Met begin Qalluna Bij de Jaarwisseling MEDITATIE ZEEUWSE KERKBODE dertiende jaargang- no. 2/ Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland v rij dag 3 janlari 19?,s Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. DrukkersLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Abonnementsprijs3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 12 cent per mm. Het jaar 1958 is zijn loop al begonnen, wanneer onze Kerkbode uitkomt. Wij ho pen, dat ook dit jaar onzes Heren al len moge brengen die kracht, waarmee U kunt voortgaan in de omstandigheden, zoals ze voor U zijn. Balans opmaken aan het begin van 't jaar is een omvangrijke bezigheid. In kerkelijke en geestelijke zin is het zelfs een beetje hachelijke onderneming. Het gaat daarbij ook om de „kijk", die iemand op de dingen heeft, zodat het oordeel al tijd een persoonlijke kant heeft. Wat het kerkelijk leven betreft, vinden wij wel toestanden, die jaar en dag zich zelf gelijk blijven, en 1957 bracht daarin geen verandering. Wij bedoelen op dit ogenblik enerzijds de roepbreng ze van de gereformeerde gezindte toch dichter bij elkaar, terwijl anderzijds elke aparte kring van die gezindte eigen wegen gaat en blijft volgen. De geref. kerken nemen daarbij dan de meest vooruitstrevende houding aan, blijken toch wel open te staan voor het leven, waar andere geref. kerken of gemeenten in culturele zin in een zekere opgeslotenheid haar kracht zoeken en bijgevolg vrij negatief reage ren. Vooral radio en televisie moesten het daarbij ontgelden. Plet merkwaardige is, dat zulk een ne gatieve houding natuurlijk geen enkele vrucht draagt. Noch naar buiten, noch naar binnen. Men kan het geestelijk le ven niet tot bloei brengen, wanneer men toont, geen begrip te hebben voor de tijd, waarin God ons doet leven. In later jaren komt men dan in de regel terug op som mige besluiten, waardoor vroeger een mode, of zoiets, werd afgewezen. Het wordt op die manier nooit leiding geven, maar na véél tijdtoegeven. D.w.z., men loopt dan toch achter de dingen aan, maar werkt niet tot vernieuwing. Met de beste wil kon men het afgelo pen jaar nergens constateren, dat de Ker ken van de geref. gezindte sterk naar el kaar verlangen. Daar worden nog wel eens heel enkele vergaderingen gehouden, waarin men elkaar onder de indruk zoekt te brengen van de onmacht, om elkaar te benaderen. Wat zal het een opleving brengen, als er eens één spreker op springt, die het openlijk durft belijden: geen onmachtmaar onwilDat kan verhelderend werken, of leiden tot het springen van komité's! Voor Gods aan gezicht zal men eens zóver moeten komen. Men moet elkander willen aannemen, niet als die op alle punten hetzelfde den ken, maar die in het éne- middelpunt: Christus, in elkanders belijdenis vertrou wen hebben. En dan zal ieder wijs en verstandig mens moeten leren begrijpen, dat wij elkaar in nuanceringen en prak tische levenswandel moeten leren verdra gen. Dat deze „grote" dingen in de geref. gezindte een grote plaats hadden in 1957, zou ik niet durven zeggen. Er waren wel héél „kleine" dingen, waarom men op een ander kerkpaadje ging lopen. Inder daad moet de Kerk steeds aan het refor meren blijven. Schuldbelijdenis en boetedoening, of voorbereiding voor de aanstaande heer lijkheid, ziedaar een onderwerp, waar over in de pers geschreven werd in ver band met de eredienst van de Kerk. Na enkele jaren van bestudering van dit on derwerp waagde ik het, hierover een boekje uit te geven: om te vieren Het boekje is vrijwel door heel onze pers met instemming begroet, waaruit ik mag afleiden, dat men de hoofdgedachte niet verwerpt: God is elke zondag samen met Zijn volk, om het te herinneren aan de verkregen verzoening uit genade, en om het voor te bereiden op het feest der heer lijkheid. Het is juist deze gedachte, die zal inspireren tot een opwekkende predi king, maar ook tot een wandel, zoals een feestgenoot past. Zodat ik maar zeggen wilmen moet geen tegenstellingen zoe ken, waar ze beslist niet liggen, maar men moet blij zijn, wanneer de eredienst al meer in de belangstelling komt te staan. Er is nog veel land te ontginnen hier. Daarom zijn wij dankbaar, dat onze generale synode ook de liturgische vraag stukken breed wil bezien. Wel is het mo gelijk, dat men, wat de formulieren be treft, een resultaat zal krijgen, dat straks weinigen bevredigt. En dat zou jammer zijn. Ja, die generale synode. Het is wel eens leuk, hier en daar in de pers er over te lezen. Vooral artikelen van de hand van hen, die er nimmer wa ren, misschien er wél eens hadden zvillen zijnWat zien zulke scribenten de gebreken scherp. Te lange vergaderingen, te veel „afgaanden" onder de mannen als afgevaardigden, te zwaar geboom, te wei nig sprankelende dingen. Insiders weten het: generale synoden kenmerken zich vaak genoeg door gezel lige humor, en zeer eerlijke en open ge- dachtenwisseling. Het belang der Kerken, maar dan over het gehele land, wordt daar inderdaad gediend. Daarbij gaat het er ook om, gevoeligheid te ontzienIn tussen heeft men, voor zending en evan gelisatie, belangrijke besluiten genomen. De school voor maatschappelijk werk be gon en voorjaar 1958 hoopt men nog op voorname dingen terug te komen. Het ontwerp Kerkorde is er ook nog niet. Wat ook te verwachten was. Zulke ingrijpende zaken gaan niet zo vlug. En, opgelegd wordt er niets. Wie nuchter uit zijn ogen ziet, die heeft dat sinds lang geconstateerd. Wel is het gelukkig, dat door gezamenlijk optreden der Kerken belangrijk werk gebeurt, dat voor de plaatselijke kerk zonder meer niet zou gaan. Dit geldt evengoed de emeritaatsrege- ling als het maatschappelijk werk. Het is te hopen, dat de synode op rustige wijze dit jaar haar werk mag besluiten. Dan blijft de praktische vraag: winnen wij véél met om de 2 jaar te vergaderen? Eerst 1958 zal ons hierop een antwoord brengen. Met het oog op de praktische bekwa ming tot het ambt zoekt men voor de a.s. theologen naar een soort „praktikum". Hierover te praten zal altijd gemakkelij ker blijken, dan tot een vruchtbare uit voering in het leven te komen. In ieder geval bleek de begeerte om het beste voor onze kerken te zoeken. Wat het beroepingswerk betreft, schijnt de tijd wel voorbij, dat het aantal beroe pen onbeperkt wordt uitgebracht. Als re gel heeft een kandidaat een getal beroe pen, dat wel te overzien is, en waaruit de keuze wel gemaakt kan worden. Ik ge loof, dat Kerken, die een predikant moe ten zoeken, het moeilijker hebben. De „vertrouwensmannen" moeten meer wor den ingeschakeld. Straks, als het nieuwe stedenplan vaster vormen gaat aannemen, wordt het nog moeilijker. De Kerk zal, bij de uitvoering van de grote wereldwer ken, waaronder ook het Deltaplan, niet toekünnen met: ,,'t is altijd zo geweest", 't Zal anders gaan dan in onze jeugd. Op deze tijden, van geforceerde ont wikkeling, moeten wij elkaar voorberei den. Daarbij zullen wij elkaar ook meer nodig hebben dan voorheen. Zodat de ge meente, de jeugd, moet worden geleid en gevormd, om onder heel andere verhou dingen straks elkaar te dienen. Wat zou het heerlijk zijn, als in de geref. gezindte een waarachtig verlangen ontwaakte, om hiervoor paraat te zijn, en óók met het oog daarop elkaar „aan te nemen". Een kleine stimulans voor referaten in deze richting. In getal neemt het geref. leven wel toe, maar toch niet zo opvallend. Hier mag verwacht worden„trouw", met name bij de jeugd, die toch wel weinig diepgang toont, wanneer zij bij kennismaking met anderen, gemakkelijk aan verhuizen den ken. Om een maatstaf aan te leggen, ten einde de kracht van het geestelijk leven EVA. En de mens noemde zijn vrouw Eva, omdat zij de moeder van alle levenden is geworden. Gen. 8: 20. 'k Lees net in de krant van een man, die kans heeft gezien om ter gelegenheid van een huwelijk zijn geboortejaar te veranderen van 1892 in 1912. 't Is werkelijk een „prestatie" om je zo 20 jaar jonger te kunnen voordoen. Dat zal iedereen niet lukken. Bij hem lukte het drie jaar lang.tot hij tegen de lamp liep. 'k Weet niet of u eigenlijk niet heimelijk bij uzelf denkt: „ik zou ook wel 10 of 20 jaar jonger willen zijn", vooral wanneer de tekenen van de „vergrijzing" beginnen te komen. De stukadoors- en verf- winkel kan er misschien nog maximaal tien jaar „af" doen, maar het nare isop een gegeven ogenblik loop je toch tegen de lamp. De wer kelijkheid laat zich niet ontkennen en je zult tenslotte je leeftijd moeten aanvaarden precies zoals die op het geboortebewijs stond. Dat geldt ook voor de jaarswisseling 19571958. 't Heeft geen zin om te gaan dromen van een wereld-uit-het-verleden toen alles nog pais- en-vrê scheen. We zullen als christen door de wereld van nu moeten. En dan: met opgeheven hoofd! En nu valt mijn oog op een woord uit het begin van de wereld geschiedenis „de mens noemde zijn vrouw „Eva", omdat zij de moeder van alle levenden is geworden". Ze had al een naamManninne, de naam haar gegeven vóór de zondeval. Nu komt er na de val nog een naam bijEva. Dat woord „Eva" staat in verband met „leven". Is Adam nu aangegrepen door menselijke hoogmoed, die tegen de vloek van God in gaat werken? „Ten dage dat-gij daarvan eet zult gij voorzeker sterven." Hoe kan Eva nu nog moeder worden? Deze naamgeving „Eva" is volstrekt onbegrijpelijk als we ze los zouden zien van de „moederbelofte" van de strijd tussen Vrouwenzaad en slangenzaad. Die naamgeving „Eva" spreekt niet van hoogmoed, maar van aanvaarding van Gods genade. De mens en de mensheid mogen nog verder leven. Ter wille van Hem, die „HET Leven" is. Eva wordt straks in Maria tot de moeder van dezen Levende, den Christus. Opdat wij, gelovende, het leven hebben in Zijn Naam Nu zijn we nog aan de vergankelijkheid onderworpen. En op de grens van 1957/58 hebben we de klok niet kunnen terugzetten en we mógen het niet doen. We mogen blijmoedig naar de toekomst zien als we deel hebben aan den Levende in Zijn genade. „Wij dan hebben altijd goede moed." Want het gaat ook nu om de voltooiing van Gods Koninkrijk. Daarom mag vandaag Manninne ook Eva zijn en Eva Manninne. Elkander aanvaardend met de juiste leeftijd van het geboortebewijs en dankbaar ervarend, dat God alle ding schoon gemaakt heeft op Zijn tijdde jeugd, de verloving, het huwelijk, het opbloeiend gezin, het samen ouder worden. Ook in 1958 mag het leven verder gaan onder de bescherming van onzen trouwen God en Vader. De naam „Eva" zegt ook nu: dat leven mag verder gaan door de barmhartigheid van onzen God. Het ene geslacht gaat en het andere geslacht komt. Maar het Woord van onzen God bestaat in eeuwigheid A. E. der Kerk te ontdekken, acht ik mij niet bevoegd. Met belangstelling blijven wij wachten, wat het rapport van deputaten hierover eenmaal zal brengen. Intussen geeft God weer een jaar tot werken en bidden. Wie het één of het ander verwaarloosde, zoeke naar herstel van het verstoorde evenwicht. God vraagt beide, en belooft in die weg vrucht. Het jaar wordt goed, wanneer wij hier de wil des Heren zullen doen. We noemden zo maar enkele dingen. Uit het buitenland niets. God gedenke de Kerk in Indonesië in haar zorgen, en onze landgenoten bij 't grievend onrecht, hen aangedaan. Wij zullen mede hierdoor in dit jaar wel tot bepaalde aktiviteiten moeten komen. Een gewillig volk, op de dag van des Konings heirkrachtDan ook een goed 1958! C. St. Hoe ik er toe kwam. Onder de dingen, waarvoor ik de Here extra dankbaar ben, behoort ook dit: dat iedere kersttijd opnieuw drong mij in te denken wat dat meisje uit Nazareth kon hebben geweten, begrepen, verwerkt van het overrompeld gebeuren eerst daar in Nazareth, toen bij Elizabeth en na negen maanden stilaan groeiende verwachting het baren van Gods eigen Zoon in 'n nau welijks gegunde stinkende stal, waar niet Jozef, geen helpende vroedvrouw, maar het uitgeputte moedertje zelf haar eerst geborene moest wikkelen in doeken zij zelf Wat is er allemaal in haar omgegaan bij het zogen, het baden, het spelen van haar Kind, nog veel meer Gods Kind? Was ik géén dienaar des Woords ge worden, ik zou mij wellicht evenmin als zovele andere protestanten nooit in haar persoon, in haar karakter en zielsleven hebben verdiept. Nu moest, mócht ik het. Bij de voorbereiding voor mijn aller eerste Kerstpreek in Ridderkerk las ik in één van mijn commentaren, dat Maria naar Romeinse opvatting als 'n res, 'n zaak beschouwd, helemaal niet mee had behoeven te gaan naar Bethlehem, waar zij bovendien niet thuis was. Voor de inschrijving gold alleen de man, Jozef, die stellig als timmerman metselaar tot het gilde der huizenbouwers te Bethlehem behoorde, waar althans in de 19de eeuw nog „de bouwmeesters, met selaars en steenhouwers voor het meeren- deel wonen" en „ook nu nog in andere plaatsen werk gaan zoeken, als hun eigen stad het niet oplevert". Maar waarom aanvaardde Maria dan toch, ondanks haar zwangerschap, de be zwaarlijke reis van tenminste zes dagen lopen, heen en terug? Toen stuitte ik op 'n mij onbekende, andere tekstlezing van Luk. 2:5, waar de gangbare woorden: „Maria, zijn on dertrouwde vrouw, welke zwanger was", luidden„omdat zij bevrucht was". En opeens begreep ik, zag ik het voor ogenhet hals over kop getrouwde meis-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1958 | | pagina 1