VARIA
Het licht der wereld
„Kleine Vossen"
GAPINGE
HOE ZIT DAT TOCH
DAAR IN INDONESIË
er o zoveel, om voor te danken en zouden
wij dan dit alles niet onze hemelse Vader
bekend maken
Maar laten wij niet vergeten, dat dit
voor een predikant vaak wel een heel
zware taak worden kan. Ik zei zoëven
wij kunnen ook niet heel de dag bidden.
Hij heeft ook z'n eigen gezinsleven,
's avonds wachten hem misschien nog
enige uren catechisatie en als hij dan
overdag een reeks bezoeken doet, dan is
het niet zeldzaam, als er dagen zijn, dat
hij zeker wel 20 a 25 keer bidden moet.
Natuurlijk is het eis, dat hij zelf kent
de verborgen omgang met zijn God, maar
ook dan nog kan dit alles hem zó ver
moeien, dat hij er zichzelf op betrapt, dal
hij alleen maar woorden sprak, dat z'n
bidden routinewerk werd.
Het is niet m'n bedoeling, clementie in
te roepen, want bizonder het z.g. pasto
rale werk heeft wel de volle liefde van
m'n hart, maar toch zou ik willen vragen
laat de gemeente met deze dingen reke
ning houden. Laat men het een dominee
niet aanstonds euvel duiden, als hij ook
wel eens heengaat, zonder gebeden te heb
ben. Als het bezoek zowat het midden
houdt tussen een vriendschaps- en pasto
raal bezoek, kan het gebed ook wel eens
achterwege blijven.
Ik denk ook aan het gebed in de ker-
keraadskainer vóór en na de dienst. Laat
de ouderling van dienst er rekening mee
houden, dat dit toch vooral een kort ge
bed moet zijn.
De gewoonte is historisch gegroeid. De
behoefte er aan kwam op in tijden, dat
men onder vervolging te lijden had. En
het spreekt wel vanzelf, dat men onder
zulke omstandigheden behoefte gevoelde,
de Here te vragen, of Hij het zó wilde
maken, dat alles in goede orde verlopen
mocht en men vrij en ongehinderd in
Gods huis mocht samen zijn.
Onder die vervolging hebben wij mo
menteel niet te lijden. D.w.z. niet onder
uiterlijk geweld. Wij hoeven geen zij-
Advent en kinderspel.
Het is opvallend hoe in de Bijbel de
teleurstellende reactie op de boodschap
van het heil breed weergegeven wordt.
Er is geen sprake van een optimistische
vaart van het koninkrijk door de wereld
der mensen, zo in de geest van een alge
mene instemming een luide toejuiching
feestelijke versieringen, kerstwijdingen
en zingende mensen rondom de Messias.
Uit propagandistisch oogpunt zou een
dergelijke hooggestemde Bijbel misschien
wel aantrekkelijk zijn voor de latere tijd,
we moeten het echter doen met de Bijbel
zoals deze voor ons ligt.
Dit realisme van de Bijbel komt scherp
naar voren in Mattheüs 11, wanneer de
Here Jezus een scherpe analyse geeft van
de mentaliteit van Zijn tijdgenoten.
Vooraf heeft Hij gesproken over de
betekenis van Johannes de Doper, als he
raut van de Koning, als wegbereider van
de Messias.
We horen als het ware duidelijk de
roepstemmen: „het Koninkrijk is nabij",
„het Koninkrijk is gekomen".
Nadat de Heiland deze prediking van
het Koninkrijk in herinnering heeft ge
roepen, gaat Hij spreken over de reactie
der mensen.
Er klinkt diepe bewogenheid in door,
wanneer de Here Jezus als het ware zoekt
naar een beeld.
Het is voor Hem moeilijk een zuivere
kenschets te geven van de gedachten en
de geest van zijn volk.
„Waarmee zal ik dit geslacht vergelij
ken, aan wie is het gelijk?"
De Heiland wil zijn hoorders door
deze vraag laten gevoelen dat het voor
Hem pijnlijk en diep teleurstellend is deze
vraag te moeten stellen.
En dan komt de vergelijking:
Dit geslacht gedraagt zich als kinderen
op de markt, die aan het spelen zijn.
Kinderen doen graag spelletjes, die een
nabootsing zijn van het leven der grote
mensen.
Het beeld dat de Here Jezus oproept
is van zulke spelende kinderen.
Er zijn kinderen die bruiloftje willen
spelen.
Enkelen hebben reeds naar de fluit ge
grepen en gaan er lustig op los pijpen
een vrolijk danslied.
Maar, wat een teleurstelling, zij kun
nen de anderen niet meekrijgen. De kin
deren reageren niet op de vrolijke tonen,
ze blijven apathisch aan de kant zitten en
doen niet mee.
Dan wordt er voorgesteld begrafenisje
te spelenDroef klinken de klaagzangen,
maar ook nu blijft de passende reactie
achterwege. Niemand van de kinderen
schaart zich achter de zangers om hui
lend mee te doen aan dit droeve spel.
Over en weer klinken de verwijten
„Wij hebben op de fluit gespeeld en
„jullie wilden niet dansen, klaagliederen
„hebben we gezongen, maar niemand van
„jullie deed mee aan ons spel".
De Heiland heeft hier een beeld opge
roepen, dat de toehoorders wel begrepen
zullen hebben.
paadjes te gaan, om de kerk te bereiken.
Wij vrezen geen gewapende overval.
Maar wel staat de grote vijand klaar, om
het ons moeilijk te maken. De duivel is
de meest trouwe kerkganger. Reken er
maar op, dat hij geen dienst overslaat.
Niet, om er het Woord des levens te ho
ren, maar om, zo mogelijk, te verhinde
ren. dat anderen het horen.
En wij mogen de Here wel ootmoedig
smeken, dat Hij maakt, dat de boze ons
geen hinder doet. Dat hij ons de zegen
van het Woord niet rooft. Dat hij het
gebedsleven niet verstoort. Dat hij de
vriendelijke, vertrouwelijke omgang met
onze God niet in de war stuurt.
En daarbijde dominee staat voor een
geweldige taak. Het is geen kleinigheid,
gezant te zijn van de allerhoogste Koning.
Nog weinige ogenblikken en hij wordt
geroepen, om de goddelijke boodschap te
brengen en om in priesterlijke voorbede
het gebed der gemeente op te dragen als
voor Gods troon.
Persoonlijk zou ik het gebed in de ker-
keraadskamer dan ook niet graag willen
missen. Wat heeft het me al heel dikwijls
kracht gegeven in m'n zwakheid.
Maar laat het- dan vooral een kort ge
bed zijn. Laat het niet vooruit willen grij
pen op de dienst der gebeden, die zo aan
stonds een aanvang zal nemen in Gods
huis en waartoe de predikant zelf zich
biddend heeft voorbereid. De ouderling
van dienst moet hier in wijsheid en een
voud zijn plaats en zijn taak zien.
Wat ook geldt voor het gebed na de
diensten. Er zijn kerken, waar dit gebed
wordt nagelaten. »In de overweging: wij
zijn nu in Gods huis bijeen geweest, de
dienaar des Woords heeft in gebed en
dankzegging alles voor de Here gebracht,
aan het eind heeft hijzelf reeds in de
dienst gedankt voor alles, wat wij moch
ten ontvangen, dat wij onze God weer
ontmoeten mochten in zijn huis, dat Hij
het alles zo wel heeft gemaakt, alles vaak
nog samengevat in het gebed, dat Jezus
Iedere volwassene heeft nog herinne
ringen aan zijn jeugd.
Het is geen plezierig kinderbeeld.
Het zijn vervelende kinderen.
De eigenzinnigheid ligt er duimen dik
op.
De toepassing, die de Here Jezus
maakt, betrekt zich op de reactie van de
mensen op Johannes de Doper en op
Hemzelf.
Geen ogenblik hebben de mensen ge
probeerd te verstaan de stem van het na
derende koninkrijk, toen ze Johannes
hoorden in zijn prediking van boete en
bekering.
Zij hadden zo hun eigen mening op
godsdienstig gebied en vonden Johannes
een sombere begrafenisbedienaar.
Hun commentaar was kort en bondig:
„Hij heeft een boze geest".
In onze taal overgezet: „Die man is
gek".
Precies zo ging het met de reactie op
het optreden van de Iiere Jezus.
De Heiland kwam en verspreidde ron
dom zich de vreugde van het herstelde
leven. Hij vierde niet alleen bruiloften
mee, maar zorgde zelfs voor de ontbre
kende wijn. Hij zat aan bij Farizeeën en
tollenaars en liet zich het eten goed sma
ken.
Voor openbare zondaren had Hij een
goed woord en Hij geneerde zich voor
geen enkel gezelschap.
Wat was het commentaar?
„Zie een mens, die een vraat en wij
zuiper is, een vriend notabene van tolle
naren en zondaren."
Duidelijk is hier door de Here Jezus
gesteld het conflict tussen het Koninkrijk
en de eigenzinnigheid der mensen.
Zo zijn de mensen.
Ze staren zich blind op hun eigen op
vattingen op elk gebied, ook op godsdien
stig terrein, let wel: het terrein van God.
Ze denken er niet over te.luisteren naar
de tonen van boete, bekering, vreugde en
vergeving van het koninkrijk Gods.
Zij volgen hun eigen weg.
Ze kraken Johannes en Jezus af met
scherpe aanvallen op de vorm van hun
optreden en raken geen ogenblik in hun
beoordeling de boodschap van het ko
ninkrijk.
De eigenlijke weerstand blijkt hier dui
delijk.
Men pantsert zich tegen de doorbraak
van het koninkrijk.
Is het in onze tijd beter?
Is het groen en de versiering, zijn de
etalages en de voorbereidingen voor het
Kerstfeest te vergelijken met het dansen
op de tonen van de lokkende fluit van
het koninkrijk?
Of hebben wij ook onze eigenzinnig-
heid
Het omgeven worden door onze kerst
wijdingen en onze religieuze uitingen,
zonder ook maar er over te denken zich
te bekeren tot Gods Koninkrijk, het ko
ninkrijk van boete en vreugde, het ko
ninkrijk van dansen rondom de verge
ving
„De wijsheid", zo zegt de Heiland ver
der, „zal intussen toch voor de dag komen
en duidelijk gerechtvaardigd worden", bij
allen die hun hart hebben opengesteld
voor het dwaze Gods. Y. J. T.
zelf ons leerde, en nu mogen de broe
ders rustig heengaan, zonder nog weer
opnieuw in de kerke raadskamer gedankt
te hebben.
Maar als wij het wèl doen, moet ook
dit gebed kort zijn. De dienaar des
Woords had een zware taak, in gebed en
prediking was elke zenuw gespannen,
heel z'n ziel was er bij in aktie. En nu
verlangt hij naar rust.
Zeker de zwakkeren, maar ook hij, die
overigens over een uitnemende physieke
en psychische gezondheid beschikken mag.
Het kan hem zo hopeloos vermoeien, als
hij in het dankgebed nog eens de korte
inhoud van z'n beide preken moet aan
horen en alles, wat hij zelf net in de
dienst in het gebed heeft gebracht, nog
eens met andere woorden, soms ook met
dezelfde, hoort repeteren.
Laat ik eerlijk zijn, slechts een enkele
maal heb ik het meegemaakt, dat een lang
dankgebed inderdaad tot stichting was.
Maar dat was dan ook aan één stuk de
lof der aanbidding: „grote God, wij lo
ven U". De broeder, die in gebed voor
ging, was zó vervuld van de rijkdom en
de blijdschap en al het goede van Gods
huis, dat heel het gebed eigenlijk één lof
zang was.
Maar dit zijn uitzonderingen en
hoogtepunten. En het is heus niet ver
ontrustend, als wij niet elke zondag tot
die hoogte raken.
K.-B. v. d. L.
Straks mogen we het op het kerstfeest
weer zingen„het Licht der wereld is
reddend verschenen".
En dat is waar ook. Jezus Christus is
in de wereld gekomen als Redder, als
Verlosser. Tot in zijn Naam toe blijkt
het, dat Hij de drager is van de bood
schap des heils.
Niet zo heel lang geleden, woonde ik
bij een ingebruikneming van een kerk
gebouw. Het is maar een pover dingsig-
heidje, een soort spelonk van Adullam,
vergeleken bij de indrukwekkende kathe
dralen der Roomse kerk. Het lijkt wel
zo iets als van een speelgoed-huisje, dat
je op Sinterklaas aan je bouwlustige jon
getjes cadeau doet, alles miniatuur, hee'
lief en gezellig, maar popperig-klein Het
hele gevalletje kun je opnemen en in en
kele uren op een andere plaats neerpoten.
Ja, als je dat vergelijkt met de massie
ve, ten hemel oprijzende Godshuizen en
men is gewoon om in die statige gebou
wen, vol luisterrijke, kostbare versierin
gen en prachtige altaren en orgels, een
dienst bij te wonen, dan zou ik 't me kun
nen begrijpen, dat zulk een kerkbezoeker
minstens een glimlach over 't gelaat
speelt, wanneer hij de ingebruikneming
van zo'n dwerg-kerkje komt bij te wonen.
Vlak voor me stonden evenwel de
hoogwaardigheidsbekleders, vier in getal,
als vertegenwoordigers van de burgerlijke
overheid, toen de dienst aanving.
Maar toen gleed er wellicht een ver
scholen glimlach over mijn wezen, toen
ik opmerkte, dat deze edelachtbare heren,
gewend aan de statie der pauselijke kerk,
daar hulpbehoevend stonden te manoevre-
ren met het psalmboek, waar ze wel hun
neus in staken, maar waaruit ze geen en
kele klank konden opbrengen, laat staan,
dat ze er iets van begrepen. Deze stan-
dige kerkegangers waren totaal vreemde
lingen in Sions tempelzalen, waarin de
psalmen Davids lied en lof aan geven.
Ik gevoelde me opeens schatrijk met
dat psalmboek en vond deze hoogwaar
dige heren doodarm, hoe ze ook dachten
over het in hun oog armetierig kapelletje.
Het schaterte en klaterte uit de mon
den van hen, die in de liederenschat van
de Koninklijke zanger David thuis zijn,
als zoemende bijen tussen de bloemen.
Wat een armoede te midden van zo
veel weelde en wat een weelde te midden
van zoveel armoede
Maar, zo dacht ik, er zijn er ook onder
ons, die pirikelen naar meer uitwendig
kerk-vertoon, 'die hunkeren naar meer
liturgische aankleding, bredere omlijsting
van de eredienst.
Vooral rond Kerstfeest komt deze drift
naar uiterlijke opsiering, oppronkerij
naar boven Kerstwijdingen, Kerstdi
ners, Kerstspelen Och, er is heel veel
onschuldig feestvertoon, dat we onze kin
deren van heler hart gunnen, maar laat
't nooit zijn ten koste van de Kerst-ernst.
't Zou kunnen gebeuren, dat we bij alle
Kerst-heerlijkheden het grote Kerstge
schenk in Christus' komst op aarde uit
't oog verloren, en de aangrijpende en
alles overtreffende heerlijkheid lieten ver
bleken door ons Kerst-kunst-licht. We
zouden ons psalmboek wel eens kunnen
kwijtraken tussen alle kerkceremoniën,
gelijk de roomsen zelfs de gehele bijbel
zijn kwijt geraakt tussen alle kerksiera
den en kerkceremoniën. Het enige sieraad
der kerk blijve de verkondiging van
Als ooit de genade Gods en zijn barm
hartigheid geschitterd heeft, dan was het
wel in Bethlehem. Daar neemt zijn liefde
gestalte aan. Het Woord is er vlees ge
worden, maar de liefde des Vaders is er
ook vlees geworden. Die liefde is tast
baar, concreet geworden. Zo, zo lief had
God nu zijn wereld, dat Hij zijn eigen
Zoon gegeven heeft. Dat heet liefde, o
eng'lenstem, mensentong, verheerlijkt
Hem.
Zal ons kerstfeest zijn tot verheerlij
king van de Redder der wereld
Er is donkerheid genoeg. Donkerheid
in de wereld en donkerheid in ons eigen
hart. Ik denk, dat we het kerstfeest wel
zullen vieren onder donkere omstandig
heden.
Maar laat er dan plaats zijn voor het
Licht. In Bethlehem was er immers „geen
plaats".
Wie meent, dat hij zichzelf wel aan de
ellende ontworstelen kan, zegt dit in z'n
hart de bewoners van Bethlehem na
geen plaats. En dan mogen we nog zo
mooi zingen van„nu zijt wellekome,
Jesu, lieve Heer", in ons hart is Jezus
dan niet welkom, maar verwerpen we
Hem.
Maar dan zal ook het kerstfeest, geen
feest zijn. Dan zullen we van de „grote
blijdschap", waar de engelen van zongen,
wel niet veel merken. En dan zal ook
de donkerheid blijven.
Want het Licht der wereld is alleen
reddend verschenen. Buiten dat Licht is
er geen redding.
Onze God geve ons, dat dat Licht hel
der schijnen mag in de prediking in al
onze kerken. Niet het minst ook in de
Indonesische kerken op ons zendingster
rein.
En als de Heilige Geest het geloof
werkt, dan zal in eigen hart en in alle
donkerheid van de wereld het licht dei-
verlossing vrolijk schijnen.
K.-B. v. d. L.
Christus Jezus en daarvan mag niets af
leiden.
Daarom was 't me goed in de „spelonk
van Adallam", want er bleef niet veel te
bewonderen dan bijbel en psalmboek en
ik treurde over velen, die onder veel kerk-
vertoon het evangelie zijn kwijtgeraakt.
Laat de eenvoud en soberheid ons ker
kelijk leven behoeden, ook en vooral rond
het Kerstevangelie.
Uit het oude-Vossenland.
Nu, dat kan ik U natuurlijk ook niet
precies zeggen.
Maar ik wil U nu toch wel erg graag
ook eens het een en ander zeggen, wat
de kranten en de radio niet of slechts
terloops vermelden.
Er zijn namelijk nu al heel wat berich
ten binnen van in en buiten Java, die ons
wijzer maken. Wijzer dan (helaas!) onze
christelijke pers doet. Want wat daar op
de voorpagina's met grote, opwindende
koppen staat, is niet het belangrijkste. Het
is erg genoeg, ik weet het. Van die span
ning, waarin vele landgenoten leven. Van
die moeilijke positie van vele Nederland
se bedrijven en ondernemingen.
Maar er zijn dingen, die nog veel erger
zijn, en die ons als christenen veel meer
ter harte moesten gaanWat lees ik wei
nig van de nood van het Indonesische volk
tengevolge van al dit gebeuren. Van dat
volk, dat in z'n over-, overgrote meerder
heid part noch deel heeft aan de acties
die gevoerd werden. Van dat volk, dat
nochtans in veel verschrikkelijker mate
er de dupe van wordt dan de Nederlan
ders 1
Wat lees ik van de niet weinige gema
tigden onder hun leiders, die een uiterst
zware strijd voeren om weer tot bezon
nenheid en nuchterheid in de politiek te
komen
Wat merk ik van meeleven met de
christen-Indonesiërs, die op hoge plaatsen
staan, tot in de regering toe, en die
juist omdat ze niet alleen echt Indonesiër,
maar ook echt christen willen zijneen
onnoemelijk zware verantwoordelijkheid
dragen Bidt voor hen
Er zijn ook dingen, die veel minder erg
zijn dan ze lijken. We moeten een beetje
nuchter proberen te zijn. Wat U bijvoor
beeld van Djakarta verneemt, geldt daar
mee nog niet direct van de rest van Java,
laat staan van heel Indonesië. En dat
blijkt nu ook duidelijk uit de berichten,
die we krijgen. In Djakarta is de span
ning groot, getuige ook het feit, dat onze
zendingsarbeiders Verkuyl en de Bruin
overwegen, hun gezinnen binnenkort naar
Holland te zenden. Maar in Djakarta
wordt dan ook een strijd uitgevochten, die
ver uitgaat boven de anti-Nederland-actie.
Daar, in het regeringscentrum, zijn de
daarachter liggende tegenstellingen het
felst, en worden die ook uitgevochten. Zo
is het altijd geweest. Maar omdat die te
genstellingen nu gepaard gaan met die
actie, wordt het voor de Nederlandse ge
zinnen nu precairder dan voorheen.
Om maar bij onze zendingsterreinen te
blijvenèn van Midden-Java, èn van
Soemba, èn van Sumatra èn van Makas
sar bereiken ons echter over de hele linie
zeer geruststellende berichten. Enkele
voorbeelden uit de ontvangen brieven uit
Midden-Java
Semarang: „Behalve dat er wat huizen
beklad zijn, is er in Semarang niets voor
gevallen." „De neutrale scholen werden
beklad, de christelijke scholen werden
ontzien." Banjoemas: „Alles gaat goed,
we worden met onderscheiding behan
deld." Poerwodadi„Alles gaat gewoon
door." Jogja: „Hier is niets te merken.
Men is optimistisch gestemd. Van Indo
nesische zijde ondervindt men veel harte
lijkheid." Heel Midden-Java (let vooral
op dit bericht„Ik ontmoette Ds. S."
(een onzer vooraanstaande Javaanse pre
dikanten, H. S.), „die in twee dagen met
een auto alle zendingsposten langs was
gereden, teneinde na te gaan, hoe de Ne
derlandse zendingsarbeiders het maakten.
Hij had overal alles in de gewone en goe
de orde aangetroffen. Midden-Java is
buitengewoon rustig en gedisciplineerd."
En dan wil ik graag nog even zwart
op wit zetten, wat U misschien al elders
gelezen hebt of uit het radionieuws hebt
opgevangenDe „Raad van Kerken in
Indonesië" waarbij practisch alle ker
ken daar zijn aangesloten heeft aan de
Indonesische regering gevraagd, of de
Nederlandse zendingsarbeiders mogen
doorwerken. Dit is zonder meer goedge
vonden En daarna heeft deze Raad die
zendingsarbeiders nadrukkelijk verzocht,
met hun arbeid gewoon voort te gaan
Als U dit nu leest, hoop ik dat U on
middellijk deze conclusie trekt„Daar
moet ik nu mijn God hartgrondig voor
dankenEn misschien moet U nu ook
wel meteen Uzelf beschuldigen, dat U
wèl voor die 50.000 Nederlanders daar
en óók wel voor die paar honderd Neder
landse zendingswerkers onder hen hebt
gebeden, maar nog niet voor die 3 mil-
lioen christen-Indonesiërs (en hun voor
gangers!), op wie het in de allereerste
plaats aankomt
En hoe is het nu in Blora? En met ons
eigen zendingsterrein daar? Welnu, wat
ik daarvan zeker weet, heb ik uit brieven
van de twee naaste Javaanse mede-arbei
ders in Blora. Die brieven zijn gedateerd
resp. 3 en 4 december. Het merkwaardige
van deze brieven is, dat ze in 't geheel
niet zinspelen op de recente gebeurtenis
sen. Ze spreken, alsof er niets gebeurd is
En alsof het vanzelfsprekend is, dat ik
eind januari weer goed en wel bij hen
teruggekeerd zal zijn
Dat laatste zal wel moeilijk kunnen,
waar immers alle vergunningen voor Ne
derlanders om het land binnen te komen
ingetrokken zijn, ook de mijne. Plet lijkt
me wel hoogstwaarschijnlijk, dat ik op
z'n minst een maandje langer zal moeten
wachten, voor ik vertrekken kan. Maar ik
ben er niet ongerust over, dat van dit. uit
stel afstel zal komen Met name op grond
van die verklaring van de Raad van In
donesische Kerken, waarover ik hierbo
ven schreef.
Nog eensbidt U heel bizonder voor
die kerken, waaronder met name dan ook
onze Javaanse en Chinese zusterkerken in
Blora
Op hun schouders ligt toch primair de
verantwoordelijkheid voor het zendings
werk onder hun eigen volk. En wij, wij
mogen helpen
Dankt God, dat we nog helpen mogen!
Bidt God, dat we ook helpen kunnen!
16 december 1957. H. Schut.
Br. de Visser opende als voorzitter van
de Bouwcommissie de eerste samenkomst
in de nieuwe Geref. Kerk. Verklaarbaar,
dat de ouderen met weemoed afscheid na
men van de plaats, waar 55 jaar lang het
rijke Woord Gods gepredikt was.
Verrassend was de spontane liefde en
offervaardigheid getoond voor nieuw
bouw.
Nu het zover is dat de afbouw klaar is,
en wij als gemeente van Christus het nieu
we bedehuis kunnen betrekken, jubelt ons
hart voor de zegeningen die God ons
schenkt, want de Here heeft dit huis ge
bouwd.
Br. de Visser droeg namens de Bouw
commissie het kerkgebouw over aan de
kerkeraad, en gaf de sleutel over. Als
eerste daad namens de kerkeraad legde
de praeses de handbijbel open op de
preekstoel met een woord van dank en
blijdschap jegens God, wees op de bestem
ming van het kerkgebouw, om het zuiver
Evangelie te verkondigen, Sacramenten
te bedienen tot ere Gods en tot opbouw
van geloof en leven van de gemeente.
Plierna werd Ds Spoelstra opgeleid.
Ter inleiding bepaalde Ds Spoelstra
zijn gehoor bij de circulaire die door de
Bouwcom. de gemeente was ingezonden.
Het ideële accent van deze circulaire lag
benadrukt in het gestelde criterium, dat
het ging om de bouw van Gods huis. Aan
de hand van zijn tekst wees hij de ge
meente van Gapinge op het nodige voort
durende contact met God. Dit nieuwe
bedehuis zij als een woonstede Gods voor
de gemeente van Gapinge, waar prediking