KORT BESCHEID Het gebruik der Sacramenten Laat ons eens nuchter worden. Welk predikant heeft avonden en li chamen genoeg om .zijn honderd en meer catechisanten (ik had er destijds 365), zelfs bij groepjes, aan huis teontvangen Het zou aardiger schijnen. Maar men zou er zijn discipelen over het algemeen weinig door leren kennen. Zeker niet zo goed als ik nü velen ken, die ik, na enige tijd van catechiseren, eens bij mij op mijn „spreekuur" had ge vraagd. x) In dat éne, rustige gesprek onder vier ogen was heel wat beter contact mogelijk dan anders op 'n hele avond in gezellige kout over niemendalletjes, plots verkild, doordat het dan nu eindelijk moest wé- zen Het was geen gedachtensprong, dat ik van huisbezoek via de door mij afgewe zen biechtstoel, beland ben bij het spreek uur. Voor menigeen, die eigener beweging of op verzoek kwam, is het 'n vrijwillige protestantse biecht geworden, waarbij leerling en leermeester elkander voor het eerst werkelijk ontmoet hebben, in 't hart gezien. Menig jongen of meisje, niet gechar meerd op zulk 'n tête a tête, ging merk baar verlicht heen, met het vaste voor nemen meer concreet zich voor te berei den op belijdenis van geloof, meer con creet te strijden tegen zeer bepaalde zon den, meer concreet te bidden om wat nog bijzonder gemist werd, te danken voor wat reeds was ontvangen aan schuldbesef of andere genade, sóms ook.... zonder veel hoop bij zichzelf, maar des te hoop voller nagestaard door hun herder, die wel wist dat waar God duisternis had verwekt, Hij op Zijn tijd ook het licht zou doen doorbreken. Op dit door mij zelf uit onbekendheid aanvankelijk verachte spreekuur, heeft men mij vrijwillig deelgenoot gemaakt van wat voor ouders vaak angstvallig verbor gen werd gehouden; wat men zich zelf nauwelijks bekennen wilde, wat men zich misschien pas bezvust werd in dit gesprek onder Gods oog. Onverschillige, onvriendelijke leerlin gen werden gewaar, dat hun leermeester „Wie aan de weg timmert, heeft veel bekijks" zegt het spreekwoord. Het geldt zeker van een dominee, want zijn werk heeft voor een groot deèl een publiek ka rakter. Er is ook een ruim deel, dat zich aan publieke belangstelling onttrekt en dat a.h.w. in alle stilte gedaan wordt, b.v. het bezoek aan zieken en eenzamen en beproefden, het, zoveel in ons vermogen is, met raad en troost en hulp bijstaan van ieder, die die hulp zo nodig heeft. Een deel van ons werk, dat zeker niet te verwaarlozen is en dat in de verzórging van de kudde, die ons is toevertrouwd, van niet te onderschatten betekenis is. Maar tot het publieke moet zeker het kanselwerk gerekend worden en, niet minder, als een dominee het waagt, om ook eens wat te schrijven. Dat laatste heb ik al meermalen onder vonden, sinds ik de moed heb opgebracht, op dit pad m'n wankele schreden te zetten. Altijd prettig, als je merkt, dat het ook gelezen wordt, wat je schrijft. Want eer lijk gezegd, was dat ook de bedoeling. Schrijven is altijd een wondere bezigheid. Als je preekt of spreekt, zie je je men sen. Natuurlijk heeft dat ook z'n voor bereiding nodig, als je tenminste niet een al te dikke duim hebt, maar het doet je toch altijd iets, als je de mensen daar voor je ziet. Maar dat is er met schrijven niet bij. Dan moet je het publiek er maar bij den ken en stilletjes hopen, dat het de mensen ook onder het oog komt. Maar, zoals gezegd, zo voor en na word ik wel eens in de overtuiging gesterkt, dat er wel kennis van genomen wordt. Onder de bekende „stapels brieven" zucht m'n schrijftafel nog wel niet, maar de reacties zijn toch wel zo talrijk, dat ik me een beetje getroost voel. Vooral als daar waardering en instemming uit spreekt. Dat doet een mens, die aan de weg timmert en daardoor ook wel eens wat te verduwen heeft, echt goed. Daar om, waarom zou ik het verhelen, voor die instemming m'n oprechte dank. M'n briefschrijver uit Walcheren heeft me een prettig ogenblik bezorgd. Leuk is dat, als de gedachten des harten openbaar worden. Wees U maar niet bang, hoor, ik zet het niet in de krant. Blijkbaar is hij van mening, dat ik zijn gedachten in alle opzichten deel. Maar nu moet ik hem toch teleurstellen. Hij heeft n.l. niets tegen gezangen, als die dan maar in besloten samenkomsten, in wijkavon- den en gemeentevergaderingen gezongen worden, maar niet in de openbare ere dienst. voor en met hen bad en het in zijn ge strengheid toch niet zo kwaad met hen meende. Hier werd het begin gemaakt van 'n langer gesprek thuis in de pastorie. Het spreekuur ón-herderlijk Het is het zo min als dat 'n echte her der zijn schapen één voor één eens in de wollige vacht grijpt, het ooglid oplicht om de kleur van het wit en van het vlees te keuren en na dat voorlopig onderzoek, later met enkelen te handelen of nauw keuriger acht op ze te slaan. Wat op huisbezoek verzwegen werd, kwam niet zelden op het spreekuur los. Het moge bij de één meer moeite, tact, geduld kosten, ze open te krijgen, ik her inner mij slechts weinigen, die als 'n dichtgeklemd boek bleven. Vroeger of later spraken allen en kon raad worden gegeven. Hoeveel jonge mensen bleken héél an ders dan uit de verte of vlakbij in 'n volle kamer. Op dat „kille" spreekuur werd menig een „warm" en „zichzelf". En was het met ouderen soms an ders Is dat nu juist niet het mooie van dit opzettelijke spreekuur, op vaste tijd, ieder bekend, wanneer men zijn herder weet te vinden en vertrouwelijk met hem kan spreken Het is vrij en ongedwongen, tegenover gesteld aan de verplichte oor-biecht. Het valt volkomen binnen het beeld van herder en schapen, die niet door de herder worden achterna gelopen, dan wanneer zij gaan dwalen, doch zélf van hun kant rondom de herder grazen en één voor één hun krullige kop eens tegen zijn knie wrijven. Zij hóren zijn stem en, niet hij volgt hén, maar. zij volgen hém. D. J. C. Men kan natuurlijk ook telkens één der oudsten na het catechisatieuur 'n, ogenblik na houden. Maar behalve dat men zo te lang over allen zou doen: één per weekis het bezwaar, dat buiten 'n vriend of vriendin wacht met de vraag: en wat had ie? Oók geen ideale nabe trachting. Ik zou hem willen vragenals U dan niet tégen gezangen bent, waaróm dan niet in de eredienst? Want als er wél iets tegen is, dan mogen ze natuurlijk ook niet in besloten samenkomsten gezongen worden. Wij willen noch thuis, noch op enige vergadering iets op de lippen ne men, waar wij de Naam van onze God oneer mee zouden kunnen doen. Zo iets schijnt hij echter in de gezangen, die in onze kerken in gebruik zijn, niet aanwe zig te achten. Maar dan vraag ik: waar om dan niet in de eredienst Ik kan hem in deze redenering niet volgen. Alles wat tot stichting is en wat wél luidt, waar we de Naam des Heren mee mogen ver heerlijken, mogen we toch zeker ook in de publieke eredienst gebruiken. Natuur lijk denk ik er niet aan, hier een breed pleidooi te gaan voeren voor het christe lijk lied in de eredienst. Dat is al zo vaak gedaan, dat ik het overbodig acht, maar in de onderscheiding, die m'n briefschrij ver aanbrengt, kan ik hem niet volgen. Ook kan ik hem niet bijvallen in z'n verzuchting, dat wij nu net doen als in de hervormde kerk en dat wij daarom nu ook net zo goed naar de hervormde kerk kunnen gaan, als naar de gereformeerde, want „er is toch geen verschil". Inderdaad zijn er punten van overeen komst, gelukkig maar. Onder die is ook dit, dat wij naast de psalmen, zo af en toe ook een christelijk lied zingen in de eredienst, Gode tot lof en onze zielen tot blijdschap en vrolijkheid. Dat doen wij niet alleen met de hervormde kerk, maar met de kerk aller eeuwen. Denk maar aan gezang 23 met dat mooie latijnse op schrift: Te deum laudamus. Op dit punt is er dus, gelukkig, niet zo heel veel verschil, maar daarom wettigt dit nog niet de overgang naar de her vormde kerk, want (en dan zeg ik: he laas) is er toch nog wel enig verschil. Ik zal daar niet breed over uitweiden, maar als m'n briefschrijver het enige verschil dan ziet in het „al of niet gezangen", dan is hij, het zij met bescheidenheid gezegd, toch - wel een beetje eenzijdig georiën teerd. Ik had in m'n stukje, dat voor hem aanleiding was tot z'n brief, juist willen zeggen, dat onze kerken moeten open staan voor ieder, die de Here van harte vreest en die naar zijn geboden wenst te wandelen. Dat onze kerken hebben te waken voor de zuiverheid der leer en de vroomheid des levens, dat de geboden des Heren ons bovenal lief moeten zijn, maar dat wij dan ook onderdak moeten verle nen aan ieder, die zich aan deze regel wil houden. Daarom had ik ook opge merkt, dat zij, die in de hervormde kerk een zekere „ruimte" zoeken van oecume- niciteit en die behept zijn met een be paalde emancipatiedrang, zich bij ons in derdaad wel niet thuis zullen voelen, om dat wij hun dat „thuis" niet kunnen bie den, daar wij alleen maar willen en kun nen samenwonen met hen, die Jezus Christus erkennen als hun Heer. Maar ik had gezegd, dat ik allerlei „overgangen" om de een of andere ge zochte reden zo betreur. Dat men maai bij onze kerken wegloopt, omdat men het er niet vinden kan en zich niet bevredigd gevoelt en dat onze kerken op die manier dan dreigen te versmallen tot een bizon- dere groep, zodat ieder, die er dan niet precies bij past, dan in vredesnaam maar ergens anders onderdak moet zoeken. Stel je nu eens voor, dat daar iemand is, die meent, dat wij ook in het nieuw testamentisch lied onze God en Zaligma ker lof moeten toezingen en die daar in onze kerken geen gelegenheid toe krijgt, dan zou hem dat mogelijk aanleiding zijn, om dan maar heen te gaan. En dat wil ik nu juist niet. Dat is nu iets, dat ik nu zo heel erg betreur. Omdat ik dan met de beste wil niet kan zeggenbroeder, nu dwaal je toch wel heel erg, als je dat wer kelijk wilt, dan zal dit het sjjbboleth moeten zijn, waarop onze wegen scheiden. Voor het overige is er veel, waarin ik Het is een heel eigenaardig verschijn sel, dat men in onze kring er vrijwel in alle gevallen prijs op stelt dat de doop aan zijn kinderen wordt bediend, terwijl er toch een vrij beduidend aantal mensen is, die het heilig avondmaal om welke re den dan ook niét gebruiken. Dat dit aantal inderdaad niet zo gering is, blijkt telkens opnieuw bij de zg. kerk visitatie. Dan wordt er in den regel ook gevraagd naar het gebruik dat van de viering van het avondmaal door de be lijdende leden gemaakt wordt. Een voor de hand liggende vraag is dan die naar het percentage. Dit blijkt in vele gevallen rond de zeventig procent van het aantal belijdende leden te liggen. Er zijn kerken waar de zaak véél gunstiger ligt. Maar er zijn ook andere. In het algemeen kan men vragen „Waar blijven die dertig procent?" Om welke reden zijn ze absent of nemen niet aan de viering deel Men kan onmogelijk aannemen dat aan al deze mensen om één of andere reden door de kerkeraad de toegang tot het avondmaal ontzegd werd. Dat zou betekenen dat dertig procent der belijdende leden in de betreffende kerk onder censuur staat, al dan niet „stille censuur". Het wil er bij mij niet in dat dat het geval is. Er moet dus bij velen een andere re den voor zijn. Toch zijn dit allen belijdende leden van de kerk. Wanneer er in hun gezinnen een blijde gebeurtenis plaats vond, denken zij er niet aan hun kind de doop te onthou den. Dan herinneren zij zich hun recht en hun plicht. Genaderecht en genade plicht overigens. Zij komen gaarne met hun kind tot het teken en zegel der ver zoening door Christus' bloed. Zij begeren die doop niet uit bijgeloof of sleur, maar uit gelóóf, dat God zijn belofte uitstrekt ook over de komende generatie van Zijn volk. Dat is te lovert. Men mag daar dank baar nota van nemen. Dat de belofte voor ons èn ons zaad gelóóf vindt bij Gods volk. Daarin betoont de Geest van God Zich als een leven-wekkende Geest. Maar waar blijft dit geestelijk leven uit den Geest, in gehoorzaamheid aan het Woord der genade, bij het avondmaal? Is er dan géén genade-recht en genade plicht En heeft men dan God niét horen roepen: „Kom tot Mijn heil in Jezus Christus. Eet en drink de spijs en drank ten eeuwige leven. Heb deel aan het grote Zoenoffer, waarnaast en waarna elk an der offer zinloos is"? Natuurlijk kunnen er bezwaren zijn. Er kunnen situaties zijn, waarbij men be ter doet zijn hand van de tekenen der ver zoening af te houden. Wanneer men er diep in zijn ziel van overtuigd is, op grond van duidelijke aanwijzingen van Gods Woord (want dat is de maatstaf!), dat men zich een oordeel zou eten en drinken, dan doet men beter het avond maal te laten voorbijgaan. Maar gaat men zich de volgende week wél een oordeel luisterenf Of zou dat tot de onmogelijkheden behoren? En hoe komt men met zijn pasgeboren kind tot de heilige doop? Is de doop wezenlijk iets anders dan het avondmaal Of is hij in de grond dei van harte met hem samenstem. Nóg een bundeltje gezangen, verkorte formulieren, een nieuwe kerkorde en wat al meer (hoe goed ook) zal ons niet baten, als er niet een nieuw hart is. Wij hebben hartgron dige en waarachtige bekering nodig, een hart, dat door de Heilige Geest is levend gemaakt en dat voor de Here beeft. Dan zal ook het schuldbesef toenemen, dan zullen wij vluchten tot de enige Zaligma ker, om door Hem behouden te worden van Gods toorn. Dan zal ook de godzalige levenswandel weer toenemen. Dan krijgt God weer een plaats in ons leven, de eerste plaats, in ons persoonlijk leven, in huwelijk en ge zin, in organisatie en pers en vrije tijds besteding, waar sommigen ook maar zo veel moeite mee schijnen te hebben. En dan vrees ik ook niet voor de toe komst van onze kerken. De wortel moet zijn een levend geloof, nauwe verbondenheid aan de Here Jezus, onze voeten moeten vast staan in Gods onwankelbaar Woord en zijn heilige wet mag alleen ons enig richtsnoer zijn, maar daarbij moet het oog wijd open zijn voor alles, wat om verandering dringt en om nieuwe vormen vraagt. K.-B. v. d. L. zaak hetzelfdeGods verzegeling van wat Hij in ons werkt; Hij, die ons de vrede van Zijn vergeving schenkt om Christus' kostbaar bloed, dat voor ons werd ver goten Dat gave leven dat voor ons schul dig leven, werd ten offer gebracht? •k We moeten daar toch nog eens ernstig over nadenken. Want wij nemen het avondmaal, als verzegeling van Gods beloften, niet ern stig, wanneer wij er met een wijde bocht omheen lopen. Wij nemen het pas dan ernstig, als wij de God der verzoening- met vreze en beven in dit teken ontmoe ten, om met dankbaarheid Zijn ons toe gestoken hand te aanvaarden. En wanneer er dan verhinderingen zijn, zijn ze dan niet van die aard, dat ze kun nen worden weggenomen en overwonnen Kunt U in de week van voorbereiding, of als U langer tijd nodig hebt, in de maanden die ttfssen twee avondmaalsvie ringen verlopen, niet zélf de oplossing- vinden? Zijn er moeilijkheden met mén sen? Welnu, kunt U ze niet bereiken? Of willen ze U niet ontvangen? Kunt U ze niet vergeven? Of willen zij U niet vergeven Hebt U werkelijk alles gedaan wat in Uw vermogen is En er is toch ook nog een pastor die U helpen wil Die voor U bemidde len wil? Die graag de wegen weer be gaanbaar maakt naar de naaste. Boven dien stel dat U niét tot overeenstemming komt, moet U daarom geen avondmaal vieren? Ais U in Uw hart voor het aan gezicht van God zuiver staat wat ver hindert U toe te gaan tot de dis der ver zoening? Hebt U de betuiging van Gods genade en de verzegeling daarvan niet meer nodig dan Uw dagelijks brood? En zo Uw moeilijkheden op ander ter rein liggen waarom spreekt U zich niet eens in een vertrouwelijk gesprek met Uw predikant daarover uit Waarom laat U zich niet uit de Schrif ten onderrichten? Misschien is het wel veel eenvoudiger dan U denkt. In de grond van de zaak is het eenvou dig. De Here Jezus wil alles voor U zijn. En wat God van U vraagt is niets an ders, dan dat ge U aan Zijn genade ter zaliging overgeeft. Moeten de zondebanden scheuren, laat ze scheuren! Wat is uw boezemzonde U waard, als ge de liefde van Christus kunt gewinnen Zijt ge niet heilig genoeg om ten avond maal te gaan? Nu, laat dan uw avond maalsgang een publieke schuldbelijdenis zijn, aan onopgesmukte erkenning, dat ge uw leven bij uzelf niet houden kunt. Dat er voor U maar één weg open staat: de vlucht in de armen van Uw Heiland! Dacht U dat het voor de anderen anders is Behoort U tot de dertig procent? Is het misschien een familietraditie om wat afwijzend te staan tegenover het avondmaal, om daar wat schuw voor te zijn? Bréék met die traditie, want zij schaadt uw geloof en zij doet de liefde van Christus geen eer aan. Ge kunt U nergens onwaardiger voelen en onheiliger in uzelf, dan juist daar waar alléén de waardigheid van Christus Uw bruiloftskleed is. Er is niets, dat ons méér ootmoedig maakt, dan juist het gelovig gebruik van het avondmaal. Daar wordt het ons dui delijk, dat het alleen genade is, die rédt. Dat moeten zowel de 70 als ook de

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1958 | | pagina 2