Verstoorde Kerkgang
Galluna
dertiende jaargang No. 30 Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland VRIJDAG 24 JANUARI 1958
MEDITATIE
a.
m. g.
ZEEUWSE KERKBODE
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthoff,
Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds a. Koning, Ds y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor.
Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
Abonnementsprijs3,per half
jaar (bij vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 cent.
Advertentiën 12 cent per mm.
Onder dit opschrift vertelt Dr P. G.
Kunst in „Amsterdams Kerkblad" over
een voorval tijdens de dienst in één der
kerkgebouwen in Amsterdam. Het houdt
verband met het evangelisatie-jeugdwerk,
en het is wel goed, dat wij dit verhaal in
breder kring lezen en overdenken. Als je
de voelhorens uitsteekt, en je krijgt als
Kerk contakt met „buitenkerkelijken",
dan moet men de gevolgen ook kunnen
verwerken.
Wat gebeurde er in dat kerkgebouw in
de hoofdstad? Zo tegen 5 uur kwam er
wat „jeugd" binnen. Zij zijn bezoekers
van het jeugdhonk in dat deel der stad,
weten op hun manier ook iets af van
„diensten". En. daar kwamen, of lie
ver, stoven ze de Kerk binnen. Om het
met de woorden van het verslag te zeg
gen:
„Met zakjes patates frites, een hum-
„mel-zusje aan de hand; daar kwamen
„ze en hielden de kerkgangers een klein
„half uur bezig.
„Ha-die-jet
„Ha-die-oom
„Een hand ging in de hoogte ten te-
„ken van herkenning.
„Gelukkig was er dopen, zodat er
„wat te beleven viel. Maar het gebed na
„de Doop was veel te lang. Enkelen in
formeerden hoe lang het nog duurde;
„en toen ze hoorden, dat het wel zes
„uur zou worden, stond de hele rits op
„en verdween lawaaierig uit de kerk.
„Wij zouden over dit voorval niet
„schrijven als het een gebeurtenis voor
„één keer was geweest. Maar sinds de
„kerstdienst in de Buiten Amstel voor
„deze kinderen komen er alle weken
„des avonds enkelen binnenstappen.
„Het is een enkele kerkganger gelukt
„de groepjes te scheiden en tussen een
„paar te gaan zitten. Veel hebben die
„aan de preek niet gehad en stil was
„het ook niet bepaald.
„Er zijn opmerkingen van kerkgan
gers aan het adres van de assistenten
„gekomen, dat zij deze kinderen inoe
fen terugsturen. Die horen niet in de
„kerk. Ze weten er zich niet te gedra
gen.
„Ja, dat is zo. En het is erg genoeg.
„Deze kinderen weten van de kerk to-
„taal niets meer af. Maar nu heeft de
„kerk in de Govert Flinckstraat een
„jeugdhonk geopend. Daar komen en-
„kele honderden kinderen, die geleide
lijk moeten leren wat een christelijk
„levensverband is; wat orde in je leven
„is; wat God in deze wereld doet. Het
„kost jaren voor die opvoeding enigs
fins op gang is. En al die tijd worden
„ze in hun eigen lokalen opgevangen
„en bezig gehouden."
Men kan zich voorstellen, dat zoiets in
een kerkdienst de mensen tot allerlei reak-
ties brengt.
„Zet ze er uit", want ze horen er niet
in.
Enwaarom zijn wij dan gaan
evangeliseren
Een geslacht, dat voorheen van evan
gelisatie niet veel moest hebben, zei dan:
ze kunnen elke zondag komen, de deuren
van de Kerk staan open
Daar hebt U ze dan, door de open
kerkdeur binnenkomend. Wat doen wij er
dan mee? Dat is een vraag, die ons ver
legen kan maken. Is er voor zulk een
jeugd, vervreemd van alle godsdienstig
heid, „een plaats", wanneer God tot de
gemeente nadert?
Wij zoeken ze, door verkondiging,
cultuurverspreiding, zaalsamenkomsten,
jeugdwerk. De taal, die zij gebruiken, de
stijl, die zij vertonen, het is alles niet be
paald christelijk. Zeg het maar eerlijk:
wij hebben de neiging om door te lopen.
Verschillende geslachten zijn zó door
gelopen. En, de Kerk bemoeide zich er
ook niet opzettelijk mee. Maar, de ogen
zijn opengegaan. Zó mag het niet, dat zo-
velen als van God vervreemden leven en
sterven, zonder dat iemand zich er druk
over maakt.
Vraag niet, hoevéél inspanning en zelf
verloochening dit werk kost. Hoeveel te
leurstelling daarbij wordt opgedaan.
Maar...., daar kunnen er zijn, bij wie
zo tóch de deur geopend wordtdoor
God ZelfOmdat de Kerk uitgaat, in op
dracht van haar Heiland, om het „ver
lorene" te zoeken.
Als dit eens waar was, dat in allerlei
kring zó het kontakt met de Kerk weer.
kon gelegd worden. Daartoe moeten wij
allen helpers en helpsters zijn in dienst
van het evangelie. En de Kerk moet iets
krijgen van die „zaal" in de gelijkenis,
waar alles wat er binnenkomt, even sjofel
is, maar waar de liefde van de nodigende
Koning alles goedmaakt voor wie door
hem willen geholpen worden.
Zo kan zulk een verstoorde kerkgang
worden tot een teken, waarbij het gaat
om de roeping der Kerk. C. St.
V ermaterialiseerd.
Het ook door mij aanvankelijk niet erg
doelmatig geachte spreekuur, bleek in
Rotterdam-Hillegersberg al meer onmis
baar.
Het bracht mij in nauwer contact met
leden, die ik thuis nooit kans kreeg af
zonderlijk te spreken.
De winter maakt dit, uit gebrek aan
'n apart verwarmd vertrek, in menig huis
veelal reeds onmogelijk. Uit geldgebrek
is ook in menige pastorie de studeerka
mer niet de hele week verwarmd en moet
de bezoeker al te vaak in de huiskamer
worden ontvangen. Heel gezellig, maar
niet erg gunstig voor wie iets op zijn hart
heeft.
Ik ken pastorieën, waar vrouw en kin
deren dan maar in de kou worden ge
stuurd. De moeilijkheid die in de zomer
blijft is, dat ook gezinsleden niet steeds
voor elkander willen weten waaróver zij,
zelfs niet dat zij met hun dominee gaan
praten. Daarom hield ik dit spreeekuur
niet aan huis, maar in één der kamers
achter de Nassaukerk, elke week, van
78 uur 's avonds.
Nu en dan werd dit verachte spreekuur
tot 'n verlossende, vrijwillige biecht,
waarbij de Here zelf hart en hemel open
de. Ook in „gewoner" gevallen, bereikte
ik veel meer. Er kon ook 'n afspraak
worden gemaakt voor 'n latere, hele
avond.1)
Maar bovendien bereikte ik in korter
tijd en efficiënter veel meer mensen.
Hoeveel meer uren verbruikt elke'do
minee om al zijn leden zelfs maar één
maal per jaar aan huis te bezoeken, dan
door hen zeg éénmaal per jaar op zijn
spreekuur te ontvangen.2) Natuurlijk
moet de dominee ook eens per jaar alle
gezinnen bezoeken. Maar het gesprek on
der vier ogen is meestal waardevoller.
Hoe zou het echter toch komen, dat
allerwege protestanten zo zelden geheel
eigener beweging hun dominee opzoeken
Ja, wèl dikwijls om steun voor 'n baan,
'n aanbeveling, 'n papieren getuigenis, 'n
adres, soms voor de onbenulligste dingen.
Doch voor hun ziel, dat is er slechts zel
den bij.
Dezelfde dames en heren, die geen
overwegend bezwaar hebben 'n hele mid
dag in de wachtkamer van één of andere
specialist te bivakkeren, om aan het eind
hem enige ogenblikken tegen goede prijs
te mógen consulteren, en dankbaar huis
waarts gaan, dankbaar dat het dit keer
lukte nog voor thee of diner weer thuis
te zijn, en de beroemde man enige dingen
te hebben mógen zeggen, die hij niet al
te ongeduldig aanhoorde (omdat het toch
geen tennisweer was!). Hij heeft het ook
zó allemenselijk druk. 'n Volle wachtka
mer! En 'n aardige man!
Hoe komt het dat diezelfde mensen
geen half uur zouden willen wachten in
„Zoals gij de weg van de wind evenmin kent als het
gebeente in de schoot van een zwangere vrouw,
zomin, kent gij het werk van God, die alles maakt."
Pred. 11: 5.
Prediker weet beter dan veel andere mensen, dat het leven teleur
stellend is. Plij ziet dat duidelijk, niet in de oppervlakkige en min of
meer egocentrische zin van de mensen, die altijd zuchten over de tegen
slagen die ze hebben ondervonden, maar in de diepere zin: niet de
tegenslagen zijn het meest-teleurstellende in het leven, maar de vluch
tigheid, de vergankelijkheid, en de dwaasheid en het onrecht, maken
het leven zélf tot één grote teleurstelling.
Daar weet Prediker niet goed weg mee tot hij alles zet in be
trekking met het verticale vlak, waarin het geloof geschonken wordt
en zich uitleeft. Dan zegt hij (niet in wanhoopsstemming, maar in
gelovige eerbied voor het geheim in de geschiedenis) het is allemaal
Góds werk, en daarom is het ondoorgrondelijk. Je kan deze wereld
in haar historische voortgang nooit doorgronden!
Het lijkt bijna, of Prediker nu volkomen ongelovig-onverschillig
gaat redeneren. In vs 16 zegt hij eigenlijk: werk maar, waag wat
(niet al te veel,maar toch: waag het er op, zie vs 1 en 2), want je
weet tóch nooit hoe het uitpakt. Maar in ons vers blijkt, dat hij geen
avonturisme uit wanhoop predikt: het diepe geheim in de wereld is:
Góds werk, Zijn plan.
Prediker zegt niet tegen ons: „wagen maar" maar hij zegt:
„bouwen maar". Want wat we doen, verdwijnt niet zinloos in de ruim
te; wie gelooft, hoeft niet te wagen, hij mag bouwen. Daarbij loopt
hij risico's; bij kan niet overzien wat de gevolgen zullen zijn van z'n
werken, maar hij mag geloven, dat het „bouwen" is.
Zo krijgt het leven van een gelovige een positieve strekking. Hij
leeft in een positieve verwachting: elke dag is nieuw, elk stuk arbeid
is een nieuwe gave Gods, elke daad wordt door Gods onbegrijpelijke
handen gestrekt naar het grote doelde voleinding, die óók bekroning
van onze arbeid brengt, in de wederkomst van Christus.
Omdat dat de richting is van ons gelovige, leven, mogen we „ons
te allen tijde verblijden". En we laten ons zuchten over de teleurstelling
van dit leven verzwèlgen door deze geopenbaarde blijdschap.
de één of andere kamer van de pastorie
Buiten de idee, dat het zo „kil" is voor
'n dominee om „spreekuur" te houden,
zijn er voorzover ik zie, twee redenen.
De eerste, dat wij Christenen mét de
wereld óntgeestelijkt, ongemerkt steeds
meer vermaterialiseerd zijn.
Wij wéten wel dat onze ziel meer is
dan ons lichaam.
O, wij weten het 's zondags zo goed.
in de kerk. Of als we „onze" dominee
eens aan zijn herderstaak herinneren, niet
door hem als „schaap" te' volgen, maar
misschien te stoten als 'n bok.
Doch overigens blijkt uit de practijk
van veler leven, dat zij het lichamelijke,
het stoffelijke ver, zeer ver boven het
geestelijke prefereren.
De catechisatie moet wijken voor elk
wissewasje en natuurlijk voor de lessen
in de dingen van dit leven.
Niet es voor één keer, 'n maand, maar
jaren soms. „Mijn dochter moet toch aan
de kost komen? Geeft ze straks 'n bo
terham?" En als Mientje of Fientje
zich op catechisatie vertoont, heeft ze
géén tijd gehad iets vooraf te leren. Haar
verzorgde krullen, lippen, nagels tonen
duidelijk waarvoor wèl tijd en hart was.
Moeder doet het 's zondags immers „vóór
de kerk" niet anders?
De kerkelijke „bij-drage" staat achter
bij de muziek- en gymnastiekles en de
kapster, bij de nieuwe mantel en de „echte
Pers", die beter op tijd betaald of af
betaald worden dan de „vrijwillige" bij
drage, die wel eens geheel „over" gaat,
ofschoon we ds X. nog pas zo „enig"
hoorden preken over „zoeken dat daar
boven is en niet dat op de aarde is"
Let ook eens op de bezorgdheid die er
hangt in 'n gezin als het spant, niet met
de ziel van één der leden, maar met zijn
body
Bij de zieke wordt om de arts geroe
pen. De dominee moet 't maar ruiken.
„O, wist u 't niet? En Anneke's zuster
Liesje wist het en die zei zelf, dat d'r
broer, die diaken is, het wist. En heeft
die 't u niet gezegd?"
En als de zieke natuurlijk tóch door
de herder wordt bezocht, zodra hij het
van derden hoort, dan is er voor de dok
ter haast, voor de dokter lysol en 'n
schone handdoek, voor de wijkverpleeg
ster 'n hartelijk welkom en koffie en dit
alles zeer, zéér terecht, maarde
domineemoet nog maar 's terug
komen. De zieke slaapt nou net, is nu net
verschoond, is al zo moe „van de dokter"
die 't zo druk had. Dominee moet het
„vooral kort" maken, had de (ongelovige)
dokter ze op 't hart gedrukt. „Vooral
geen aandoeningenDe dominee moet
alles en nog wat schikken, zodat hij op
één en 't zelfde „bestelde" uur aan twee
uiteinden van zijn wijk tegelijk moet zijn,
omdat het „anders niet kan".
En als hij eindelijk binnen is en
mits de familie hem eens met de pa
tiënt alléén laatde zieke voor het
eerst eens geestelijk het binnenste buiten
heeft gekregen, zodat deze „open" ligt.,
dan stapt op dit moment, kostbaarder dan
goud en brozer dan de herfstdraden hier
vóór mij op de ochtendhei, de dokter mir
nichts dir nichts zonder kloppen binnen,
om, met 'n welwillend lachje tot de „her
der" van: „blijft u zitten", zijn gang te
gaan.3)
Ofschoon hij goedgunstig misschien
even snel weer vertrokken als hij geko-
mep is, blijkt na deze stoornis aan de
zieleleider overduidelijk, dat het juist
open kierend hart van zijn zieke weer is
dicht gegaan. Het innerlijk van 'n mens
opent zich nu eenmaal niet twee keer in
'n uur voor 'n ander, zoals 'n arts dat
met het lichaam desnoods twee maal op
één dag proberen kan.
In 't volgende huis wordt de dominee,
die de trap al op wou, door 'n lid van de
familie tegen gehouden met 'n haast eer
biedig de dokter is erNiet altijd ten
onrechte. Er zijn omstandigheden, waar
bij ook de dominee haast net zo goed als
de dokter hèm, zou kunnen storen
Maar het besef dat men anderen
wel eens waarschuwen mocht het zieken
vertrek niet binnen te gaan, want de ziele-
herder is er, dat begrijpen wij, die 's zon
dags psalmenzingend de grotere waarde
der ziel belijden, 's maandagsmorgens op
de beurs en in het ziekenvertrek niet
meer zo.
Want, op het lichaam en het blijven
léven, komt het toch maar aan!
Is het niet.zielig?
Gelukkig zijn er ook heel wat andere
gevallen.
Maar de geschetste.bestaan. Zelfs
bij „meelevende" leden, die zich niet eens