„Kleine Vossen" Officiële Berichten nodig heeft Want ofschoon gij vol komen hetzelfde in het sacrament (van het heilig Avondmaal) ook hoort, zult gij het toch daarom niet afslaan, vooral omdat het u alleen betreft". „Daarenboven hebt gij nog een voor deel, dat gij in de biecht al uw fouten zeggen kunt en daarover raad halen. En indien er verder geen andere reden was, en God niet als 't ware Zelf sprak, dan zou ik het toch hierom niet graag missen dat ik hierin mijn broeder openbaren kan en klagen, wat mij op het hart ligt. Want het is een ellendig ding, wanneer het geweten bezwaard is en in een of andere angst neerligt, en geen raad of troost weet". „Daarom is het ook een edel trooste- lijk werk, dat twee tezamen komen, en de één de ander raad en troost geeft, en het gaat heel broederlijk en liefelijk toe. De één onthult zijn krankheid, dan heelt de ander hem zijn wonden. Daarom zou ik het niet voor al het goed der wereld willen missen. Ofschoon het niet geboden moet worden, opdat men er geen gewe tenszaak van make, als zou men te voren moeten biechten, eer men tot het sacra ment gaat; toch moet men het niet ver achten, gij kunt het Woord Gods niet te veël horen, noch zo diep in het hart pren ten, of het is altijd nog beter". „Daarom heb ik gezegd, dat men deze twee goed scheiden moet, de biecht en de vrijspraak, die gij hoort, dat gij op de vrijspraak het meeste acht geeft, en niet om het gebod ter biecht gaat, noch daarom, dat gij met uw biechten een goed werk zoudt willen doen Het citaat is wat groot geworden. Maar heeft er niet aan duidelijkheid door gewonnen. En al gaan wij niet mede met sommige latere Lutherse gewoonten5), het moet menig lezer verrast hebben, wat de grote bestrijder van de Middeleeuwse biecht praktijk, toch voor anderen èn voor zich zelf, op grond van bijbel en ondervinding, het vrijwillig belijden van zonden, vooral bij het naderen van de Avondmaalsvie ring, aanbeveelt als troostrijk. Toen Luther in 1537, op weg naar Wittenberg, te Gotha door een gevaar lijke ziekte werd overvallen, heeft hij bij zijn vriend Bugenhagen gebiecht, die hem ook de absolutie gaf. Dit gebeurde dus jaren na zijn boven geciteerde preek uit het jaar 1521 „De geheime biecht wilde ik voor de schat ten der gehele wereld niet prijs geven want ik weet wat troost en sterkte zij mij heeft gegeven. Wat ze vermag, weet We signaleerden de vos „achterdocht", een wangedrocht, dat heel veel schade berokkent aan het leven, zowel in ge zinnen, in families, en niet 't minst in de kerk des Heren. Ik zag die vos in levende lijve voor me in de Achterhoek, toen die jongeman me kwaadaardig aankeek met een grim mige trek op z'n anders vriendelijk ge laat. U weet, dat hij meende, dat ik hem „moedwillig" tweemaal hooghartig, zon der groeten, had laten passeren op 't per ron in Winterwijk, terwijl ik hem zeer duidelijk zou hebben herkend, waar hij vaak aan de pastorie was geweest. Maar, hij had zich in de persoon vergist, want nimmer betrad ik dat stationBlijkbaar woonde daar iemand, die heel sterk op mij geleek, zelfs precies zo gekleed ging, dezelfde actetas droeg, hetzelfde postuur en dat is niet zo indrukwekkend vertoonde; was 't wonder dat die vriend zich ergerde aan die dubbelganger, die zich niet verwaardigde een blijk van vriendschap te geven. Had hij nu maar dadelijk die persoon aangesproken, zo zou er veel narigheid voorkomen zijn, want m'n „tweede-ik" zou hem met verbazing hebben aange keken en gezegd: „man, ik ken je niet". Nu ging de „achterdocht" werken: wat heeft die dominé tegen mijik heb hem zeker eens een boek aangepraat, dat te gen viel; waarom zegt hij nu dat niet ruiterlijk inplaats van zo onbeleefd te doen; hij heeft zeker wat van mij horen vertellen; ja, nu geloof ik, wat ik wel eens heb horen fluisteren, dat die dominé zich mooier voordoet, dan hij is; 't is toch wel juist, toen ik in de bus hoorde vertellen, dat die man niet helemaal be trouwbaar is en toen moest ik daar wel mee instemmen, enz. enz. Het gebroedsel van deze vos „achter docht" is boos van zijn geboorte aan. Zijn spruiten zijn: argwaan, verdenking, kwa de trouw, een boos oog, kwaadaardigheid, misnoegen, wraakzucht, achterklap, las ter, venijngeving, valsheid, narrigheid. o, o, wat een samenknoping van onge rechtigheid niemand dan hij, die dikwijls en veel met de duivel gevochten heeft."6) Willen onze lezers, die moeite hebben met het a.s. Avondmaal eens aan Luthers goede raad en ondervinding denken Enpastoriewaarts gaan. En hoe oordeelde Calvijn over de on derhavige kwestie In zijn Institutie,7) waarin hij de des tijds gangbare en soms wel heel zwakke gronden voor de Roomse oorbiecht he kelt, schrijft hij o.m. ook dit „Boven dien keurt de Schrift twee vormen van persoonlijke belijdenis goed. Een, die om onzen wil geschiedtdaarop slaat het woord van Jacobus (5 16), dat wij elkander onze zonden moeten belijden. Want hij is van oordeel, dat wanneer wij elkander onze zwakheden ontdekken, wij elkander met raad en wederzijdse vertroosting steunen. De andere, die ter wille van de naaste gedaan moet worden, om hem te verzoe nen en voor ons te herwinnen, wanneer hij in enige zaak door onze fout gekwetst is. En hoewel in de eerste soort van be lijdenis Jacobus, door niemand met name aan te wijzen, voor wien wij ons hart kunnen uitstorten, de keuze vrij laat, om aan hem te belijden, die uit de schare der kerk daartoe het meest geschikt schijnt, zullen wij toch, omdat de herders meestal boven anderen geschikt geoor deeld moeten worden, hen het liefst moe ten uitkiezen. En ik noem hen daarom geschikt bo ven anderen, omdat ze juist door de roe ping tot den dienst ons door den Here aangewezen worden, opdat we door hun woord onderricht zouden worden tot het onderwerpen en verbeteren der zonden en ook vertroosting zouden ontvangen uit het vertrouwen op vergèving (Matth. 16 19; 18 18; Joh. 20 23, zelfde teksten dus, die ook Luther citeert). Want evenals de plicht van weder kerige vermaning en bestraffing wel aan alle christenen is aanbevolen, maar toch in het bijzonder aan de dienaren is op gelegd, zo zien we, hoewel we elkander allen wederkerig moeten vertroosten en in het vertrouwen op Gods barmhartig heid versterken, toch juist de dienaren, opdat ze de consientiën zouden verge- wissen van de vergeving der zonden, tot getuigen en borgen daarvan gesteld wor den, zo dat van hen gezegd wordtdat ze de zonden vergeven en de zielen ont binden. Wanneer gij hoort, dat dit hun wordt toegekend, bedenk dan, dat het tot uw nut is. En dat alles, doordat we aan de duivel een plaats gaven, toen we „meenden", dat iemand iets tegen ons heeft, toen iemand ons „moedwillig" niet groette, toen iemand een woord zeide, waar achter een min-goed oordeel over ons „adellijk" per soontje zou schuilen. Dat voorvoegsel „achter" is doorgaans heel lelijk: achter baks, achter-af, achter-houdend, achter klap, achter-stallig, achter-stand, 't is al les „achter-lijk". Nee laten we als christenen eerst „achter" onze eigen ziel zien te komen en dan vinden we daar zoveel, waarover we ons te schamen hebben, dat we geen behoefte hebben om „achter" eens ander mans woorden, gedragingen te wroeten naar allerlei onheiligs en onreins. De boze „achterdocht" wordt onscha delijk gemaakt, wanneer we in ernst bid den: doorgrondt Gij mij, o God, en ken „mijne" gedachten. Want arglistig is „mijn" hart, zó „arglistig", dat ik met wellust fouten bij een ander bespeur, waarbij ik me zelf vriendelijk op de borst klop: „zo ben ik toch niet!" De vos „achterdocht" heeft ook een lelijk stel ouders: zelfgenoegzaamheid en eigenwaan. Wie zachtmoedig is en nede rig van hart, die weet wat 't zeggen wil „Reinig Gij, o Heer, die vuile bron van al „mijn" wanbedrijven". Och, dan sterft die vos z'n eigen dood en van z'n winter- pels worden we warm aan liefde, ver gevensgezindheid en denken we eer der goed, dan kwaad van onze naaste! Vertoont zich die vos „achterdocht", neem hem dadelijk onder vuur! Uit het oude-Vossenland. BORSSELE. Het adres van de scriba Geref. Kerk is: C. Dieleman, Weststraat 10, Borsselé, telefoon 403, terwijl het adres van de penningmester der Diaconie is: M. de Regt, Noordsingel 16, Borssele, tel. 446. SCHOONDIJKE. Zondag 2 Maart werd de gemeente van Schoondijke verblijd door het feit, dat zij weer een eigen predikant kreeg in Ds. H. A. van Bottenburg. Laat dus een ieder van de gelovigen bedenken, dat dit zijn plicht is indien hij persoonlijk zo beangst en gekweld wordt door het gevoel zijner zonden, dat hij zich slechts door de hulp van een an der kan redden, het middel niet te ver onachtzamen, dat hem door den Heere wordt aangeboden, namelijk dat hij tot zijn verlichting gebruik maakt van bijzon dere belijdenis bij zijn herder, en om den troost te verkrijgen persoonlijk de hulp inroept van hem, wiens ambt het is en in 't openbaar en in 't bijzonder het volk Gods te troosten met de leer des evan gelies". Hoe dicht naderen de grote Hervor mers elkander. Ook hierin, wanneer Calvijn voort gaat: „Maar men moet altijd deze ma tiging gebruiken, dat men, waar Gods Woord niets zekers voorschrijft, de con- siëntiën niet een zeker juk oplegt. Hieruit volgt, dat zulk een belijdenis vrij moet zijn, zodat ze niet van allen geëist wordt, maar slechts hem aange prezen wordt, die begrijpen, dat zij haar nodig hebben. Bovendien moeten ook zij niet, die haar voor hun noodzaak gebruiken, door enig voorschrift gedwongen worden, om al hun zonden op te sommen, en ook niet door enigen list daartoe gebracht wor den, maar slechts voor zover zij menen, dat het in hun belang is, om een volko men vrucht der vertroosting te verkrij gen. Deze vrijheid moeten trouwe herders der kerken niet alleen laten, maar haar ook beschermen en krachtig handhaven, indien zij willen, dat hun dienst zonder tyrannie en het volk zonder bijgelovig heid zal zijn'b Als „wij Calvinisten" ons eens wat meer aan Calvijn gingen houden Wat zou er meer open-heid voor elkan der en vooral meer opzoeken van vooral meer opzoeken van onze herder zijn tot vrijwillige protestantse biecht x) Innocentius III voerde in 12.15 de verplichte jaarlijkse biecht in. Gebruik was ze reeds eeuwen te voren, door 'n haast onmerkbare overgang van de open bare boetedoening aan te komen in de heimelijke oorbiecht van later. 2) Die Religion in Geschichte und Ge- gen wart 192)1. Art. Beichte I. Im modernen Katholi- sismus„Die Kath. Kirche halt entschie- den daran fest, dasz sie nicht nur den dienenden, sondern erst recht den herr- In de morgendienst werd hij bevestigd door Ds. G. Meynen te Utrecht, die tot text had gekozen Joh. 137: Zie het Lam Gods. Aan de handoplegging werd ook deel genomen door Ds. Boerma, Legerpredi- kant- In een avonddienst om half zes verbond Ds. H. A. van Bottenburg zich aan zijn gemeente met een predikatie over Matth. 14: 1321. Na de predikatie richtte hij zich tot de kerkeraad, gemeente en afge vaardigden, alsmede tot zijn bevestiger en zijn ouders. Daarna werd hij toegespro ken door de praeses der kerkeraad J. de Feyter en vervolgens door Ds. H. Pestman namens de classis Axel, Ds. M. Grashoff als consulent, Ds. P. A. L. Brinkman als Hervormd predikant en Pastoor Arendonck als vertegenwoordi ger der R.K. Kerk van Schoondijke. Daarna door de Burgemeester F. A. van Rosevelt. Hierna dankte Ds. van Botten burg allen voor hun woorden en werd tot slot hem toegezongen Gezang 54: 1 en hiermede was deze zeer drukke dienst af gelopen. KORT PERSVERSLAG van de verga dering van de Klassis Tholen, gehou den woensdag 5 februari 1958. De praeses, ds K. Smit van Anna Ja- cobapolder, opent de vergadering. Hij laat zingen Ps. 89: 1, leest 1 Petrus 2:1- 10, spreekt een welkomstwoord naar aan leiding van het gelezen Schriftgedeelte. Ds v. d. Klaauw wordt gelukgewenst met de geboorte van zijn zoon, de kerk van Tholen met de beslissing van Ds Bakker in verband met ontvangen beroepen. Blijdschap wordt uitgesproken, dat ds Bakker nog blijft werken binnen de klas- sis. De kerken van Tholen en Rilland-Bath zien de credentiebrieven na en rapporte ren, dat alle kerken wettig vertegenwoor digd zijn. De tweede afgevaardigde van Poort vliet is onverwacht wettig verhinderd, Rilland-Bath is door een secundus-ouder ling vertegenwoordigd. De kerken van Tholen en Krabbendijke hebben een instructie. De notulen worden gelezen en onge wijzigd goedgekeurd. Naar aanleiding schender Christus darzustellen habe sie richtet darüber, ob Lossprechung am Platze ist oder nicht". „Nach heutiger kath. Lehre sind alle Sünden im Sakra- ment vergebbar. (Matth. 12:31 doutet die Kath. Theologie: schwer vergebbar, aber nicht unvergebbar), und die leichteren (laszlichen") Sünder müssen ja nicht gebeichtet werden, sondern nur die schweren („Todsünden"). Vielmehr ur- teilt der Richter nach der Gezinming des Bekommerden.... Wie sail aber der Lassprechungsrichter über die Gesinnung des Beichtender ein Urteil fallen? Der Beichtende musz sich hierin selbst beur teilen und richten; also ist der Richter- charakter nicht beim Priester, sondern beim Beichtenden. Selbstgericht ist aber nichts Juristisches. Sonnt fallt hin ebenzo die Enleging eines Instanzenzugs bei einigen besonders gezahlten Sünden („Rasenatfallen"), deren Vergebbarkeit keineswegs in Prage gestellt, nur Ki- chenrechtlich höhererr* Instanzen vorbe- halten werden soil." Vergelijk ook: Mgr. P. Potter's verkl. v. d. Katech. der Ned. Bisd. VI blz. 303 v.v. blz. 30) „Plet is niet noodzakelijk - de dagelijksche zonden te biechten, om dat ze ook zonder de Biecht kunnen ver geven worden" 3) Ook het Prayerbook der Anglica nen raadt de geheime biecht hun aan, die vóór het H. Avondmaal gewetensbezwa ren hebben, alsook aan zieken. Jammer, dat wij dit Rooms vinden en daardoor veel troost missen en vrolijker, feeste lijker avondmaalsgang 4) Die Predigt der Kirche II S 26 ff herausgegeben van Gustav Leonhardi 1888. 5) D. W. Walther. Zur Wertung der deutschen Reformation. 1909. En dr. Nieberzall in R. GG I. S 864. Ook Augustinus in zijn Sermo 392, n. 3 zegt: Niemand zegge bij zichzelf: Ik doe in 't geheim boete voor God; dit weet God en Hij zal mij vergeven, wijl ik in mijn hart treur. Maar werd dan tevergeefs gezegdAlles, wat gij zult ont binden op de aarde, zal ook ontbonden zijn in de hemel Werden de sleutelen des hemels vergeefs aan de Kerk Gods geschonken 7) Institutie III, IV, 12 vert. Sizoo. Onlangs heeft in het maandblad van Boechhout 'n zeer duidelijke en zakelijke bestrijding van de biecht gestaan, ik meen van de hand van Hegger. Oriënterend ookhet ontstaan van de oorbiecht door dr N. J. Hommes. Bennekom. D. J. Couvée. van de notulen worden geen vragen ge steld. Ds Stoffels dankt voor ontvangen ge lukwensen bij de geboorte van zijn zoon. De scriba schreef Dr C. Stam over de benoeming van br. Boucherie tot klassi kaal deputaat evangelisatiearbeid. Ontvangen werd een schrijven van Ds S. van Wouwe, dat Ds A. Koning pri- mus-deputaat is voor hulpbehoevende stu denten en Ds Stoffels sec. dep. Ds Veldhuijzen, voorheen legerpredi- kant te Bergen op Zoom, ontving een dankschrijven voor de arbeid, in het gar nizoen Bergen op Zoom verricht. De kerk van Tholen werd schriftelijk meegedeeld, dat de klassis het betreurde, dat maar één afgevaardigde aanwezig- was op de vorige vergadering. Broeder van Harn te Krabbendijke ontving bericht over de vaststelling van het aantal kollekten voor hulpbehoevende kerken in de klassis. De klassis Zwolle deed bericht, dat een predikant uit die klassis vervallen is ver klaard uit zijn ambt. De financiëel-klassikaal deputaat, broe der van IJsseldijk bracht een overzicht ter tafel van afgedragen koliekten en deelde mede, welke koliekten moeten af gedragen aan het A.K.B. Broeder van Plarn had nog geen over zicht ontvangen en een aantal kerken droeg geen kollekte ad art. 11 af. De af dracht van de klassis aan de provincie blijkt ook niet in orde. Een rapport van Gen. Depp, ter bear beiding van doofstommen wordt voor kennisgeving aangenomen, daar alle ker ken het hebben ontvangen. De Stichting voor Gereformeerd maat schappelijk werk „Zuid-Beveland" deelt mede, dat ze is opgericht en wie zitting- hebben in het bestuur der Stichting. Het A.K.B. zond een contrólestaat be treffende afgedragen koliekten, welke staat wordt doorgenomen. Enkele kerken, die nog nalatig waren worden verzocht de nog af te dragen koliekten spoedig te gireren. Een schrijven van de Generale Synode, waarin de aandacht der kerken op enkele belangrijke zaken wordt bevestigd, blijkt door alle kerken ontvangen te zijn. Van de klassis Haarlem een bericht, dat ds Leenhouts overgegaan is tot een

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1958 | | pagina 2