Wie geeft de oplossing!
Qalluna
Jezus, de Nazarener
MEDITATIE
ZEEUWSE KERKBODE
DERTiEXDE jaargang Xo. 28 Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland x rij dag 10 jaxi ari i9.^
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthoff,
Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor.
Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
Abonnementsprijs: ƒ3,per half
jaar (bij vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 cent.
Advertentiën 12 cent per mm.
Hij vestigde zich in een stad,, genaamd Nazareth,
opdat vervuld zou worden, wat gesproken is door
de profeten: want Nazarener zal Hij heeten.
Mt. 2: 23.
Een naam is een belangrijk ding. Zoo belangrijk, dat een goede naam
zelfs beter is dan goede olie.
Wat kan er door een naam ontzaglijk veel uitgedrukt worden. Niet
zoozeer door onze officieele namen: die beteekenen in den regel weinig
of niets; of ze zijn op ons heelemaal niet van toepassing.
Maar bijnamen: wat kunnen ze raak en scherp wezen. Alle kritiek,
die men op iemand heeft, kan in een enkelen naam tot uitdrukking
komen.
Jezus draagt een allesbehalve eervollen bijnaamvan Nazareth. Na
zarener zal Hij heeten. Inwoner van Nazareth. Dat beteekent die naam.
Niet Nazeraner of iets dergelijks, daar heeft 't niets mee te maken.
Jezus was trouwens geen Nazarener. Alleen maarJezus van Nazareth.
Zoo heet Hij. Zoo kent men Hem. Zoo wordt Hij genoemd in den
volksmond. Zijn leven lang, en zelfs nog daarna draagt Hij 't stempel
van Nazareth, waarvan Nathanaël verachtelijk vraagt, of daar iets
goeds vandaan kan komen. Van een plaatsje achteraf, in Galilea, waar
van de Farizeeërs zeggenGa maar na, en zie, dat er uit Galilea nooit
een profeet is opgestaan!
Nota bene: Jezus, die uit het geslacht van Koning David stamt, en
in de stad van David geboren is, za-1 niet Jezus van Bethlehem, maar
Jezus van Nazareth heeten.
Daar is Hij mee geteekend.
Jezus van Bethlehem die zou mogelijkerwijs de Messias kunnen
zijn. „En gij Bethlehem Ephrata. uit u zal Hij voortkomen.
Maar Jezus van Nazareth uitgesloten. Geen profeet. En zeker
niet „dè Profeet".
Nazareth, Nazarener het is een programma, direct al aan 't begin.
Alle verachting, die men voor Hem had, alle afwijzing, alle vernedering
't wordt kort en krachtig uitgedrukt door dien bijnaam.
Alles wat de profeten voorzegd hebben over de vernedering en 't
lijden van den Messias, vindt in dezen naam z'n vervulling.
„Hij was veracht, en de onwaardigste onder de menschen."
„Wij willen niet, dat deze Koning over ons zij."
„Kruis Hem!"
Zoo staat het immers ook boven Zijn Kruis geschreven: Jezus, de
Nazarener.
Hier begint het allemaal al, als Hij, noodgedwongen, niet weer gaat
wonen in Judea, maar zich moet vestigen in Nazareth.
Een goede naam is beter dan goede olie, en wee dengene, die op
onzen goeden naam een aanslag pleegt. Hij krijgt onmiddellijk met
ons te doen. Wij zijn op dat punt heel gevoelig, en onze gekrenkte eer
kan fel reagereeren.
Gelukkig, dat de Heere Jezus er anders over denkt. De Zoon van
God schaamt Zich niet, een naam aan te nemen, waar iedere fatsoen
lijke Israëliet zich voor geneeren zou.
En niet alleen maar, dien naam te dragen, maar ook er aan te be
antwoorden. Zooals zijn naam is, zoo is Hij.
„Dien naam is naar waarheid mijn Jezus ook waard."
Want Hij heeft zich vernederd, Zijn leven lang. „Want Hij kwam
om zalig te maken op aard."
Jezus, de Nazarener 't is bedoeld als een scheldnaam.
Maar voor ons wordt 't een naam, zoo heilig, groot en goed. Geen
goede naam toch veel beter dan goede olie. „Hij balsemt de wonden
en heelt alle smart." Een andere naam, gegeven tot zaligheid, is er niet.
Kent gij dien naam nog niet?
Dien naam draagt mijn Heiland, mijn lust en mijn lied.
Gr. J. V.
De laatste weken komen er in de ker
kelijke pers berichten en artikelen voor
over het beroepingswerk.
Wie geen vreemdeling is in „Jeruza
lem", die weet het wel, dat het aantal va-
katures niet meer zo heel groot is, daar
entegen is het leger van „dienaren" nogal
uitgebreid. Het aantal geref. predikanten
is tegenwoordig meer dan duizend.
Wat is nu het geval?
Dat vele predikanten niet meer vallen
onder de begeerde en zeer gewenste man
nen. Bezoek van kommissies ontvangen
zij niet. Als vrouwlief zo eens eventjes
door de kerk een speurende blik werpt,
dan kijkt zij straks met ietwat betrokken
gezichtje vóór zich en zuchtal weer
geen mens
Ja, en als je dan hoort, dat in gemeente
X. of Z. de kommissies bij groepjes te
gelijk bevolken, houdt daar dan maar eens
droge ogen bij
In een enkel artikel was de opmerking
te vinden, dat er héél wat ambtsdragers
„zuchtende" zijn. Ze „staan" al een hele
poos op een bepaalde plaats. Een grap
penmaker zei eens tegen me: ze „staan"
daar niet, maar ze „zitten" daarIn
ieder geval, staan of zitten, het duurt
lang. Wie rijmde er in vroeger jarenal
toos d' eigen aangezichten, 't eigen uit
zicht, plat en stijf Daar schijnen die
zuchtende ambtsbroeders last van te krij
gen.
Onder de schrijvende dominees zijn er,
die met deze toestand begaan zijn, en zij
peinzen over verandering. Het beroe
pingssysteem moet het dan wat ontgelden.
Het solliciteren zou minstens even goed
zijn. Het is een enkele maal voorgeko
men, dat een kerkeraad gegadigden op
riep. Of het resultaat beter is, zal de tijd
moeten leren. Zeker is, dat, althans voor-
lopig, een deel der predikanten niet zou
inschrijven. Het zou er ook van afhangen,
hoe de advertenties door de kerkeraden
werden „opgemaakt". B.v. gevraagd:
„energiek predikant, levenslustig, met zin
„voor humor, toch ernstig, goed spreker,
„uitstekend leidsman van ouderen en
„jeugd. Vrouw: aantrekkelijke verschij
ning, moet iets hebben van de kracht
„van een nijlpaard, zodat zij naast al haar
„werk voor het gezin nog heel veel doen
„kan in de gemeente of wijk. Beide wei
nig rustbehoevend, enz."
In deze trant, een beetje zachter mis
schien, mogelijk ook nog kittiger, kan de
nieuwe advertentie-rubriek uitvallen. Het
wordt mogelijk interessant, behalve voor
degenen, die „in de termen" vallen. Het
wil er bij mij niet in, dat deze methode
voortreffelijker is dan van de beroepings
kommissies, al doen die achtbare kolleges
misschien wel eens een beetje té geheim
zinnig.
Dan de Synode.
Daar is toch iets leuks in ons kerkelijk
leven. Je kunt kritiek genoeg horen op
generale synodes, die maar zelden „bij de
tijd" zijn. Maar, als er werkelijk van die
onoplosbare moeilijkheden zijn, dan roe
pen ze als in koor: laat de synode maar
regelen nemen.
De roep is niet nieuw.
Nog vóór de tweede wereldoorlog heb
ben generale synodes zich met deze nete
lige kwestie bezig gehouden. Als ik me
niet al te erg vergis, is er toen sprake
geweest van het advies: ruilen!
Men bedenke, dat het beroepingswerk
tussen 19351940 ongeveer vastgelopen
was. Er waren kandidaten, die jarenlang
uitkeken naar een beroep, steeds tever
geefs. Bij de dominees, die naar verande
ring snakten, precies hetzelfde.
Erg genoeg waren het niet alleen de
dominees, die van verandering droomden,
ook betrokken kerkeraden en gemeenten
wisten daarvan, en lieten dat soms wel
een beetje onkies merken. In die be
nauwdheden deed men een beroep op de
generale synode, die antwoordde: men
sen.... ruilen l
Als er twee ruilen, moet er één
U kent die uitspraak wel. In gemeente A.
is het veel zuchten, bij herder en gemeen
te; in gemeente B. staan de papieren bé
ter. Ruilen? Dank je wel, zegt B., wij
blijven liever, die wij zijn.
Envond gemeente A. een andere
kring, waar minstens even hard gezucht
werd, dan zeiden ze: laten wij het maar
„bij het oude" houden
Theoretisch en idealistisch gesproken,
klopt het wel. Na een reeks van jaren,
als het liefdevuur uit de tijd van de witte
broodsweken een beetje is gedoofd en
men de dominee niet meer toejuicht als
in die eerste tijd der minnedan zou
het een verkwikking zijn, ergens elders
weer eens „fris" te mogen beginnen. Ver
geet intussen niet, dat het dezelfde man
is, bij wie het elders een beetje vast liep.
Hij brengt zijn gebreken ook mee. Of
dacht U, dat bij zo'n overgang tegelijk
de oude mens helemaal sterft? Die kruipt
ook mee de volgende pastorie in. En,
wanneer dan een vorige gemeente in
hoofdzaak de schuld krijgt, houdt dan ge
rust uw hart vast voor de toekomst. Al
leen wanneer de eigen consciëntie veront
rust werd over het feit, dat de vervulling-
van het herdersambt meer moeite dan
vreugde gaf, en men zoekt onder zware
strijd met zichzelf een nieuw begin, dan
is het mogelijk om op een andere plaats
tot een rijpere ontplooiing te komen. In
tussen zou dat ook mogelijk zijn geweest,
bij zulk een geesteshouding, in de vroe
gere levenskring.
Is het zo erg, dat dominees voor vele
jaren op eenzelfde standplaats gevonden
worden? Het wil er bij mij niet in. Het
gaat er dan om, of de keuze tot het ambt
gedaan is om het Koninkrijk Gods en
Zijn KerkBelangrijk daarbij is de
kracht der genade in ons, werkzaam in de
bekering èn in de vreugde van de dienst
des Heren.
Waarom is die dienst belangrijker aan
de ene plaats boven een ander? Dat is
een waanvoorstelling aan onze kant. Als
een predikant een reeks van jaren in een
bepaalde Kerk de vreugde om 's Heren
dienst weet levendig te houden, dan doet
hij belangrijker werk dan de trekvogels",
die met een paar jaar naar elders over
vliegen. Er moet dan hard en diep gestu
deerd worden, een echt teken van waar
achtige bekeringEr worden dan ontdek
kingen in de Schrift gedaan, waar de
„trekkers" nooit aan toekomen. Als we
gelezen hebben, wat wijlen dominee J.
van Andel eens schreef, dat de tekst naaf
de kansel moet drijven, dan ben je blij,
dat het weer Zondag is, om de vondst
aan de gemeente mee te delen. Dan krijg
je preken over Schriftgedeelten, waar
anderen in gedachten nog niet eens bij
stilstaan. Als dan het beroepingswerk zo'n
beetje stil ligt, dan komen andere en be-
tere vraagstukken aan de orde. Niethoe
veel heeft „hij" er gehad? maar.welke
genade Gods werkt daar bij jou in de ge
meente? Dat „peil" je pas na jaren. Daar
om kan een tijd van langer werken in een
bepaalde gemeente geestelijk net zo goed
winst betekenen, dan reden zijn tot droef
geklag.
En in sommige gevallen zal vertrek ge
wenst zijn. Dat zijn menigmaal de geval
len, waar niemand raad voor weet. Of
het gebed voor elkaar En het aannemen
van elkaar, zoals wij zijn?
U hebt in „peper en zout" wel gelezen
van Kareltje, die het de vertrekkende do
minee verklapte, dat hij „maar één talent"
had. Zó oordeelde tenminste zijn vader.
Zijn er zo? Natuurlijk. Zoals er huisva
ders, huismoeders zijn, paedagogen, vak
lieden, enz., met maar één talentZo ook
dominees. Wat dan te doen?
Kijk, als ze zelf in de eerste tijd tot die
ontdekking komen, zullen zij zich ernstig
afvragen: wat moet ik doen? Wie dan
toch van heler harte graag in het ambt
blijft, die wordt van God gezegd: maak
van dat éne talent, wat er van te maken
isBidden en studeren. Door zulke
dienstknechten kan God grote dingen
doen. Het is zelfs mogelijk, dat een zekere
miskenning in later tijd omslaat in een
bepaalde waardering. De oplossing ligt
niet altijd „in het beroep naar elders".
Als maar de verhouding tot de „Zender"
verdiept wordt, dan worden de onderlinge
verhoudingen ook beter. Je kunt beter
naar elkaar toewerken dan dat je van el
kaar wordt „weggewerkt". In deze rich
ting zou ik de oplossing willen zoeken.
C. St.
Hoe ik er toe kwam.
Die laster omtrent Maria, zo eindigde
ik de laatste maal, duurt voort tot op van
daag.
Afgezien van de loochening van de
maagdelijke geboorte door tal van fat
soenlijke theologen, zoals van der Leeuw,
die menen, dat de „tegenstrijdige Schrift-
berichten" zelf hen daartoe recht geven
(merkwaardigerwijze Karl Barth niet),
is er tot op heden, met name onder Jood
en nationaal-socialist 'n al of niet door
duidelijke haat tegen Jezus, 'n smet ge
worpen op zijn moeder.
Zo lees ik bij één der voorlopers van
de Duitse nazi's: „De waarschijnlijkheid,
dat Christus geen Jood was, dat hij geen
droppel echt Joods bloed in de aderen
had, is zo groot, dat zij haast met zeker
heid gelijk staat. Tot welk ras behoorde
hij? Daarop kan men in 't geheel geen
antwoord geven".„Slechts één bewe
ring kunnen wij dus op gezonde histori
sche grondslag opstellen: in heel dat we
relddeel bestond slechts één enig zuiver
ras, een ras, dat door pijnlijke voorschrif
ten zich tegen iedere vermenging met an
dere volksstammen beschermde de
joodse; dat Jezus Christus daartoe niet
behoorde, kan als zeker worden be
schouwd." 2) De Jezus, die overhoop lag
met „de Joden", moest Ariër zijn.
Dit is dan het oordeel van de verduitse
Engelsman Houston Stewart Chamber
lain, die welwillend stond tegenover 'n
vergermaniseerde Christus van eigen ma
kelij „niet de voltooiing van de joodse
religie, doch haar ontkenning". 3)
Ook Ernest Renan verklaarde in zijn
Vie de Jésus, dat het onmogelijk is „uit
te maken welk bloed vloeide in de aderen
van hem die het meest heeft bijgedragen
om in de mensheid de bloedverschillen uit
te wissen". 4)
Bij Renan was dit zeker geen bewuste
haat, maar zijn quasi-wetenschappenlijk
inzicht in de „legende" omtrent Jezus'
geboorte uit „de bevolking van Galilea
die sterk vermengd" was met niet-Joden,
zoals Femiciërs, Syriërs, Arabieren en
zelfs Grieken". 4)
Maar -de onverbloemde haat, de vuige
laster sprak het giftigst uit de Joodse
Talmud. Nu eens wordt Jezus aangeduid