Het publieke gebed Naar beide zijden bewust zijn, dat één en ander voortspruit uit 'n overwaardering van het lichaam en 'n weinig zorgvuldig acht geven op het welzijn van de ziel. Is er iemand die mij zou kunnen tegen spreken, dat „ouderwetse" mensen moge lijk wel wat veel werkten met Haarlem merolie, niet zo hard liepen naar de dok ter, maar wél zeer gesteld waren op '11 geestelijk gesprek, allereerst met hun eigen predikant, ook al kenden zij reeds werkelijke vrede. Hoe weinigen is het daarom te doen. Ze zijn soms groter met de ongelovige dokter dan met hun eigen herder en leraar. Ook daarom „praten" velen liever „zo gezellig" en „over allerlei" met hun arts, omdat zij over zuiver geestelijke belangen spoedig zijn uitgepraat. Tegenover de huisdokter kan men zich eens laten gaan over de moeilijkheden in 't gezin, over geboortebeperking, puber- teits „problemen" en weet ik wat ze alle maal liever toevertrouwen aan niet uit Christus levende mensen, die hun ver wereldlijking in 't gevlei komen en nu op hun beurt geprezen worden. Ze tonen zoveel meer „begrip". Ook al „begrijpen" ze niets van zonde of genade. Maar vraag diezelfde hartuitstorters tegenover hun dokter, hoe 't met hen staat op de weg naar de eeuwigheid, en plots is er kortsluiting. Ziéiehongerf Ja, er zijn er nog, naast gelovig ver zekerden, die het soms zouden willen uit schreeuwen, vooral ook buiten de kerk. Hoeveel kerkmensen echter blijven bij hun volslagen onzekerheid omtrent hun behoud, volkomen rustig. Zij twijfelen zelfs „rustig", 'n beetje mode-intellectueel. Of zelfs dat niet. Maar zij zijn als de dood voor 't Eén van de hoogtepunten van de ere dienst is wel het publieke gebed. Daarom alleen al zou men naar de kerk komen, om dat mee te maken. Dat wij God den HERE „openlijk" mogen „aanroepen". Wat een onderscheidingGod wil tot ons spréken, maar ook naar ons luiste ren. Daar moeten we niet gering over denken, dat het schepsel zich mag richten tot de Schepper. En dat daar nóta van genomen wordt. Wij. vinden dat misschien vanzelfsprekend, doordat wij aan het pu blieke gebed gewend zijn. Wij noemen dit heel zakelijk één van de „elementen" van onze eredienst. Trouwens ook het woord „eredienst" heeft veel van zijn bij zondere klank verloren. Een „kerkdienst" is vaak mènsendienst. Wij gaan óns graantje pikken in de kerk. Wij vinden dat de dominee „waar" voor ons geld moet leveren. Hij moet zorgen, dat er een graantje te pikken valt naar ónze smaak. Hij moet ons „boeien"; hij moet ons „ontroeren", hij moet ons over de „kuif" strijken of ons op onze „ziel" ge ven. Dat laatste vinden we ook héél mooi. Of hij dat doet in de preek of in het ge bed is ons om het even. Als wij maar „voldaan" de kerk uitgaan. Gekieteld in ons „religieus" gemoed. Dan voelen we ons behaaglijk en tevre den. Wee de dominee, als hij daarin te kort schiet, als hij déze „waar" niet op bestelling levert. Hij kan er van verze kerd zijn, dat hij op de kerkdrempel zijn vèroordeling al te pakken heeft. Zo blijft er van de kerkdienst als ére- dienst hoegenaamd niets over. Het is een menselijk, al te menselijk zaakje gewor den. Een winkeltje, waar men, tegen zelf vast te stellen prijs, zijn „religieuze" be hoeften kan bevredigen. Waar ménsen zich door ménsen laten bedienen. En voor deze „bediening" hun eigen eisen stellen. Dat "de eredienst een ontmoeting is tussen GOD en Zijn volk en dat HIJ voor deze ontmoeting de eisen stelt en dat heel die ontmoeting een gróte gunst van Hém is. hoeveel kerkgangers zijn er, die zich dat onder de wandeling naar het kerkgebouw bewust zijn? Wat is het een genade naar de kerk te kunnen en te mogen of door een zieken - telefoon of radio een zó groot gebeuren te kunnen meemaken Een ontmoeting tussen God en Zijn volk En dan niet alleen om de wét te horen, zoals Israël, met vreze en beven, staande aan de voet van de rokende Sinaï, maar om het evangelie te horen, in zijn nieuw- testamentische volheid en heerlijkheid. En om daarop dankbaar reagerend met God te mogen spreken! Zo maar openlijk, waar ter wereld ook. Niet te Je ruzalem of op één of andere heilige berg, maar zómaar, in „geest en waarheid". Ja, heel de ontmoeting tussen God en Zijn volk is een genade. Van Gód nl. Je gens en vóór, ten gunste van, Zijn volk. spreekuur van hun dominee, dat voor ve len reeds 'n uitkomst bleek en voor véél meer kerkleden en buitenkerkelijken rijk gezegend worden kan. Indien de ogen toch eens open gingen Als we eens zagen hoe we zelf verstof- felijkt zijn en de zielen onzer kinderen reeds galvaniseren tegen de vlam van het vonkenspattend woord des Heren! Herder willen de predikanten wel zijn. Zijn het ook. Maar waar blijven vele schapen? Zoeken wij, zoeken wij nog, ook voor onze gedoopte kinderen, allereerst, aller eerst Gods koninkrijk en Gods gerechtig heid Gelovende dat al die andere dingen deze zoekers bovendien geschonken zul len worden? Bennekom. D. J. Couvée. 1) Het is verwonderlijk wat voor dwa ze eisen men soms speciaal aan predikan ten stelt. Laat ik in deze noot eens twee herinneringen ophalen. Ik was nog slechts kort in 'n nieuwe gemeente, toen 'n oud officier bij mij aanbelde. Ons dienstmeis je antwoordde hem op zijn vraag of ik thuis was, naar waarheid: ja, maar mo menteel is dominee niet te spreken. Daar op met stentorstem, alsof hij voor de troep stond'n Dienstknecht van de Here Jezus Christus, thuis en dan niet te spre ken Het klonk de hele straat over, zó, dat ik het ook hoorde inhet bad Ik kreeg daarop 'n boze brief met het vermaan eens meer te handelen zoals Je zus. Waarop ik hem antwoordde: 't Is maar goed dat ik niet alles precies als de Heiland doe, want die liet zijn vriend La zarus opzettelijk twee dagen wachten en pas toen deze gestorven was, ging hij op reis Welke burgemeester, welke arts, welke Zo moet Gods volk dat leren en waar deren. Daar wordt alles anders van. De kerkdienst is dan niet langer mensen- dienst, van mensen aan mensen, door mensen, met hun wispelturige verlangens, met hun zgn. religieuze behoeften en wat dies meer zij, maar ^dienst in de volle zin van het woord. De hóge God wil gevreesd en gediend en geëerd worden door ónsHij laat een ontmoeting met ons arrangeren. Hij be schikt daarin over ons leven, over onze tijd, over onze aandacht, over onze liefde. Hij vraagt niet of we voor Zijn zaken interesse hebben, maar Hij vórdert onze dankbaarheid en dienst en de Hem ver schuldigde ere. Hij legt ons Zijn wil op en verkondigt ons Zijn souvereine gratie. Hij spreekt met Zijn autoriteit Zijn Woord tot ons, waarin heel ons leven Hém dienstbaar wordt gemaakt, met alle gaven en mogelijkheden, die daarin schui len. Het is in het raam en in het kader van dit alles, dat Hij ons ook „horen" wil. Ter gelegenheid van deze ontmoeting richt Hij Zich niet alleen tot ons, maar wil Hij ook een publieke audiëntie hou den. Hij, de Hoge en Verhevene, die ook wil wonen bij degene, die van een nede rige en verbrijzelde geest is. Hij ontvangt Zijn volk. Hij neigt Zijn goddelijk oor tot hun smeekgebed, als zij met vreze en beven voor Zijn hoge majesteit tot Hem naderen, reikt Hij hun de gouden scepter van Zijn gunst. En zij mógen spreken, hoewel ze niet meer zijn dan stof en as in Gods hand. Als zij dan, zoals Abra ham, in hun spreken maar blijk geven, dat ze door de interesse voor Góds zaak in deze wereld tot gebed gedreven wor den. Dan staat de „verhoring'" bij voor baat vast. Dan laat God ons uitspreken en neemt Hij het gezegde in wèlwillende overweging. Om dan naar Zijn goddelijk liefde en wijsheid te handelen. Want HIJ is God, wij nietHij is de Auteur van alle gebeuren; wij moeien tevreden zijn met de rol van medewerkers en uitvoer ders. Daarom zal Gód zeggen wat er ge beuren moet, maar wij mogen meespreken en God wil naar ons luisteren! Zo zien we dat het publieke gebed ge oriënteerd moet zijn aan het publieke Woord Gods. Het moet zich bezig hou den met de grote problemen, die het christelijk geloof in beweging en beroe ring houden. Hóé heiligen wij Gods Naam, hóé komt door ons Gods rijk, hóé doen wij feitelijk Gods wil? Want het gaat niet om ónze zaakjes en ónze belangetjes, maar het gaat om de grote zaak van Goddie> de wereld, déze wereld, inclusief ons leven, niet aan de afval wil prijsgeven, maar tot Zijn eer behouden wil. Als Abraham, na door de Here Zelf over Zijn reisplan te zijn ingelicht, Zijn gebed gaat bidden, gaat het maar niet om een familierelatie te redden, maar om het wérk Gods te redden: zou die hele stad niet gered kunnen worden om de recht- advocaat zal nog tekst en uitleg geven, als hij 'n vooraf niet aangekondigd be zoeker niet ontvangen kan, zoals ik toen heb gedaan. Minister Luns schrijft aan de Europese Raad kort en goed dat hij verhinderd is Ik ken 'n dokter die voor 't raam zit, waarop zijn bordje: Afwezig. Geef hem eens ongelijk, 'n Mens, zelfs Jezus, heeft wel eens behoefte aan rust. Ander geval'n oud-ouderling, die dus iets van 'n dominee en pastorie en studie kón weten, kwam eveneens onverwacht bij mij aanbellen. Ik was toen eigenlijk ziek, al werkte ik door en zat aan tafel. Mijn Vrouw ging zelf naar de deur en vroeg hem vriendelijk of hij nogeens te rug wilde komen. Hij is niet meer terug geweest. Natuurlijk heb ik hém opge zocht. Men moest dat eens proberen bij zijn oogarts of zijn chirurg! En dan te bedenken, dat ik, 's zondags na elke dienst in de consistorie te vinden was om 'n afspraak te maken voor 'n door de weeks bezoek, zoals ieder wist. 2) Ik neem het liefst voor collegae op. Ze worden al te dikwijls onbillijk beoor deeld. Maar het moet mij om eerlijk te zijn, toch ook eens van het hart, dat en kele predikanten het toch wel heel raar doen. Of wat te zeggen, van dominees, die nooit 'n nieuw ingekomen lid in hun wijk bezoeken? Daarvoor zelfs geen tijd? Ik heb het eerst niet zvillen geloven. Maar helaas bleek het waar. Wat te zeggen van 'n herder, die gevraagd door 'n moeder om met haar dochter eens te spreken over ongewenste omgang; dit belooft, het „vergeet"; na '11 tijd op nieuw verzoek wéér belooft, wéér vergeet en als hij voor de derde maal mevrouw ontmoet zegt: ik hoor dat uw dochter alleen de week einden bij u doorbrengt; dan moet die dominee waar ze feitelijk woont, toch vaardigen die er wonen en werken? Ligt daar niet hun taak, is daar niet Uw werk, in hun handen gelegd, in volle gang Kan Uw genade niet haar arbeidsveld houden in Sodom? Stel dat er vijftig rechtvaar digen zijn in die stad. Stel dat er veertig zijn, dertig misschien! Zo waagt Abra ham in zijn gebed sprong na sprong. Hij bidt steeds stoutmoediger. Dat mag en dat kan, omdat Abraham, door God zelf ingelicht, met hart en ziel bij Gods werk in Sodom geïnteresseerd is. Dat wordt een bidden, dat als mede-werken mét God, in Zijn genadewerk in deze wereld, kan ge typeerd /worden. Zó moet ook ons publieke gebed zich om dat genadewerk van God in deze we reld gaan bewegen. Dan is het een ant woord op wat God ons toevertrouwd heeft. Niet over zijn plannen met en de toekomst van één goddeloze stad of streek, maar over zijn plannen met en de toekomst van héél de wereld, waarop Zijn rijk zich vestigde. In Zijn Woord wil God ons daarbij betrekken en inschake len. En in óns ant-woord, ons gebéd, wil Hij onze reacties daarop hóren. En dan, nota bene, wil God daarmee ernstig reke ning houden. „Ik zal hen niet verderven om der tie nen wil.' Waar God maar énige toekomst ziet voor het werk van Zijn genade, daar treedt, op het gebed van Zijn volk, Zijn sparende liefde aan de dag. Of Gods volk, wanneer het zó bidt, erkend of niet erkend, gewéldige diensten bewijst aan de wéreld! Een koninklijk- priesterschap zégent de wereld in het pu blieke gebed! In het persoonlijk gebed kunnen deze dingen in verband met onze eigen positie en omstandigheden nader uitgewerkt voor Gods troon gebracht worden. Maar in het publieke gebed houden we ons bezig met de grote lijnen, in verband met wat wij, als volk Gods, temidden van de wereld in de tijd waarin wij leven, in Gods gunst mogen zijn en betekenen. Dan moet ons medewerkerschap ook biddend worden waargemaakt. En dan mogen wij, zoals de latijnse tekst van de catechismus in Zondag 38 zo schoon zegt, onze persoonlijke gebeden (mijn gebeden) „toevoegen aan de pu- bliéke gebeden". Met andere woordende publieke gebeden geven voor onze per soonlijke gebeden de richting aan. Ook in de zaak van het gebed hebben we „alle dingen gemeen", wanneer waar is, dat wij ons hart en leven aan Góds zaak (Zijn Naam, Zijn rijk, Zijn wil, Zijn eer) ver pand hebben. Als wij dit alles overwegen> wat zullen onze „erediensten" dan op véél hoger ni veau moeten komen, om werkelijk Ere diensten zonder aanhalingstekens te worden. Hoe wordt, met name het publieke ge bed, ontheiligd, wanneer het vulgair wordt opgeofferd aan de relieuze „lusten" van het volk. Hoe vaak moeten we niet eigenlijk met haar spreken. Dat ik deze dingen eens openlijk schrijf is, omdat de visitatie, veelal '11 wassen neus, zulke din gen moest voorkomen of redresseren, maar dit blijkbaar niet vermag. Geen wonder, zoals de visitatie thans veel ge schiedt. Wat sómmige dominees zich ook op het gebied van uitstedigheid veroorlo ven, schaadt het herderlijk werk zó dat ik in het belang van onze helaas verach- terende kerken, dit eveneens signaleer. Terwijl de éne kerkeraad op ieder slak je zout legt, schijnt men anderen wel wat veel toe te staan. Quod licet Jovi, non licet bovi. 3) Met nadruk verklaar ik dat dit niet slaat op één der huisartsen uit mijn laat ste gemeente. Zij hebben integendeel steeds meegewerkt mijn arbeid te doen doorgaan. Maar wanneer 'n R.K. chirurg op 'n zaal binnenwaait in 'n protestants zieken huis en zonder inleiding met mijn zieke gaat praten, dan is dit tevens 'n symptoom hoe vooral ook rooms-katholieken van ge bed en geestelijke dingen over 't algemeen heel weinig begrip tonen. Ofschoon ik wel begreep wie hij was, vroeg ik hem: wie bent u? Ik ben de chirurg, zei hij. Ik rees op en zeiIk ben de dominee en ik verzoek u niet te storen. Van óns predikanten wordt terecht verlangd, dat wij begrip hebben voor het moeilijk werk der artsen. We zouden bij de operatie zelfs niet tegenwoordig mogen zijn, al gold het eigen vrouw of kind. Maar dat artsen bij „operaties" van do minees wel eens kunnen storen, wordt mogelijk nog te weinig op college medi sche ethiek gedoceerd. De dominee ope reert op kansel en in 't ziekenhuis altijd min of meer openbaar enieder kan 't nog verbeteren ook. Jezus dreef nu en dan de hinderlijken buiten met droefheid vaststellen, dat men al bid dende vergeet, dat men zich uit naam van een schuldig volk richt tot de hoogste Majesteit der goddelijke gratie! Hoe dikwijls is er de neiging om het gebed te gebruiken voor wat men in de preek niet durft te zeggen. Men preekt dóór in het gebed. Men gooit er nog een schepje op. Men maakt het nóg mooier of gedurfder. Succes verzekerd! Maar wee de oordeelsdag! Want de Here onze God is HEILIG. En heilig is Zijn Naam! A. V. Een dokter heeft toch eigenlijk maar een benijdbare werkkring. Als hij bij z'n mensen komt, die hem ook nog zelf heb ben laten roepen, heeft hij aan gebrek aan inlichtingen niet te klagen. Meestal wor den deze hem zo duidelijk en zo over vloedig mogelijk verstrekt. De dokter moet immers precies weten, wat er aan scheelt. En het lichamelijk welzijn gaat de patiënt zozeer ter harte, dat hij hierbij de grootste gewilligheid en medewerking toont. Natuurlijk lukt het ook wel eens niet, aanstonds de diagnose vast te stellen. De opgesomde klachten kunnen soms zo veel vuldig zijn of zo algemeen, dat er niet een juiste conclusie uit te trekken is. Maar dan wordt de patiënt in het zieken huis opgenomen en doorgelicht. De mo derne techniek in dienst der medische wetenschap is een prachtig ding. Je kijkt maar even dwars door een mens heen en de dokter zegt: „daar zit het". Het hele geval wordt fotografisch vastgelegd en het verder verloop van de ziekte kan steeds keurig worden gecontroleerd. Daar zijn wij maar stakkers bij. Wat hebben wij vaak een moeite, de mensen aan het praten te krijgen. Ze zijn zo ge sloten als een bus. 's Is soms met grote moeite, dat je er een woord uitkrijgt. En daarom blijft het maar gissen, gissen, ook soms na vele bezoeken, met het ge volg, dat de geestelijke therapie hoogst gebrekkig en daarom ook wel niet doel treffend is. Mijn oude zuster was al oud, zeer oud en gebrekkig. Haar laatste kerkgang was al van jaren her, waarom ik haar natuur lijk vrij geregeld bezocht. Op haar leven was geen enkele aanmerking. Van haar maagdom had zij met haar man vele ja ren geleefd en haar kinderen groot ge bracht in de rechte weg. Maar ze was ook al jaren weduwe. Hoewel tot zeer hoge leeftijd geklommen, was echter haar geest nog volkomen helder. Van seniele aftake ling was nog zo goed als niets te bespeu ren. Natuurlijk bezocht ik haar geregeld, maar de samenspreking was altijd zo mat en traag, dat het „samen" er eigenlijk wel af kon blijven. Waarom ik dan ook, eerlijk gezegd, de tussenpozen wel eens wat groter maakte in de gedachte: „wat doe ik er eigenlijk?" Maar dan had ik

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1958 | | pagina 2