verschrikkelijk; Net zo
schrikkelijk als die verongelukte auto
van zoéven. Wie uit het spoor vliégt,
maakt altijd brokken. Maar er zijn toch
gelukkig nog talloze huwelijken, waar al
les heel normaal verloopt. Waar we niets
van horen (en dat hoeft ook niet), maar
waar ik dan toch wel eens even aan wil
denken en waar ik ook heel dankbaar
voor ben.
Er zijn in de kerk helaas jonge men
sen, die ons zorg geven. Ik ken zulke
jongens en meisjes ook, maar er zijn er
ook (en veel meer!) die heel hartelijk
meeleven en van wie we goede grond
hebben, dat ze het kerkelijk leven mee
bouwen. Jongelui, waar ik niet de minste
zorg over heb en over wie ik me har
telijk kan verblijden.
Nu kunnen we 't natuurlijk altijd over
die afwijkingen hebben en het zal ook
nodig zijn, dat ons oog daar open voor
is, maar ik kan het echt niet goed heb
ben, als we altijd doen of het misère is,
wat de klok slaat. Dat is gelukkig niet
waar en daarmee miskennen we het werk
des Geestes.
Soms denken we wel eens: waar pre
ken we eigenlijk nog voor. Als je oog
zo over de gemeente dwaalt, vind je
schier nooit een stil luisterende schare,
die als aan je lippen hangt. Er zit er
één te slapen, een ander zit zich kenne
lijk te vervelen, een derde kijkt eens op
z'n horloge, terwijl je net zo iets heel
erg ernstigs zei en weer een ander laat
juist het King-rolletje rondgaan en dan
denk je: ik kan net zo goed ophouden,
ze luisteren toch niet.
Maar als je dan bij een zieke komt,
die weet, dat de dood z'n hand al naar
hem uitstrekt en die daar met blijde
moed over praten kan, omdat hij weet,
dat die dood door Christus is overwon
nen en dat hij straks naar het Vaderhuis
gaat met z'n vele woningen, waar Chris
tus ook voor hem plaats bereidde; als
een andere zieke blijmoedig getuigt
„mijn zonden zijn vergeven, straks ga ik
naar Jezus toe, wat zal dat heerlijk zijn"
dan kan ik danken.
Als een heel oud vrouwtje zo kinder
lijk vertelt, dat ze al heel wat heeft af
gestreden en het van alle kanten heeft
bekeken, maar dat ze er niet uitkomt en
het niet kan begrijpen, maar: „nu geef
ik me maar aan de Here Jezus over, ik
vertrouw het Hem maar toe, bij Hem
ben ik toch veilig", alweer, dan kan
ik danken.
Het Woord doet z'n werking wel. De
prediking is niet onnut, 's Heren kerk
blijft er door gebouwd, de zielen blijven
er door gevoed, Gods kinderen weder-
staan de vijand en het eind is, dat de
Here zijn kinderen thuis haalt, dat ze
in mogen gaan in de eeuwige vreugde.
Ik laat die vergelijking met die auto's
nu maar los, hoeveel er verongelukken
en hoeveel er behouden thuis komen, weet
ik niet. Dat er op de grote levensreis on
gelukken gebeuren, staat wel vast en het
moet ons ontroeren en met droefheid
vervullen.
Maar daarom mag ons oog niet geslo
ten zijn voor het werk des Heren, dat
Hij door zijn Woord en Geest aan zijn
kinderen doet.
Daar wilde ik voor deze keer eens de
vinger bij leggen.' We willen satan zijn
triumf niet nog groter maken.
Want het staat vast, dat het een grote
schare is, die eenmaal de lof zal zingen
van onze Here en Zaligmaker.
K.-B. v. d. L.
Verleden week zag ik een meisje van
omstreeks 17 jaar, ergens in een stad,
met een boekentas zeulen, dat ik er haast
medelijden mee kreeg een tas zó
zwaar, uitpuilend van boeken, schriften,
dictaatcahiers, dat de neiging bij mij
werd gewekt om haar bij te staan. De
tas, die ik droeg was er maar een veer
tje bij, hoewel er toch zwaarwichtige lec
tuur in zat voor 't catechetisch onder
richt. Ik dacht zo bij mezelf, die boeken
tas van dat kind is zó geladen met aller
lei wetenschappen, dat er onmogelijk nog
een catechisatieboekje bij in kan!
Hoewel ik de lastdraagster niet kende,
vroeg ik haar, hoe ze al die kennis uit
die tas in haar hoofd moest krijgen. Ze
verklaarde, lachend, dat 't een hele toer
was, maar dat het door hard studeren
wel ging. Toen kwam er een zekere ja
loersheid in mij op en benijdde ik de
leraren der middelbare scholen.
Deze achtenswaardige lieden zien kans
om een zee van geleerdheid over te he
velen in het brein hunner leerlingen, ter
wijl wij, weleerwaarde heren, met heel
veel. moeite een matig emmertje kennis,
al morsende, trachten over te gieten in
't hoofd der catechisanten.
En dan nog hoor je de wijsgerige op
merking: dominé, je kunt de godsdienst
niet leren, 't komt op het hart aan en
anders zijn we maar papegaaien, die al
les maar napraten.
Daar zit wat in - inderdaad is de
kennis van Gods Woord van ander ge
halte, dan de kennis uit een rekenboekje.
Maar je zou toch de leraren en hun leer
lingen op de middelbare, en trouwens
ook op de lagere school, wel zeer be
ledigen, wanneer je sprak van „opleiding
tot papegaaien". Immers wil je b.v.
Frans leren, dan moet je als een pape
gaai de woorden letterlijk leren nazeg
gen, voordat je vloeiend deze schone taal
kan spreken. Eerst van lieverlede wor
den deze papegaaien van napraters tot
sprekers en ontstaat er liefde tot deze
taal. En zo is 't met alle vakken, hoewel
er onder zijn, die nooit de liefde van
't hart krijgen, omdat die bepaalde vak
ken die bepaalde leerling niet „liggen".
Op de catechisatie zitten we met de
zwarigheid, dat de wetenschap der Hei
lige Schriften de mens, van nature, hele
maal niet „ligt".
Ja, veelal is er een afkeer van de ken
nis van God, tenzij, dat de Here van der
jeugd af trekt en Zijn geboden hem tot
Zijn liefde wekken.
Dit neemt niet weg, dat Paulus het
bij Timotheüs een voorrecht acht, dat
hij van jongsaf de Heilige Schriften
heeft geweten en Mozes opdraagt aan de
ouders om hun kinderen Gods inzettin
gen in te scherpen, dusze in te prenten.
Hoe groot is later doorgaans de dank
baarheid, dat men in z'n jeugd, als een
papegaai, de psalmen uit 't hoofd heeft
geleerd en groot is op latere leeftijd veel
al de erkentelijkheid, dat men op cate
chisatie, als een papegaai, de voornaam
ste vragen en antwoorden uit de Cate
chismus heeft opgezegd.
Toen ik met dat meisje, dat zuchtte
onder de last der wetenschappen in die
puilende boekentas, meewandelde, had ik
de neiging om er een boekje van de
ouderwetse Landwehr over de Heid. Ca
techismus bij in te proppen, maar, al
pratende, bleek me, dat .A nog een leer
linge van mij zal worden, al zal 't zeer
tijdelijk zijn.
Van lieverlee week m'n jaloersheid en
kwam er een sterkere begeerte bij me
op om de vos „geestelijke traagheid" te
belagen; want als deze 't veld heeft ge
ruimd, worden mijn catechisanten scho
ner leerlingen, dan de beste scholieren,
wanneer ze van papegaai-catechisanten
tot liefdevolle getuigen zijn uitgegroeid.
Uit het oude-Vossenland.