VARIA Het licht der wereld „Kleine Vossen" GAPINGE HOE ZIT DAT TOCH DAAR IN INDONESIË er o zoveel, om voor te danken en zouden wij dan dit alles niet onze hemelse Vader bekend maken Maar laten wij niet vergeten, dat dit voor een predikant vaak wel een heel zware taak worden kan. Ik zei zoëven wij kunnen ook niet heel de dag bidden. Hij heeft ook z'n eigen gezinsleven, 's avonds wachten hem misschien nog enige uren catechisatie en als hij dan overdag een reeks bezoeken doet, dan is het niet zeldzaam, als er dagen zijn, dat hij zeker wel 20 a 25 keer bidden moet. Natuurlijk is het eis, dat hij zelf kent de verborgen omgang met zijn God, maar ook dan nog kan dit alles hem zó ver moeien, dat hij er zichzelf op betrapt, dal hij alleen maar woorden sprak, dat z'n bidden routinewerk werd. Het is niet m'n bedoeling, clementie in te roepen, want bizonder het z.g. pasto rale werk heeft wel de volle liefde van m'n hart, maar toch zou ik willen vragen laat de gemeente met deze dingen reke ning houden. Laat men het een dominee niet aanstonds euvel duiden, als hij ook wel eens heengaat, zonder gebeden te heb ben. Als het bezoek zowat het midden houdt tussen een vriendschaps- en pasto raal bezoek, kan het gebed ook wel eens achterwege blijven. Ik denk ook aan het gebed in de ker- keraadskainer vóór en na de dienst. Laat de ouderling van dienst er rekening mee houden, dat dit toch vooral een kort ge bed moet zijn. De gewoonte is historisch gegroeid. De behoefte er aan kwam op in tijden, dat men onder vervolging te lijden had. En het spreekt wel vanzelf, dat men onder zulke omstandigheden behoefte gevoelde, de Here te vragen, of Hij het zó wilde maken, dat alles in goede orde verlopen mocht en men vrij en ongehinderd in Gods huis mocht samen zijn. Onder die vervolging hebben wij mo menteel niet te lijden. D.w.z. niet onder uiterlijk geweld. Wij hoeven geen zij- Advent en kinderspel. Het is opvallend hoe in de Bijbel de teleurstellende reactie op de boodschap van het heil breed weergegeven wordt. Er is geen sprake van een optimistische vaart van het koninkrijk door de wereld der mensen, zo in de geest van een alge mene instemming een luide toejuiching feestelijke versieringen, kerstwijdingen en zingende mensen rondom de Messias. Uit propagandistisch oogpunt zou een dergelijke hooggestemde Bijbel misschien wel aantrekkelijk zijn voor de latere tijd, we moeten het echter doen met de Bijbel zoals deze voor ons ligt. Dit realisme van de Bijbel komt scherp naar voren in Mattheüs 11, wanneer de Here Jezus een scherpe analyse geeft van de mentaliteit van Zijn tijdgenoten. Vooraf heeft Hij gesproken over de betekenis van Johannes de Doper, als he raut van de Koning, als wegbereider van de Messias. We horen als het ware duidelijk de roepstemmen: „het Koninkrijk is nabij", „het Koninkrijk is gekomen". Nadat de Heiland deze prediking van het Koninkrijk in herinnering heeft ge roepen, gaat Hij spreken over de reactie der mensen. Er klinkt diepe bewogenheid in door, wanneer de Here Jezus als het ware zoekt naar een beeld. Het is voor Hem moeilijk een zuivere kenschets te geven van de gedachten en de geest van zijn volk. „Waarmee zal ik dit geslacht vergelij ken, aan wie is het gelijk?" De Heiland wil zijn hoorders door deze vraag laten gevoelen dat het voor Hem pijnlijk en diep teleurstellend is deze vraag te moeten stellen. En dan komt de vergelijking: Dit geslacht gedraagt zich als kinderen op de markt, die aan het spelen zijn. Kinderen doen graag spelletjes, die een nabootsing zijn van het leven der grote mensen. Het beeld dat de Here Jezus oproept is van zulke spelende kinderen. Er zijn kinderen die bruiloftje willen spelen. Enkelen hebben reeds naar de fluit ge grepen en gaan er lustig op los pijpen een vrolijk danslied. Maar, wat een teleurstelling, zij kun nen de anderen niet meekrijgen. De kin deren reageren niet op de vrolijke tonen, ze blijven apathisch aan de kant zitten en doen niet mee. Dan wordt er voorgesteld begrafenisje te spelenDroef klinken de klaagzangen, maar ook nu blijft de passende reactie achterwege. Niemand van de kinderen schaart zich achter de zangers om hui lend mee te doen aan dit droeve spel. Over en weer klinken de verwijten „Wij hebben op de fluit gespeeld en „jullie wilden niet dansen, klaagliederen „hebben we gezongen, maar niemand van „jullie deed mee aan ons spel". De Heiland heeft hier een beeld opge roepen, dat de toehoorders wel begrepen zullen hebben. paadjes te gaan, om de kerk te bereiken. Wij vrezen geen gewapende overval. Maar wel staat de grote vijand klaar, om het ons moeilijk te maken. De duivel is de meest trouwe kerkganger. Reken er maar op, dat hij geen dienst overslaat. Niet, om er het Woord des levens te ho ren, maar om, zo mogelijk, te verhinde ren. dat anderen het horen. En wij mogen de Here wel ootmoedig smeken, dat Hij maakt, dat de boze ons geen hinder doet. Dat hij ons de zegen van het Woord niet rooft. Dat hij het gebedsleven niet verstoort. Dat hij de vriendelijke, vertrouwelijke omgang met onze God niet in de war stuurt. En daarbijde dominee staat voor een geweldige taak. Het is geen kleinigheid, gezant te zijn van de allerhoogste Koning. Nog weinige ogenblikken en hij wordt geroepen, om de goddelijke boodschap te brengen en om in priesterlijke voorbede het gebed der gemeente op te dragen als voor Gods troon. Persoonlijk zou ik het gebed in de ker- keraadskamer dan ook niet graag willen missen. Wat heeft het me al heel dikwijls kracht gegeven in m'n zwakheid. Maar laat het- dan vooral een kort ge bed zijn. Laat het niet vooruit willen grij pen op de dienst der gebeden, die zo aan stonds een aanvang zal nemen in Gods huis en waartoe de predikant zelf zich biddend heeft voorbereid. De ouderling van dienst moet hier in wijsheid en een voud zijn plaats en zijn taak zien. Wat ook geldt voor het gebed na de diensten. Er zijn kerken, waar dit gebed wordt nagelaten. »In de overweging: wij zijn nu in Gods huis bijeen geweest, de dienaar des Woords heeft in gebed en dankzegging alles voor de Here gebracht, aan het eind heeft hijzelf reeds in de dienst gedankt voor alles, wat wij moch ten ontvangen, dat wij onze God weer ontmoeten mochten in zijn huis, dat Hij het alles zo wel heeft gemaakt, alles vaak nog samengevat in het gebed, dat Jezus Iedere volwassene heeft nog herinne ringen aan zijn jeugd. Het is geen plezierig kinderbeeld. Het zijn vervelende kinderen. De eigenzinnigheid ligt er duimen dik op. De toepassing, die de Here Jezus maakt, betrekt zich op de reactie van de mensen op Johannes de Doper en op Hemzelf. Geen ogenblik hebben de mensen ge probeerd te verstaan de stem van het na derende koninkrijk, toen ze Johannes hoorden in zijn prediking van boete en bekering. Zij hadden zo hun eigen mening op godsdienstig gebied en vonden Johannes een sombere begrafenisbedienaar. Hun commentaar was kort en bondig: „Hij heeft een boze geest". In onze taal overgezet: „Die man is gek". Precies zo ging het met de reactie op het optreden van de Iiere Jezus. De Heiland kwam en verspreidde ron dom zich de vreugde van het herstelde leven. Hij vierde niet alleen bruiloften mee, maar zorgde zelfs voor de ontbre kende wijn. Hij zat aan bij Farizeeën en tollenaars en liet zich het eten goed sma ken. Voor openbare zondaren had Hij een goed woord en Hij geneerde zich voor geen enkel gezelschap. Wat was het commentaar? „Zie een mens, die een vraat en wij zuiper is, een vriend notabene van tolle naren en zondaren." Duidelijk is hier door de Here Jezus gesteld het conflict tussen het Koninkrijk en de eigenzinnigheid der mensen. Zo zijn de mensen. Ze staren zich blind op hun eigen op vattingen op elk gebied, ook op godsdien stig terrein, let wel: het terrein van God. Ze denken er niet over te.luisteren naar de tonen van boete, bekering, vreugde en vergeving van het koninkrijk Gods. Zij volgen hun eigen weg. Ze kraken Johannes en Jezus af met scherpe aanvallen op de vorm van hun optreden en raken geen ogenblik in hun beoordeling de boodschap van het ko ninkrijk. De eigenlijke weerstand blijkt hier dui delijk. Men pantsert zich tegen de doorbraak van het koninkrijk. Is het in onze tijd beter? Is het groen en de versiering, zijn de etalages en de voorbereidingen voor het Kerstfeest te vergelijken met het dansen op de tonen van de lokkende fluit van het koninkrijk? Of hebben wij ook onze eigenzinnig- heid Het omgeven worden door onze kerst wijdingen en onze religieuze uitingen, zonder ook maar er over te denken zich te bekeren tot Gods Koninkrijk, het ko ninkrijk van boete en vreugde, het ko ninkrijk van dansen rondom de verge ving „De wijsheid", zo zegt de Heiland ver der, „zal intussen toch voor de dag komen en duidelijk gerechtvaardigd worden", bij allen die hun hart hebben opengesteld voor het dwaze Gods. Y. J. T. zelf ons leerde, en nu mogen de broe ders rustig heengaan, zonder nog weer opnieuw in de kerke raadskamer gedankt te hebben. Maar als wij het wèl doen, moet ook dit gebed kort zijn. De dienaar des Woords had een zware taak, in gebed en prediking was elke zenuw gespannen, heel z'n ziel was er bij in aktie. En nu verlangt hij naar rust. Zeker de zwakkeren, maar ook hij, die overigens over een uitnemende physieke en psychische gezondheid beschikken mag. Het kan hem zo hopeloos vermoeien, als hij in het dankgebed nog eens de korte inhoud van z'n beide preken moet aan horen en alles, wat hij zelf net in de dienst in het gebed heeft gebracht, nog eens met andere woorden, soms ook met dezelfde, hoort repeteren. Laat ik eerlijk zijn, slechts een enkele maal heb ik het meegemaakt, dat een lang dankgebed inderdaad tot stichting was. Maar dat was dan ook aan één stuk de lof der aanbidding: „grote God, wij lo ven U". De broeder, die in gebed voor ging, was zó vervuld van de rijkdom en de blijdschap en al het goede van Gods huis, dat heel het gebed eigenlijk één lof zang was. Maar dit zijn uitzonderingen en hoogtepunten. En het is heus niet ver ontrustend, als wij niet elke zondag tot die hoogte raken. K.-B. v. d. L. Straks mogen we het op het kerstfeest weer zingen„het Licht der wereld is reddend verschenen". En dat is waar ook. Jezus Christus is in de wereld gekomen als Redder, als Verlosser. Tot in zijn Naam toe blijkt het, dat Hij de drager is van de bood schap des heils. Niet zo heel lang geleden, woonde ik bij een ingebruikneming van een kerk gebouw. Het is maar een pover dingsig- heidje, een soort spelonk van Adullam, vergeleken bij de indrukwekkende kathe dralen der Roomse kerk. Het lijkt wel zo iets als van een speelgoed-huisje, dat je op Sinterklaas aan je bouwlustige jon getjes cadeau doet, alles miniatuur, hee' lief en gezellig, maar popperig-klein Het hele gevalletje kun je opnemen en in en kele uren op een andere plaats neerpoten. Ja, als je dat vergelijkt met de massie ve, ten hemel oprijzende Godshuizen en men is gewoon om in die statige gebou wen, vol luisterrijke, kostbare versierin gen en prachtige altaren en orgels, een dienst bij te wonen, dan zou ik 't me kun nen begrijpen, dat zulk een kerkbezoeker minstens een glimlach over 't gelaat speelt, wanneer hij de ingebruikneming van zo'n dwerg-kerkje komt bij te wonen. Vlak voor me stonden evenwel de hoogwaardigheidsbekleders, vier in getal, als vertegenwoordigers van de burgerlijke overheid, toen de dienst aanving. Maar toen gleed er wellicht een ver scholen glimlach over mijn wezen, toen ik opmerkte, dat deze edelachtbare heren, gewend aan de statie der pauselijke kerk, daar hulpbehoevend stonden te manoevre- ren met het psalmboek, waar ze wel hun neus in staken, maar waaruit ze geen en kele klank konden opbrengen, laat staan, dat ze er iets van begrepen. Deze stan- dige kerkegangers waren totaal vreemde lingen in Sions tempelzalen, waarin de psalmen Davids lied en lof aan geven. Ik gevoelde me opeens schatrijk met dat psalmboek en vond deze hoogwaar dige heren doodarm, hoe ze ook dachten over het in hun oog armetierig kapelletje. Het schaterte en klaterte uit de mon den van hen, die in de liederenschat van de Koninklijke zanger David thuis zijn, als zoemende bijen tussen de bloemen. Wat een armoede te midden van zo veel weelde en wat een weelde te midden van zoveel armoede Maar, zo dacht ik, er zijn er ook onder ons, die pirikelen naar meer uitwendig kerk-vertoon, 'die hunkeren naar meer liturgische aankleding, bredere omlijsting van de eredienst. Vooral rond Kerstfeest komt deze drift naar uiterlijke opsiering, oppronkerij naar boven Kerstwijdingen, Kerstdi ners, Kerstspelen Och, er is heel veel onschuldig feestvertoon, dat we onze kin deren van heler hart gunnen, maar laat 't nooit zijn ten koste van de Kerst-ernst. 't Zou kunnen gebeuren, dat we bij alle Kerst-heerlijkheden het grote Kerstge schenk in Christus' komst op aarde uit 't oog verloren, en de aangrijpende en alles overtreffende heerlijkheid lieten ver bleken door ons Kerst-kunst-licht. We zouden ons psalmboek wel eens kunnen kwijtraken tussen alle kerkceremoniën, gelijk de roomsen zelfs de gehele bijbel zijn kwijt geraakt tussen alle kerksiera den en kerkceremoniën. Het enige sieraad der kerk blijve de verkondiging van Als ooit de genade Gods en zijn barm hartigheid geschitterd heeft, dan was het wel in Bethlehem. Daar neemt zijn liefde gestalte aan. Het Woord is er vlees ge worden, maar de liefde des Vaders is er ook vlees geworden. Die liefde is tast baar, concreet geworden. Zo, zo lief had God nu zijn wereld, dat Hij zijn eigen Zoon gegeven heeft. Dat heet liefde, o eng'lenstem, mensentong, verheerlijkt Hem. Zal ons kerstfeest zijn tot verheerlij king van de Redder der wereld Er is donkerheid genoeg. Donkerheid in de wereld en donkerheid in ons eigen hart. Ik denk, dat we het kerstfeest wel zullen vieren onder donkere omstandig heden. Maar laat er dan plaats zijn voor het Licht. In Bethlehem was er immers „geen plaats". Wie meent, dat hij zichzelf wel aan de ellende ontworstelen kan, zegt dit in z'n hart de bewoners van Bethlehem na geen plaats. En dan mogen we nog zo mooi zingen van„nu zijt wellekome, Jesu, lieve Heer", in ons hart is Jezus dan niet welkom, maar verwerpen we Hem. Maar dan zal ook het kerstfeest, geen feest zijn. Dan zullen we van de „grote blijdschap", waar de engelen van zongen, wel niet veel merken. En dan zal ook de donkerheid blijven. Want het Licht der wereld is alleen reddend verschenen. Buiten dat Licht is er geen redding. Onze God geve ons, dat dat Licht hel der schijnen mag in de prediking in al onze kerken. Niet het minst ook in de Indonesische kerken op ons zendingster rein. En als de Heilige Geest het geloof werkt, dan zal in eigen hart en in alle donkerheid van de wereld het licht dei- verlossing vrolijk schijnen. K.-B. v. d. L. Christus Jezus en daarvan mag niets af leiden. Daarom was 't me goed in de „spelonk van Adallam", want er bleef niet veel te bewonderen dan bijbel en psalmboek en ik treurde over velen, die onder veel kerk- vertoon het evangelie zijn kwijtgeraakt. Laat de eenvoud en soberheid ons ker kelijk leven behoeden, ook en vooral rond het Kerstevangelie. Uit het oude-Vossenland. Nu, dat kan ik U natuurlijk ook niet precies zeggen. Maar ik wil U nu toch wel erg graag ook eens het een en ander zeggen, wat de kranten en de radio niet of slechts terloops vermelden. Er zijn namelijk nu al heel wat berich ten binnen van in en buiten Java, die ons wijzer maken. Wijzer dan (helaas!) onze christelijke pers doet. Want wat daar op de voorpagina's met grote, opwindende koppen staat, is niet het belangrijkste. Het is erg genoeg, ik weet het. Van die span ning, waarin vele landgenoten leven. Van die moeilijke positie van vele Nederland se bedrijven en ondernemingen. Maar er zijn dingen, die nog veel erger zijn, en die ons als christenen veel meer ter harte moesten gaanWat lees ik wei nig van de nood van het Indonesische volk tengevolge van al dit gebeuren. Van dat volk, dat in z'n over-, overgrote meerder heid part noch deel heeft aan de acties die gevoerd werden. Van dat volk, dat nochtans in veel verschrikkelijker mate er de dupe van wordt dan de Nederlan ders 1 Wat lees ik van de niet weinige gema tigden onder hun leiders, die een uiterst zware strijd voeren om weer tot bezon nenheid en nuchterheid in de politiek te komen Wat merk ik van meeleven met de christen-Indonesiërs, die op hoge plaatsen staan, tot in de regering toe, en die juist omdat ze niet alleen echt Indonesiër, maar ook echt christen willen zijneen onnoemelijk zware verantwoordelijkheid dragen Bidt voor hen Er zijn ook dingen, die veel minder erg zijn dan ze lijken. We moeten een beetje nuchter proberen te zijn. Wat U bijvoor beeld van Djakarta verneemt, geldt daar mee nog niet direct van de rest van Java, laat staan van heel Indonesië. En dat blijkt nu ook duidelijk uit de berichten, die we krijgen. In Djakarta is de span ning groot, getuige ook het feit, dat onze zendingsarbeiders Verkuyl en de Bruin overwegen, hun gezinnen binnenkort naar Holland te zenden. Maar in Djakarta wordt dan ook een strijd uitgevochten, die ver uitgaat boven de anti-Nederland-actie. Daar, in het regeringscentrum, zijn de daarachter liggende tegenstellingen het felst, en worden die ook uitgevochten. Zo is het altijd geweest. Maar omdat die te genstellingen nu gepaard gaan met die actie, wordt het voor de Nederlandse ge zinnen nu precairder dan voorheen. Om maar bij onze zendingsterreinen te blijvenèn van Midden-Java, èn van Soemba, èn van Sumatra èn van Makas sar bereiken ons echter over de hele linie zeer geruststellende berichten. Enkele voorbeelden uit de ontvangen brieven uit Midden-Java Semarang: „Behalve dat er wat huizen beklad zijn, is er in Semarang niets voor gevallen." „De neutrale scholen werden beklad, de christelijke scholen werden ontzien." Banjoemas: „Alles gaat goed, we worden met onderscheiding behan deld." Poerwodadi„Alles gaat gewoon door." Jogja: „Hier is niets te merken. Men is optimistisch gestemd. Van Indo nesische zijde ondervindt men veel harte lijkheid." Heel Midden-Java (let vooral op dit bericht„Ik ontmoette Ds. S." (een onzer vooraanstaande Javaanse pre dikanten, H. S.), „die in twee dagen met een auto alle zendingsposten langs was gereden, teneinde na te gaan, hoe de Ne derlandse zendingsarbeiders het maakten. Hij had overal alles in de gewone en goe de orde aangetroffen. Midden-Java is buitengewoon rustig en gedisciplineerd." En dan wil ik graag nog even zwart op wit zetten, wat U misschien al elders gelezen hebt of uit het radionieuws hebt opgevangenDe „Raad van Kerken in Indonesië" waarbij practisch alle ker ken daar zijn aangesloten heeft aan de Indonesische regering gevraagd, of de Nederlandse zendingsarbeiders mogen doorwerken. Dit is zonder meer goedge vonden En daarna heeft deze Raad die zendingsarbeiders nadrukkelijk verzocht, met hun arbeid gewoon voort te gaan Als U dit nu leest, hoop ik dat U on middellijk deze conclusie trekt„Daar moet ik nu mijn God hartgrondig voor dankenEn misschien moet U nu ook wel meteen Uzelf beschuldigen, dat U wèl voor die 50.000 Nederlanders daar en óók wel voor die paar honderd Neder landse zendingswerkers onder hen hebt gebeden, maar nog niet voor die 3 mil- lioen christen-Indonesiërs (en hun voor gangers!), op wie het in de allereerste plaats aankomt En hoe is het nu in Blora? En met ons eigen zendingsterrein daar? Welnu, wat ik daarvan zeker weet, heb ik uit brieven van de twee naaste Javaanse mede-arbei ders in Blora. Die brieven zijn gedateerd resp. 3 en 4 december. Het merkwaardige van deze brieven is, dat ze in 't geheel niet zinspelen op de recente gebeurtenis sen. Ze spreken, alsof er niets gebeurd is En alsof het vanzelfsprekend is, dat ik eind januari weer goed en wel bij hen teruggekeerd zal zijn Dat laatste zal wel moeilijk kunnen, waar immers alle vergunningen voor Ne derlanders om het land binnen te komen ingetrokken zijn, ook de mijne. Plet lijkt me wel hoogstwaarschijnlijk, dat ik op z'n minst een maandje langer zal moeten wachten, voor ik vertrekken kan. Maar ik ben er niet ongerust over, dat van dit. uit stel afstel zal komen Met name op grond van die verklaring van de Raad van In donesische Kerken, waarover ik hierbo ven schreef. Nog eensbidt U heel bizonder voor die kerken, waaronder met name dan ook onze Javaanse en Chinese zusterkerken in Blora Op hun schouders ligt toch primair de verantwoordelijkheid voor het zendings werk onder hun eigen volk. En wij, wij mogen helpen Dankt God, dat we nog helpen mogen! Bidt God, dat we ook helpen kunnen! 16 december 1957. H. Schut. Br. de Visser opende als voorzitter van de Bouwcommissie de eerste samenkomst in de nieuwe Geref. Kerk. Verklaarbaar, dat de ouderen met weemoed afscheid na men van de plaats, waar 55 jaar lang het rijke Woord Gods gepredikt was. Verrassend was de spontane liefde en offervaardigheid getoond voor nieuw bouw. Nu het zover is dat de afbouw klaar is, en wij als gemeente van Christus het nieu we bedehuis kunnen betrekken, jubelt ons hart voor de zegeningen die God ons schenkt, want de Here heeft dit huis ge bouwd. Br. de Visser droeg namens de Bouw commissie het kerkgebouw over aan de kerkeraad, en gaf de sleutel over. Als eerste daad namens de kerkeraad legde de praeses de handbijbel open op de preekstoel met een woord van dank en blijdschap jegens God, wees op de bestem ming van het kerkgebouw, om het zuiver Evangelie te verkondigen, Sacramenten te bedienen tot ere Gods en tot opbouw van geloof en leven van de gemeente. Plierna werd Ds Spoelstra opgeleid. Ter inleiding bepaalde Ds Spoelstra zijn gehoor bij de circulaire die door de Bouwcom. de gemeente was ingezonden. Het ideële accent van deze circulaire lag benadrukt in het gestelde criterium, dat het ging om de bouw van Gods huis. Aan de hand van zijn tekst wees hij de ge meente van Gapinge op het nodige voort durende contact met God. Dit nieuwe bedehuis zij als een woonstede Gods voor de gemeente van Gapinge, waar prediking

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1957 | | pagina 2