Subsidiëring
van Kerkbouw
Calluna
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
2.
De liefde tot het leven
ZEEUWSE KERKBODE
DERTIENDE jaargang No. 42
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthoff,
Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor.
Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 18 APRIL 1958
Abonnementsprijs: ƒ3,per half
jaar (bij vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 cent.
Advertentiën 12 cent per mm.
Na alles, wat ons eerste artikel bevat
te, kan men komen met de afwerende
opmerkingniet terzake dienende. Het
rapport stelt het beginsel voor het over
heidsbeleid, en daar valt subsidie voor
kerkbouw buiten. Ook...., en niet het
minst, om het wezen van -de Kerk zelf.
Zij moet naar haar aard vrij zijn van
alle overheidsbemoeiing. Zelfs een nood
toestand doet aan dit beginsel niets af.
De Kerk moet zich redden op geheel an
dere wijze en moet naar andere middelen
omzien, maar nooit een beroep doen op
de overheid, die hier geen taak heeft.
Zeker, zo kan men redeneren.
Toch betwijfel ik, of deze redenering
bevrediging geeft. Het is niet bekend, of
de Kerken in de IJsselmeerpolders ge
drukt worden door verontruste consciën
ties, aangezien de overheid daar wèl ge-
subsidiëerd heeft bij de kerkbouw. Dit
is niet het enige voorbeeld.
Hoe was de situatie in die polders?
Aanwinst van land, verschillende nieuwe
plaatsen verrezen. Toen is er ook gedacht
aan de opbouw van het kerkelijke leven.
En, hoe is het in de zich ontwikke
lende industriegebieden? Men durft zich
nauwelijks indenken, hoe het oude Hol
land er straks zal uitzien. Ja, in de agra
rische provincies bestaat dit probleem
niet. Daar trekken de mensen weg. De
kerken gaan achteruit in zielental en van
groei der dorpen is nagenoeg geen spra
ke. Of het moet zijn, dat zulke dorpen
vlak in de omgeving liggen van zich ont
wikkelende industrieplaatsen. Dan krij
gen deze plaatsen mede haar deel aan de
uitbreiding van de bevolking. Maar, ligt
de industrie verder verwijderd, dan is
er van enorme uitbreiding geen sprake.
Misschien wordt er in zulke streken wel
eens geredeneerd: eerst raak je je leden
en doopleden aan het westen kwijt....
en ddn zul je ook nog moeten betalen
voor de kerkbouw daarginds, terwijl je
eigen kerkelijk leven er door inkrimpt.
Overheid èn volk zullen straks de niet
te stuiten ontwikkeling zien. Een ontwik
keling zoals deze nog niet is voorgeko
men. Wie heeft ooit een huisvestings
probleem gekend gelijk vandaag Wie
hoorde ooit een beroep van de overheid
op eigenaars en bewoners, om toch maar
woonruimte af te staan? Kan men zeg
gen, dat het vraagstuk in de praktijk ook
maar iets vordert? Nog afgedacht van
de moeilijkheden, die door Indonesië zo
veel erger zijn geworden.
Hoe krijgt de Kerk op tijd haar plaats
in de nieuwe wereld van het westen?
Hoe wordt ze op tijd eigenares van de
gronden? Is dit mogelijk zonder voort
durend kontakt met de overheid, om van
te voren te weten, waar e.v. kerkgebou
wen moeten komen En, wanneer dan
de uitzonderlijke toestanden er toe leiden,
dat ook de overheid zich bezig houdt met
het vraagstuk van de kerkbouw, wanneer
men trachten wil voor die naderende toe
komst althans iets klaar te maken, zonder
dat de overheid ook maar enige bemoei
ing heeft met de kerkelijke ontwikkeling,
wat moet dan de besliste reden zijn waar
om de Kerk van zulke hulp als: goed
kope grond, zou moeten afzien? Is
iemand van gedachte, dat dit verlammend
zal werken op de offervaardigheid?
Deze gedachte hebben wij toch niet
bij de subsidiëring van het bijzonder ho
ger onderwijs! Voor het percentage, dat
wij hier zelf betalen, is grote inspanning-
nodig.
Er zal voor de toekomstige kerkbouw
veel gebed en véél offerande nodig zijn.
Alle Kerken zullen hier grote sommen
moeten bijeenbrengen, afgedacht van het
feit, of er van de zijde van de overheid
iets wordt bijgedragen. Wanneer de
S.S.K. moet worstelen als op dit ogen
blik, dan zou ik van dit gezamenlijk bou
wen maar niet zo hoog opgeven. Maar,
het zou wel eens kunnen gebeuren, wan
neer de Kerken hier haar roeping gaan
verstaan, en de éne collekte na de andere
houden, of de ene bijdrage na de andere
moeten opbrengen, dat men dan iets meer
voelt van het ontzaglijke vraagstuk, dat
uit het leven is opgekomen.
Ik voor mij geloof, dat men dit vraag
stuk vanuit de praktijk moet benaderen.
Dat is ook mijn waardering voor het rap
port van de advieskommissie Sassen.
Laat ons oppassen, dat wij, afgerond
principiëel redenerend, vandaag of mor
gen niet moeten ontdekken, dat de gang
van het leven een richting uitgaat, waar
wij té weinig praktisch bij stil stonden.
Als het tenslotte gaat over het begin
sel, dan kan de Schrift ons ook eniger
mate helpen. In Ezra 6 kunt u lezen over
overheidshulp in het belang van de op
richting van het huis des Heren. Een
hulp, door Ezra en de zijnen gaarne aan
vaard. We zouden ook kunnen noemen,
hoe de schatten uit Egypte eertijds ge
bruikt zijn voor de inrichting van de
tabernakel, maar deze schatten werden
niet rechtstreeks voor dit doel gegeven.
Ezra 6 laat aan duidelijkheid niets te
wensen over. Hier is een aanzienlijke
steun van de overheid. Na de verwoes
ting van stad en tempel, wil iemand zeg
gen. Niet de verwoester deed dit, maar
een ander.. Die verwoesting was boven
dien een duidelijke straf Gods voor Zijn
volk. Toch mocht met overheidshulp de
bouw worden ter hand genomen.
In Lukas 7110 vindt u het bericht
over een hoofdman van Kapernaüm. Hij
zendt enige oudsten van de Joden tot
Jezus, in het belang van zijn slaaf, die
heel erg ziek is. De oudsten zeggen tot
Jezushij is waard, dat Gij dit voor hem
doet, want hij heeft ons volk lief en onze
synagoge heeft hij gebouwd. Deze laatste
woorden zeggen ons, welk een belang
rijke bijdrage hij als Romein leverde tot
bouwen van een huis Gods onder de Jo
den.
Over de ijver van Herodes voor res
tauratie van de tempel zullen we maar
niet spreken. Deze kwam zeker niet voort
uit geestelijke motieven.
De enkele voorbeelden doen ons na
denken over de vraag, of in de geschie
denis van de openbaring het gunstig ge
baar van de zijde der overheid geheel
onbekend was en of men daar beslist af
wijzend tegenover stond. Dit is niet het
geval.
Nu hoop ik, dat niemand uit deze en
kele artikelen een verkeerde konklusie
trekt. Het principiëel betoog, dat van a.r.
zijde is geleverd, wil ik graag respekte-
ren. Alleen komt de gedachte op, of het
leven niet bezig is, op zulk een manier
zich baan te breken, dat wij straks allen
zeggenwie helpt ons er uit Wanneer
het rapport, en andere schrijvers, zo
royaal zeggende Kerken kunnen het
wél, als de zaak maar aangepakt wordt
dan gaan we ook praktisch te werk. Ver
geet u dan niet, dat de zaak reeds lang
aangepakt is, maar dat het vandaag er
niet naar uitziet, dat het „slagen" ge
makkelijk valt.
Want, het zich ontwikkelende West-
Nederland, dat is inderdaad een aanzien
lijk probleem. C. St.
Eerst aan de Magdaleense.
Voor altijd blijft de Paasboodschap
verbonden aan de naam van haar, uit
welke Jezus zeven duivelen uitgedreven
hadMaria Magdalena.
Aan haar verscheen, zo verhaalt ons
Markus, op de eerste dag der week het
allereerst
Ook dit is wel echt evangelie! Blijde
boodschap nógvoor óns
Want, zeg zelfstel eens, dat wij dit
verhaal niet kenden en wij hadden moe
ten raden, aan wie de Heiland het eerst
zich als Verrezene vertoonde, wie hij
het eerst vereerde en vertroostte met
zijn liefde.
Zouden wij, als het een vrouw moest
zijn, niet eerst gedacht hebben aan
zijn Moeder
Of, als het een man zou zijn, ge
noemd hebben Johannes, die hij extra
liefhad, of Simon Petrus, die extra
zondigde
En zie nu, hoe wonderlijk ook nu de
weg van de barmhartige Hogepriester
dadelijk uit het graf weer aanvangt
Altijd anders dan w ij dachten.
Zijn begin is van uit de woestijn in
een bruiloftszaal te Kana.
Zijn nieuw begin van uit het donker
graf recht op het donker hart van haar,
die eens van zeven duivelen bezeten is
geweest
Zeven duivelen
Met die korte herinnering, waarjh
een lang leven van de diepste ellende
voor ons open gaat, tekent de evange
list haar, die de eer genoot het eerst
de verheerlijkte Zaligmaker der wereld
te hervinden, maar nog meer: de troost
voor haar als in schemering tastend
hart.
Zeven duivelen.
Ach, wij wéten niet, dokters wéten
niet, wat dat inhoudt.
Gewone krankzinnigheid is reeds zo
verbijsterend zwaar.
Doch wanneer de geest ziek is om
dat een duivel zich van ons heeft mees
ter gemaakt, ons regeert, ons gevangen
houdt, ons denken leidt naar de diepe
nacht der zonde, ons spreken verruwt
tot krijsen, als teken dat wij niet ons zelf,
nóóit ons zelf zijndat wij op zoek
naar ons zelf en anderen, die onze geest
gist achter dat niet weg te werken
zwaar gordijn, maar niet, nooit kunnen
bereiken, vinden.
Te wandelen als in wanhoop en bij
elke mislukte poging om anderen naar
ons toe te halen, die we zo innig mis
sen, te merken dat ze al verder van
ons wijken, uit angstvoor óns
totdat er eens éénEénzonder
vrees vóór ons staatdie ons aan
ziet, door-ziet.... zó dat het is alsof
wij door Hem ontboeid van onze demon
door Hém zalig in beslag genomen
wordendie ons aan-spreekt, bij
de naam noemt, zoals wij het nóóit ge
hoord hebbenMariaDat
betekent in één slag: God, ons zelf en
Jezus gevonden te hebben, voor al
tijd Voor altijd
En.... nu is die Jezus, die almach
tige Weldoener zoek!
Hij, Dien zij niet zou kunnen, maar
ook nooit behoefde te missen. Van Ga-
lilea in het Noorden, was ook zij hem
gevolgden opeens hem kwijt ge
raakt in het grafdat graf, dat nu
ook al ledig wasledig, zó als haar
ledig hartwaarop zeventig maal
zeven duivelen nu loerden
Is het daarom, dat haar blik reeds
weer verstart
Is het daarom, dat zij, staande tegen
over hem zelf, hem toch niet herkent,
maar als in nieuwe dampen van demo
nen, hem houdt voor de hovenier, die
zij aankondigt, dat, als hij Hém heeft
weggelegd, zij Hem wegnemen zal.
O, er komt iets beangstigends, iets
wilds reeds in die blikreuzen
kracht vaart in haarzij wil
HèmHém némen
Dat alles wist Jezus alin zijn
graf.
Hij is er toe op-gestaan, om dadelijk
anderen in zijn opstanding te doen de
len.
Wie het eerst
Maria, zijn lieve Moeder?
Ach, zij zal sterk genoeg zijn. Zij,
die alle woorden Gods bewaard had in
haar doorstoken hart.
Zal het Petrus zijn
Neen, deze man, die hem verloochen
de, moet nog éven wachten en voort
gaan bibtterlijk te wenen. Straks kómt
het kolenvuur.
Zal het Thomas zijn?
O, de Heiland wil ook deze eigen
zinnige een aparte beurt geven. Hij heeft
alles voor ieder over, elk naar zijn
wijze. Maar deze hoofdige discipel
moet eerst zichzelf nog vaster werken,
zal hij voor góéd worden bekeerd.
voor goed hebben af-geleerd, eisen te
stellen en tot vijfmaal zijn „ik" te plaat
sen tegenover J ezus
Neen, het is zij, die het méést ge
vaar loopt.
Zij, die haar Heiland 't meeste mist
en 't minst kan missenMaria van
Magdala, uit welke Hij eens zeven
duivelen gedreven had.... en die Hij
voor eeuwig nu bevrijden komt van de
duivel, wiens werk in mensenharten Hij
immers kwam verbreken.
Verbreken.... door het enkel noe
men bij haar naam: Maria!
Dat is de kracht zijner opstanding
Heden nog!
Hoort gij üw naam?
Bennekom. D. J. Couvée.
Of het leven van onze naaste bij ons
wel veilig is?
Wat een vraag! Wij zijn toch geen
doodslagers of moordenaars. We doen
geen kip kwaad. Als men ons met rust
laat, laten wij onze buurman of buur
vrouw ook met rust. We hebben tegen
niemand enig kwaad in de zin.
Trouwens we kunnen geen bloed
zien. We durven tegen kerstmis ons eigen
konijn niet te slachten; daar hebben we
nog vreemde hulp bij nodig.
Nee, wij zouden niet graag een dode
lijke steek toebrengen, aan wie ook.
Zelfs aan onze grootste vijand niet.
Ah zoDus tóch een vijand En meer
dere vijanden? Een „grootste vijand"
ook? Maar dan zal het zesde gebod toch
wel niet voor niets in de bijbel staan.
„GIJ zult niet doodslaan." Blijkbaar ligt
die verzoeking voor de deur van ons hart.
God de Here heeft het nodig gevonden
Zijn volk dit gebod in te scherpen. Blijk
baar is Hij van oordeel dat er hier en
daar nogal gevaar schuilt in de tussen
menselijke verhoudingen en dat dat ge
vaar in feite lévensgevaar betekent. Ze
zijn niet zo onschuldig, die bonds-kin-
deren van God!
Ze kunnen elkaar onteren, haten, kwet
sen, doden. Zij kunnen „over lijken"
gaan. Dat kunnen ze. Dat dóén ze
Dat zit er zo in, in die „oude natuur"
van Gods kinderen. Ze zeggen allemaal
hetzelfde. „Ben ik mijns broeders hoe
der?", zeggen ze.
Daar ligt de wortel van de overtreding
van het zesde gebod, in de liefdeloosheid,
de harteloosheid, de onverschilligheid ten
opzichte van elkander.
Hoeveel doodslagers telt de kerk,
waarvan U lid is In de zin van het
Wetboek van strafrecht niet één, wel
licht. Maar in de zin van het zesde ge
bod zovelen als er lid van de gemeente
zijn. Want ook in dit opzicht hebben zij
„allen gezondigd"waar de liefde faalt,
vindt in feite steeds de doodslag plaats.
Hoor maar het woord van de Heiland,
die alle geboden onder de éne noemer
van de liefde brengt, veelbetekenend zeg-