NADERE BEZINNING
Qall una
Het Evangelie voor de arbeid
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
MEDITATIE
ZEEUWSE KERKBODE
DERTIENDE jaargang No. 36
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthoff,
Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor.
Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 7 MAART 1958
Abonnementsprijs3,per half
jaar (bij vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 cent.
Advertentiën 12 cent per mm.
De verhoudinghervormden-gerefor-
meerden is de laatste tijd nogal in het
nieuws. Van hervormde zijde publiceerde
Ds A. K. Straatsma, wat hij op die vraag
eens had geantwoord. Het kwam in het
kort hierop neerde gereformeerden
moeten bedacht op het gevaar van: wij
zijn er.de hervormden daarentegen,
die ervan uitgaan, dat zij „onderweg
zijn", zullen toch op de aankomst, het
doel der Kerk, hun aandacht moeten rich
ten.
Deze niet onaardige typering lost na
tuurlijk het vraagstuk niet op. Dit was
ook niet de gedachte van de schrijver.
Zelf sprak hij van een glibberig pad, waar
het gevaar van uitglijden altijd aanwezig
is. De bedoeling was, een zeker mentali-
teitsverschil aan te duiden.
Op politiek gebied is men daar ook
mee bezig geweest, in de verhouding
anti-revolutionairen en christelijk histo-
rischen. Daarover is onlangs een getuige
nis uitgegaan, waarbij het verschil in
mentaliteit wel zódanig werd uitgemeten,
dat de conclusie moest zijngeen fusie
tussen beide partijen op dit ogenblik.
Ongetwijfeld heeft dit enige teleurstel
ling gebracht met name onder de jonge
ren. Van alle kanten wordt geroepen om
samenbundeling van krachten.
Wanneer dan voor de christelijke po
litiek zich een gelegenheid voordoet, dan
blijft deze ongebruikt. Terwijl in dezelfde
tijd in tal van plaatsen gekombineerde
lijsten uitkomen voor de a.s. gemeente
raadsverkiezingen. Er is dus wel toena
dering, maar tot beslissende daden komt
het nog niet. De algemene jaarvergade
ring van de C.H.U. kwam hierover ook
niet tot een uitspraak.
Nu moet men deze dingen niet dade
lijk met scherpe, afwijzende kritiek be
kijken. Er kan ook wel eens een opdrin
gen zijn in bepaalde richting, waarvan
men later moet zeggen: het was nog wat
voorbarig. Dit kan zo zijn op politiek
gebied, maar zeker geldt dit voor het ker
kelijke leven.
Dankbaar mag worden geconstateerd,
dat de kerkelijke verhoudingen veel gun
stiger zijn geworden, bij vroeger verge
leken. Er is heel wat meer erkenning en
vriendschappelijkheid over en weer, dan
het verleden te zien gaf. Op meer dan
één plaats hebben hervormde en gerefor
meerde kerkeraden samen gesproken over
belangrijke kerkelijke vragen. Dit kan er
toe leiden, dat men over en weer zijn
winst .doet met wat besproken is. Men
heeft even gezien vanuit het gezichtspunt
van een ander, en dat kan verruimend
werken.
In ieder geval behoren wij bezig te zijn
met de vraag over de verhouding: her
vormd-gereformeerd. Dit mag aan nie
mand voorbijgaan. Alleen dan wordt de
kerkelijke breuk oorzaak, dat wij God
zoeken, dat Hij ons de weg wijze voor
de toekomst. Dit vergt grondige bezin
ning.
Geen enkele kring moet menen, dat dit
in een handomdraai valt op te lossen.
Soms hoort men spreken van gemeen
schappelijke kerkdienst, kanselruil, enz.
Dit is alles heel goed bedoeld. Maar, men
heeft zich geen rekenschap gegeven van
wat dat in feite inhoudt
Iemand kan denkennergens meer
over pratenje aanvaardt elkaar zo
als het gaat, en daarmee is een ideaal
verwezenlijkt. Zo ongeveer als bij de
Wereldraad van Kerken.
.Dit is echter een enorme vergissing.
Het komt mij voor, dat bij de Wereld
raad op dit punt meer mogelijk is, dan
in de concrete kerkelijke verhouding. De
Wereldraad bemoeit zich niet met het in
terne van het leven der aangesloten ker
ken. Ieder draagt eigen verantwoordelijk
heid en behoudt eigen zelfstandigheid.
Maar, bij een paar kerkelijke kringen,
die nader bij elkaar willen inhaken, kan
het zó niet gaanDan zal er samenstem-
ming moeten zijn over grondslag en be
lijden, over het herderlijk opzicht in de
gemeenten, over het karakter van de pre
diking en zoveel meer.
Als twee kerken zó maar eens samen
een dienst in elkaar zetten, dar. maken
zij zich voor een ogenblik los uit hun
kerkverband en doen, wat goed is in hun
ogen. Hieruit zou veel narigheid voort
komen, maar geen echte toenadering. Hoe
langer men zich hierop bezint, hoe meer
men het hierover eens moet zijn.
De diskussie tussen Dr Buskes en Dr
de Wilde had ons in kerkelijk opzicht
héél wat te zeggen, wat de verhouding
tot de openbaring, het Woord Gods en
de belijdenis aangaat.
Wanneer wij lezen van de oprichting
van. noodgemeenten, waar de „modali
teit" van de geref. bond sterk is verte
genwoordigd, dan verstaan wij daaruit,
dat-de interne moeilijkheden in de Kerk
groot zijn.
Daarom moet men nergens een gefor
ceerde poging doen, om het te laten voor
komen alsof alles wel bij elkaar kan. Men
heeft zich dan niet voldoende op de hoog
te gesteld van de stand van zaken. Juist
in de omstandigheden, waarin wij nu le
ven, is nadere bezinning: eis.
Er is al veel gebeurd ter voorbereiding.
Maar, van de voorbereiding tot de be
slissende stap is maar niet een overgang
zonder meer. Dan moet over heel de ker
kelijke linie het besef wakker worden,
dat wij gezamenlijk hebben op te trekken.
Met smart zult ge daarvan eten al de dagen
van uw leven." Genesis 8:17.
Bidstond voor het gewas
We vragen de Here een zegen over de smartvolle arbeid onzer
handen.
We bezinnen ons weer op de zin van die arbeid.
En dat in een wereld, die streeft naar betere arbeidsvoorwaarden,
verkorting van de arbeidstijd, hogere lonen.
Laat dit streven er zijn.
Maar ge denkt toch niet, o wereld, dat ge langs déze weg u aan de
vloek van de moeitevolle arbeid zult kunnen ontworstelen?
Ge beeldt u toch niet in dat ge zó 't „verloren par.ijs" te. dg
Dit is het Evangelie voor de arbeid
Jezus Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek der zonde.
Van alle vloek.
Ook van de vloek van de moeitevolle arbeid, die daar vanwege onze
zonde op drukt.
Nu is de arbeid van karakter veranderd.
De angel, waarmee ze ons dagelijks stak, is gebroken, want de zonde
is door Christus aan het kruis teniet gedaan.
En de arbeid zelve is weer opgeheven tot dienst aan onze Here God.
De arbeid dient óns. En wij dienen Hém.
En de smarten van die arbeid dan?
Zij blijven. Het zweet van ons aanschijn blijft. Doornen en distelen
blijven. Ons leven lang.
Maar zij zijn een stuk geworden van het kruis, dat we achter onze
Heiland aan moeten dragen.
Daarom, niet dit is onze strijdhoe kom ik van die smartvolle, veel-
zins vergeefse arbeid af; hoe ontworstel ik mij daaraan?
Maar deze: hoe draag ik dit kruis, zolang God mij hier het leven
laat
Nu, hij staat sterk in die strijd, die bidt.
Bidt deze bede: „Gun, Here, door het geloof in Christus, krachten
om ook onze ijdele, moeitevolle arbeid te doen uit dankbaarheid".
Dan heeft het evangelie déze troost: ook dit juk is zacht, ook déze
last is licht. We dragen dit kruis niet zélf. Christus draagt het in ons
door Zijn kracht.
Dit is de zin van onze smartvolle arbeid.
De énige zin
We verstaan toch die zin
Of noemen we ons „zo maar" christenen?
Arnemuiden.
H. K. POELMAN Azn.
Maar, dan moeten wij ook over en weer
van elkaar weten, dat wij in dat gezamen
lijke hetzelfde doel voor ogen hebben, en
hetzelfde uitgangspunt. Daarover zal het
gesprek moeten gaan voor de toekomst,
willen wij ooit voor verrassingen komen
te staan.
Dit is geen conservatisme. Laat iemand
eens proberen bij de Baptisten zich aan
te sluiten zonder de volwassendoop te
ondergaan. Van dit principe wijken zij
niet.
Wij bestrijden hen dit beginsel. Maar
tegelijk erkennen wij, dat de Kerk inzake
de openbaring Gods en het belijden haar
roeping heeft tot handhaving van de
waarheid. In een gedichtje, dat in de pers
nogal de ronde deed, stond aan het slot
te lezen:
inplaats dat wij de Heiland volgen
twisten wij om de ware leer.
Dat „lijkt" nu wel een hele „slag",
maar in werkelijkheid is het een slag in
de lucht. De Heiland zegt, dat Hij ge
komen is om aan de waarheid getuigenis
te geven. En, een ieder, die uit de waar
heid is, hoort naar Zijn stem. Dat brengt
ons op een heel ander spoor. Het leven
bij de waarheid en het bestrijden van de
dwaling, behoort juist tot het volgen van
de Heiland. Een Kerk, die hierin getrouw
zoekt te zijn, vervult de dienst, waartoe
haar Koning haar heeft geroepen.
Deze vraag klemt ook voor de toe
komst. Daarom roept het vraagstuk van
de Kerk om nadere bezinning. Want,
elke handeling moet verantwoord zijn.
C. St.
De zienswijze der Reformatoren
Wij wezen dus Rome's biechtleer en
-praktijk af.
Allereerst om haar on-Schriftuurlijke
verplichting en onbijbelse dwang voor
allen op vastgestelde tijd, sedert pauselijk
besluit1), waardQor o.m. onoprechtheid
en karakterbederf in de hand kunnen
worden gewerkt en onvermijdelijk ook
grote oppervlakkigheid en wel bij de aan
de lopende band biechthoudende priester
als bij de massa der biechtelingen, die
ten spijt van de precies onderscheidende
„leer", het mee door slecht begrip al min
der nauw met de mond nemen.
Wij wezen de biecht af om het zoge
naamd in Christus' naam rechterlijk op
leggen van allerlei boetedoeningen, die
n.b. als genoegdoening gelden naast het
berouw.2)
Wij wijzen niet élke vorm van „biech
ten" af.
Geloven veeleer, dat 'n vrijwillige
Schuldbelijdenis volkomen in overeen
stemming is met de heilige Schrift.
Daarom ook door de hervormers Lu
ther én Calvijn werd voorgestaan.
Anders dan veler hedendaags protes
tantse praktijk, trachten deze reforma
toren hun gemeenteleden op te voeden
tot de zo zeer gewenste openheid.3)
Allereerst dan Luther.
Ieder weet, dat het de biechtstoel is
geweest, die de ernstige monnik Tetzels
aflaathandel verfoeien deed.
In zijn Sermon van der Biecht und
dem Sacrament4) van 1524 stelt hij zich
te weer tegen de biecht, „die de paus be
volen heeft, heimelijk in het oor van de
priester geschiedt met opsomming van
de zonde. Déze is niet door God geboden
de paus echter heeft de mensen daartoe
gedwongen en daarnaast zoveel vorm en
onderscheid van zonde gemaakt, dat nie
mand het vatten kan; daarmee zijn de
gewetens gedreven en gemarteld, zodat
het jammer en nood gaf".
„God wil niet, dat gij heengaat, en het
doet (nl. biechten), maar toch ongaarne
en met onlust; doch wel, dat gij het uit
u zelf, met liefde en lust, van harte doet".
„Dat heeft de paus niet geacht
doch strak en stijf geboden, dat wie op
deze tijd (tegen Pasen) niet biecht, niet
op het kerkhof begraven mag worden".
Maar let nu op Ondanks al zijn be
zwaren tegen de pauselijke oorbiecht,
handhaaft hij op grond van Schrift en
ervaring de vrijwillige biecht, „die toch
geraden en goed is um dieser Ursache
willen"waar en hoe dikwijls ge ook
Gods Woord horen kunt, zult gij het
niet verachten, doch met hartelijke be
geerte aannemen".
„De hoofdsom van het evangelie is
wie in Christus gelooft, aan die zullen
zijn zonden vergeven zijn. Also dasz ein
christlicher Prediger nimmer das Maul
aufnen kann er musz eine Absolution
sprechen".
„Zou ik.zeggen ik wil niet biech
ten, omdat ik het woord en het sacrament
heb, zo zou ik doen, alsof iemand zeide:
ik wil ook geen prediking horen".
„Daarom, wanneer gij nu tot de hei
melijke biecht gaat, zult ge niet zozeer
op uw biechten acht hebben, als op des
priesters woorden scheid het aldushet
éne dat gij zegt; het andere dat hij zegt,
die u hoort. Wat gij doet, daar zult gij
niet te veel aan hechten, doch heb acht
op wat hij u zegt, nl. dat hij u in Gods
plaats verkondigt vergeving der zonde.
Hier is het om het even, of hij een pries
ter is en in het ambt om te prediken, of
een of ander christen. Het zvoord, dat
hij spreekt, is niet van hem, doch Gods
Woord; en God houdt daaraan ook zó
vast, alsof Hij zelf het sprak".
„Want in de biechtstoel hebt gij ook
dit voordeel, evenals in het sacrament
(van het H. Avondmaal), dat het Woord
alleen op uw persoon gericht wordt. Want
in de prediking vliegt het in het algemeen
rond, en ofschoon het ook u raakt, zo zijt
gij er toch niet zo gewis van; maar hier
kan het niemand treffen dan u alleen.
.Zoudt gij echter niet hartelijk blij wor
den, zvanneer ge een plek wist waar God
met u zelf spreken zvou
Ja, wanneer wij een engel zouden kun
nen horen spreken, we zouden wel tot
aan het einde der wereld lopen.
Zijn wij dan niet dwaas, ellendige en
ondankbare mensen, dat wij niet horen,
wat men ons zegt
Daar staat de Schrift en betuigt, dat
God daarom spreekt en dat het even goed
is, alsof Hij het zelf met Zijn mond
spreektwanneer Christus zegt in Matth.
18 20 „Waar twee of drie vergaderd
zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in hun
midden"; eveneens Joh. 20:23: „Wien
gij de zonde vergeeft, die zijn ze vergeven
en wie gij ze houdt, die zijn ze gehou
den".
Daar spreekt God Zelf de absolutie,
gelijk Hij ook zelf het kind doopt; en
gij wilt zeggen, dat men de biecht niet