Het Koninkrijk der Hemelen Qalluna Addergebroed dertiende jaargang no. 3i Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag m januari w-s ATTENTIE MEDITATIE ZEEUWSE KERKBODE Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds D.-J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Abonnementsprijs3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 12 cent per mm. Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aanDeze inleiding tot het onderwijs onder beelden uit het leven kunt U in het evangelie bij herhaling lezen. Slaat U al leen maar Mattheüs 13 op. Bij een andere evangelist leest Ualzo is het Koninkrijk Gods (o.a. Mare. 4). Dit verschil in uitdrukkingswijze bete kent geen wezenlijk verschil, wat de in houd aangaat. Het gaat om het grote onderwerp in de prediking van Jezus, tegelijk om de grote bedoeling Gods, welke Hij in en door Jezus Christus wilde openbarenhet rijk van gerechtigheid des Heren, de heerschappij des Heren in het mensen hart en in héél de wereld. Op deze heerschappij des Heren was de eeuwen door de hoop gevestigd van allen, die in de gebrokenheid van deze wereld het herstel zochten. Een herstel, dat de mens niet bij machte was om aan te brengen, omdat hij was gekomen on der de invloed van het kwade. Het herstel moest komen door het reddend ingrijpen Gods. Hij moest de macht verdringen en vernietigen, die in dit leven optreedt, als kwam de heerschappij aan hem toe. Te genover de valse heersersgedachte moest geopenbaard worden het recht van God als Koning der Koningen. Dit wordt het uitzicht, dat God door Zijn openbaring in deze wereld geeft: er volgt een bedeling, waarin God als Ko ning alom hulde zal ontvangen. Ook die uit de volken zijn overgebleven, zullen met Israël tot de huldiging van de aller hoogste Koning zich opmaken. De psalmen spreken daar reeds van, ook de profeten. Wanneer de drempel tussen oude en nieuwe bedeling wordt overschreden, dan blijft wel in de ver kondiging de heenwijzing naar de toe komst, die de vervulling van alle beloften Gods brengt, maar daarnaast wordt ook sterk de nadruk gelegd op het feit, dat het Koninkrijk der hemelen nabij geko men is. Het is er; daarom wordt de eis voorgehouden van geloof en bekering. Dit zijn de twee „spanningen", in de openbaring en verkondiging van het Ko ninkrijk der hemelen. Het is er, in de tijd, en het moet daar vrucht dragen. Aan de andere kant is het komende, en zal eerst in volle heerlijkheid gezien worden aan het einde dezer bedeling. Deze beide elementen zijn duidelijk in de prediking van Jezus te onderscheiden. Jezus legt de nadruk op de kracht van het rijk in deze zondige wereld. Hij zal het de schare zeggen, hoe dat rijk zich baanbreekt en tot ontwikkeling komt. Maar, de volle genieting van het heil kan er pas zijn, wanneer alle tegenstand is gebroken en de heerschappij des Heren tot volle gelding zal zijn gekomen. Bij deze onderwijzing, die „heden en toekomst" omvat, heeft de Heiland spe ciaal gebruik gemaakt van „beelden uit het leven", de gelijkenissen. Wij moeten dit gebruik van de gelijke nissen niet stellen als „het vertellen van een verhaaltje", of als plaatjes, illustra- - ties, die het gesprokene moesten verdui delijken. Wie dit denkt, heeft de diepe zin van de gelijkenissen niet gevat. De verborgenheden van het Koninkrijk Gods worden in die beelden onder de aandacht van de schare gebracht. Lang niet altijd wordt de gelijkenis verstaan. B.v. de bekende gelijkenis van de zaaier. Stel U voor, Jezus is daar, met een scha re om zich heen, bij de velden. Terwijl zij zich langzaam voortbewegen, valt 't oog van Jezus ineens op een zaaier, die daar handvollen zaad op de akker werpt. Zie.zegt de Heiland. Als dan aller oog zich richt op de zaaier, dan gaat de Heiland onder dit beeld uit 't leven pre diken. Maar, wordt „de zin" door allen ver staan Dat onder dit beeld gesproken wordt van God, die het zaad (van het evangelie) op de aarde laat werpen? Zijn discipelen vragen straks een ver klaring van die gelijkenis. Zelfs voor hen bleef de strekking verborgen. Trouwens, wij stuiten hier bij het on derwijs van Jezus, op een bijzonderheid, die onze aandacht niet mag ontgaan. Die gelijkenissen zijn maar niet „plaatjes bij praatjes", maar zij zijn zelf: verkondi ging! Elke gelijkenis brengt iets bijzon ders aangaande het Koninkrijk Gods. Brengt de Heiland dat nu tot allen zon der onderscheid Om een duidelijk voor beeld te nemen: heeft Judas het net zo goed verstaan als Johannes? Er is in de gelijkenissen openbaring èn verberging. Leest U, wat er staat in Matth. 13 Ik spreek tot hen door gelijke nissen, omdat zij ziende niet zien en ho rende niet horen noch verstaan. In Mare. 4: 12 staat, opdat zij ziende zien en niet bemerken, en horende horen en niet verstaan, dat zij zich niet bekeren en hun vergeven worde. Daaraan was voorafgegaan een bood schap tot de discipelen, waarin gezegd werd: U is gegeven het geheimenis van het Koninkrijk Gods! U kunt dus opmerken, bij het onder wijzen in gelijkenissen, dat ook hier het particuliere van de genade blijkt. Vandaar dat van de schare er waren, die met schouderophalen zich hebben af gewend. Zij hoorden Jezus wel in Zijn beeldspraak, maar het bleef voor hem verborgen. Voor anderen daarentegen, die als discipelen steeds meer om Jezus kwa men staan, die het beeld niet kwijt kon den raken, kregen van de Heiland inzicht in de verborgenheid. Het kwam van ver borgenheid tot openbaring. Al de rijkdom van het Koninkrijk werd voor hen uit gestald, en met gelovige verwondering, volgden zij de weg, waarin Jezus hen voorging. Óp de zin der gelijkenissen wil len wij een volgende keer nader ingaan. C. St. In het belangrijke werk van Dr Her man Ridderbos: „de komst van het Ko ninkrijk", kan men hierover meer lezen, o.a. bl. 28wie in kleiner bestek hierover iets wil naslaan, moge ik verwijzen naar mijn boekje „Om te vieren.uitge geven bij N.V. Oosterbaan le Cointre. Deputaten voor de kindergeldregeling in de classes Goes en Zierikzee, hebben van de 25 betrokken kerken de bijdrage nog niet ontvangen. Ik meen zelfs, dat er nog 12 betalingen moeten plaats hebben. Dit brengt deputaten voor de verzor ging van deze zaak in moeilijkheden. Om op tijd te kunnen doorzenden, moet men ook op tijd zelf ontvangen. Willen de be trokken kerken daaraan denken Het adres van br. W. Bogaards, Biezelingse- straat 29 te Kapelle, met zijn gironum mer, is toch bij allen bekend Bereid hem de ene aangename verrassing na de an dere C. St. Overvloed van zelfbesef. Zoals er bij velen onbewuste vermate- rialisering bleek, valt er bij menigeen 'n overvloed van zelf-gevoel te constateren. Precies dezelfde mensen die soms hun hele geestelijke hebben en houden onge vraagd voor elk toevallig medereiziger te kijk leggen op de harde houten banken van de derde-klasse coupé (oh pardon! we zijn tegenwoordig allemaal 2de klasse mensen op imitatieleer!), zouden er niet aan dénken om op het spreekuur van hun eigen dominee zelfs maar 'n spierewietje van hun innerlijk te laten zien óók uit 'n besef van: mens verlies je waardigheid niet „Hij (dat is dan hun „herder") kan bij mij komen. Ja, 'k zal naar 'm toe gaan Dat is ook wel de taal van lieden, die in deftiger en zwijgzamer klasse (thans de eerste!) reizen. Zij vinden het van zelfsprekend zich moedernaakt aan de Adderengebroedwie heeft u een wenk gegeven om den komenden toorn te ontgaan? Lnc. 8: 7. Dat is me toch een gebeurtenis geweest, dat optreden van die won derlijke profeet in zijn kameelharen mantel en met zijn ascetisch gelaat in de woestijn. Iedereen sprak er over en de mensen vroegen elkaar: „Heb jij hem ook al gezien en ben jij ook al gedoopt?" Lucas schrijft„Scharen liepen uit om zich door hem te laten dopen". „Scharen", dat zijn hele volksmenigten Het was 'n sensatie eerste klas, die niemand graag missen wou, zo ongeveer als het optreden in de moderne tijd van iemand als Billy- Graham. En het behoorde tot de bon ton, dat men door hem gedoopt was. Maar die „scharen"~werden door Johannes welkom geheten met de vriendelijke begroeting „adderengebroed", d.w.z. slangen jongen Stel u voor, u hebt beijverd 'n gevierd prediker te gaan beluisteren. U hebt er 'n eind voor gelopen en er 'n uur voor in de queue gestaan. En als u dan met veel moeite 'n benauwde staanplaats hebt veroverd in het stampvolle kerkgebouw en de zo bewierookte man op de kansel is verschenen, dan zegt hij tegen u: „Zo, slangenjong, ben je daar? Wie heeft jou 'n tip gegeven om de komende toorn te ontgaan?" Ik denk, dat u zich dan toch wel 'n weinig opgelaten zoudt gevoelen en grote lust zoudt hebben om u, door dé compacte mensenmassa heen, weer naar buiten te wurmen. Was deze aanpak van Johannes niet grof en van weinig psycholo gisch inzicht getuigend? Als we dit vragen, laat ons dan bedenken, dat wij vaak het scherpe mes van de dokter, dat stinkende wonden voorkomt, hard nodig hebben. Zoals die „scharen" rondom Johannes, die zich alleen wilden laten dopen om er nog 'n „zekerheid" bij te hebben, zodat ze straks nog rustiger de eeuwigheid in konden gaan. Johannes vraagt: „Wie heeft u een wenk gegeven om den komenden toorn te ontgaan?", waarmee hij bedoelt: „Wie heeft jullie wijs ge maakt, dat je, louter door je te laten dopen, aan Gods gericht ont komen kunt?" Want zó had hij de doop niet gepredikt, zo, louter als 'n uitwendige formaliteit! Dat had de oude slang hun blijkbaar diets gemaald:! Neen, maar hij had de doop der bekéring gepredikt, d.w.z. de doop als uitvloeisel van de bekering, van de volkomen vernieruwing van hun hart. Eerst moest die vernieuwing er zijn en, ja, dan mochten ze de doop ontvangen als teken en zegel van Gods zijde, dat ze nu vergeving van hun zonden hadden ontvangen en dat nu de golven van de aan stormende zee van Gods toorn hén niet zouden overspoelen. U laat u toch ook niet door de duivel in de luren leggen? Als u zegt: „Ik ben 'n bondeling en ik ben gedoopt", dan kan zulk 'n woord openbaring zijn van 'n grote, blijde en gerechtvaardigde zekerheid. Dan kan zich daarin uiten 'n dankbaar hart, dat Gods grote weldaden heeft gezien en aanvaard. Echter, het kan óók openbaring zijn van 'n misleid hart, dat het land heeft aan waarachtige bekering en dat zichzelf nu gerust stelt met die z.g. „objectieve zekerheden". Weet wel, als de roep klinkt: „De Bruigom'is daar!", dat u dan 'n beroep louter op uw bondeling-zijn en louter op uw doop niet baat! Neen, maar dan moet uw levensboom te bloeien staan tot eer van God. Ja, dan moet u bedroefd zijn dat ze nog niet rijker bloeit. En dan moet u verlangend zijn naar de hemel, waar de vólle bloei immers pas komen zal. Want dan bewijst u daarmee, dat u het waarachtige geloof deel achtig bent. Het geloof, dat voortspruit uit 'n waarlijk vernieuwd hart. Het geloof, dat 'n gave van God is. En dat daarom roemt alléén in Hem. Soli Deo Gloria! H. PESTMAN. voor het eerst ontmoete medicus te ver tonen. Hun vrouw, hun kind laten zij opensnijden door 'n tevoren nooit ont moete operateur. Zij laten zich „weg" maken door 'n nooit te voorschijn ko mende anonieme narcotiseur. Maar éven vanzelfsprekend vermijden zij het allicht niet minder kuise en kiese spreekuur van hun zieleherder. Ze zijn niet gek. De dominee wéét waar ze wonen. Tronen had ik haast gezegd. Naar mijn overtuiging, getoest aan veertig-jarige ervaring in zeer onderschei den streken van ons land en daarbuiten; niet los van enige zelfkennis uit de tijd dat schrijver dezes nog student-gemeente- lid was, is de protestant en de gerefor meerde misschien in 't bijzonder, erg ge steld op erkenning door dominee en ouderling, behept met 'n roijaal gevoel van protestantse eigenwaarde. Wij zien wel eens neer op de roomse, die eigen huis verlaat om zijn pastoor herder) op te zoeken op het door deze vastgestelde uur in de biechtstoel. Moeten we niet eigenlijk tegen hen op zien, om hun ootmoed, hun óns bescha mende, uitgesproken en eerlijke erken ning Wij protestanten protesteren liever en wachten binnen het kantelig kasteel van ons ontwikkeld zelfbesef, waarboven het dundoek van ,,'t ambt der gelovigen" lus tig wappert. Wij wachten de predikant of presbyter af om hem „te woord te staan", instee van onze zielen, en die on zer kinderen vooral, te laten „leiden" door hen, van wie de Schrift, God Zelf ver klaart, dat zij „waken over uw zielen" en dat wij hun „gehoorzaam" moeten zijn, ja „onderworpen" Doch dat woord hupeikoowijken, toegeven, zich voegen Hebr. 13:17 en hupotassomai, zich onderwerpen) dat vele malen in Gods Woord ons aanbevolen wordt, hebben wij practisch uit ons christelijk-democratisch woordenboek ge schrapt. We scherpen onze jongsten het al vroeg in, dat ze er zijn „Laat jij je slaan", zegt 'n moeder te gen haar wat bange jongen, „sla terug Misschien leest vader pal daarop de berg rede aan tafel. Niemand merkt iets op. We laten 't alles over ons heen spoelen. We verhalen, waar onze kleinsten bij zitten, van onze laatste al of niet ver meende overwinning op kerkeraad of ouderling: „ja, ik zal me...."

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1958 | | pagina 1