DCerstfeest 19S7 WEES GEGROET Qalluna Bidden met verstand pi.KTiEXDE jaarna 55 Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland x r|J"ag 20 dei km eer iw. MEDITATIE ZEEUWSE KERKBODE Berichten en opgaven Predikbeur- Hoofdredacteur: Pr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Abonnementsprijs: ƒ3,per half- ten tot Pinsdagsmorgens te zenden Redacteuren: Ps P. J. Couvée, Ps A. Koning, Ps Y. J. Tiemersma, Prs A. Verschoor. jaar vooruitbetaling) aan de drukkers Littooij Olthoff,Afzonderlijke nummers 12 cent. Spanjaardstraat 47, Middelburg. Prukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Gir.o 42280 Advertentiën 12 cent per mm. Lucas 128. Waar was ze bezig op dat ogenblik? Misschien wel in de keuken. En ze dacht: fijn, straks komt Jozef nog even langs. En dan is er plotseling iemand, die tegen haar zegt: wees gegroet, Maria! Vlak achter haar. Ze schrikt: Jozef? Maar dan ziet ze een gedaante in een wit kleednee, ik ben Gabriël en ik kom u vertellen, dat ge een zoon zult krijgen en ge zult hem Jezus noemen en Hij zal koning worden en de troon van David erven en die tot in der eeuwigheid behouden. En dan Maria, volkomen in de war: ja, maar we zijn nog niet ge trouwd! En toen kwam het grote woord: z'n vader?....: God! Ze heeft nog even gedacht: wat groet die engci mij vriendelijk; wat zou hij daarmee bedoelen? Nou, hoe vaak zeggen wij elkaar niet „goedendag", „bonjour"? Dat doe je nou eenmaal. Maar we weten van elkaar wel, dat we er verder niets mee bedoelen. En.... zou het zó kunnenzó groeten, dat een ander zegtwaar wou je me blij mee maken?? In ieder geval: nee, hé?.zoals die Gabriël dat tegen Maria zei, dan moet je wel een boodschap hebbenDat zou een bood schap van God zelf moeten zijn. Maar zou ook niet graag eens een keer gegroet willen worden als Maria? En dan was u een beetje verwonderd. U begreep het niet goed: daar zit vast wat meer achter. Ach, maar zo krijgt u elke week de groeten. En Gabriël brengt ze over, net zo echt, als hij dat Maria gedaan heeft. Het is de groet van Goddie baby in die krib. God in de gestalte van een mens, omdat Hij ons de hand wil drukkenomdat Hij vlak bij ons wil zijn.... omdat Hij ons achterna wil kunnen komen en z'n hand om ons heenslaan. Dank, Vader in de hemel. Maak ons net zo blij als Maria, omdat de Here Jezus ook in ons gestalte aan wil nemen. Wilt U bijzonder groeten onze landgenoten in Indonesië? En ook die dienstknecht, die er zo graag zou zijn? En.... of is dat dwaas?.... zou U het ook Soekarno kunnen doen? Maarwaar houdt het dan op Here God, groet ze allemaal Vrouwenpolder. J. v. d. WAL. Weer zijn we dan in de dagen, waarin het grote wonder van het komen Gods in het vlees in het middelpunt van de prediking, de dankzegging en het gebed zal staan. Gods feesten in de gemeente zijn niet afhankelijk van de omstandigheden in de wereld, of in ons persoonlijk leven. Zij worden dan ook nimmer „afgelast", wel ke spanningen er op aarde heersen. Op 't ogenblik zijn wij erg in beslag genomen door de berichten uit Indonesië. Plet moet toch wel „erg" zijn met de haat en de verdwazing, wanneer een land lie ver alles riskeert, tot armoede en honger toe, als maar dat éne, blanke volk uit de gezichtskring verdwijnt. We zijn dan wel ver verwijderd van de Kerstzangvrede op aarde Er is nog wel meer te noemen aan ont wrichte verhoudingen, waar geen oplos singen zijn. Denk maar aan het Middel landse zeegebied en aan die delen van Europa, waarvan wij nauwelijks weten, hoe het er eigenlijk toegaat. Blijkbaar stuurt de mens, bij al het vernuft, dat hij toont, niet op een feest aan. Dit is ook niet mogelijk, omdat wij het conflict wakker riepen. Met God, en tengevolge daarvan ook met de mede mens. Het beëindigen van dit conflict hadden wij niet in onze hand. Wij zien de schaduwen zwaarder vallen, maar wij kunnen ze niet wegnemen. Hier is maar één belijdenis zuiverhet onmogelijke erkennen aan onze kant, om er ooit uit te komen. De geschiedenis dei- eeuwen verliep, van de ene moeite tot de andere; bij het ouder worden van de aar de wijzigt zich dit niet. Kerstfeest plaatst ons voor het blijde wonder van het komen Gods. God daalt neer temidden van een zwoegende, teleur gestelde mensheid, die zelf telkens weer tegenvalt. God komt er in, omdat de mens 'n Omstreden figuur. Ver is het zicht vandaag niet. Nevels vervagen de beboste heuvels, die letterlijk mijn eigen terrein om-ringen. Maar hoe licht klimmen ook nu de blanke, slanke stammen der zilverberken omhoog tussen de dromerig donkergroene sparren. In de verte rolt 'n onzichtbare trein. Zijn stampen accentueert de nabije stilte van de hei. Nu zwijgt ook hij. Opeens 'n vlucht van fijne, kleine, kwieke, gekleurde vogeltjes, voedsel zoe kend tussen en onder de heidestruiken. Nooit zag ik er zoveel bij elkaar. En meteen zijn ze weer heen. 't Lijkt gewoon 'n klucht. Maar ik zou ze toch niet rustig heb ben mogen blijven beturen. Naast mij maant mij het pas binnen gekomen verzoek van de Uitgever om „kopij voor het Kerstnummer a.s. Zater dag in te zenden". Dat betekent: binnen 24 uur. Hij meent het goed met ons blad en mij. Maar hij vergeet dat de post in dit pa radijs zich niet haast en slechts eens per dag bij mij aan huis komt bestellen én „lichten". Hij brengt ons 't laatste nieuws, niet over Soekarno of de Spoetnik, maar beteruit het dorp en van de buren, waar weer ingebroken is. Helemaal vergat de Uitgever dat ik se dert 1 november „uitgediend" heet in 't Latijn en geacht word te „rusten". Ga maar weer zitten, laat alle vogels vliegen en pen! Maar waarover? Och, u vindt altijd wel wat en de Kerststof is zo rijk. Ja, ja zonder overleg en dan alle redacteuren bij ongeluk schrijvend over 't zelfde thema. En daarmee bovendien het friste gras wegmaaiend voor de moeie voeten van die arme nog „dienstdoende" collegae, die in het donker het beslist niet houden kon, en de ondergang voor ogen had. De heerlijkheid van liet feest is, dal God er ingekomen is, zonder dat aan onze kant er de minste aanleiding toe gegeven werd. Zelf komt God dichterbij, in het Kind van Bethlehem. Zó dicht, dat wij Hem in ons menselijk bestaan kunnen benaderen. Plij doordringt de menselijke verhoudingen, gaat in ons vlees wonen. In deze zondige wereld zal Plij op en neer gaan, onder zondaren, en eindelijk wegdoen wat die zondaar naar de dood dringt. Hier staat vanaf het begin der mens wording: het offer Christus nam het niet als een roof, Gode gelijk te zijn; maar Hij heeft de heerlijkheid verlaten. Hij ging van het feest de woestijn in, opdat wij door Zijn verlatenheid tot het feest zouden komen. N.l. dit feest, dat een mens als kind en erfgenaam bij God zal wonen en daar blijven. Het Kerstwonder opent daartoe de weg. God overbrugt de kloof in het ko men van de Zaligmaker. Daarom doet het evangelie van Kerstdag ons zingen van verzoening en bevrijding. Deze blijdschap wordt uitgestort over het volk, dat God roept. Herders voorop, geleerden volgen, en sinds houdt de stroom maar aan. Uit de volken, vanuit verschillende kringen. De wonderen Gods zijn nooit voor een bepaalde klasse en mogen daarom ook niet zo worden ver kondigd. Zij zijn voor degenen, die in hét levensconflict „armen" voor God worden, en door de genade worden overweldigd, dat God zó maar in dit onrustige leven kwam als Helper. Wie Plem zó vindt in de openbaring van Jezus Christus, die heeft het geheim van „Kerst" ontdekt. Dan is het werke lijk zó: feestganger, nu reeds, in dit le ven. Uw weg kan overschaduwd zijn, uw zorg groeiendemaar tochfeestgan- voor de tiende, voor de dertigste maal in donkere dagen zwoegen om eens iets nieuws te zeggen over de oude boodschap, nadat hun beste hoorders thuis vooraf onze drie, vier Kerstoverdenkingen reeds hebben verorberd uit ons of 'n ander blad. In de hoop, dat geen mijner medevul- lers van onze kerkbode zich tot hetzelfde „onderwerp" geschikt heeft, laat ik dit keer schrijven over 'n omstreden bijfi guur uit het Kerstgebeuren, maar die mij onder alle bijbelheiligen de voortreffelijk ste lijkt. Met Maria want haar heb ik op 't oog weten vele Protestanten geen raad. Het is meest afwerend, wat zij over haar zeggen. Als ze eens over haar spreken. Gewoonlijk zwijgen zij haar nu ja, niet dood, doch vinden het wat Rooms om haar positieve aandacht te schenken. Geraken zij ooit bij het horen van haar naam nog enigszins in vuur, dan om hun verontwaardiging te spuien over die schandelijke leer van haar zondeloosheid, haar zogenaamd „Fiat", alsof het van haar toestemming afhing of de Zaligma ker zou geboren worden en de wereld gered, van haar z.g. uitdelen van alle ge naden als Hemelkoningin, van haar he melvaart Ja, dan lopen voor 'n keer alle Pro testanten saam en zelfs warm, van vrij zinnig tot oud-gereformeerd. Deugt het zelfs wel dat in 'n Kerst nummer ener gereformeerde kerkbode 'n apart artikel aan deze bij-figuur wordt gewijd Het gaat toch in de Kersttijd enkel en alleen om het Kind, om Jezus Christus? En al wat van Hém af-leidt, is ketterij. 'n Min of meer wetenschappelijke ver handeling, al of niet polemisch van strek king, mag desnoods verschijnen. Al zal de verkoop niet zo vlot gaan als die van „De jeugd vliegt uit" of de zoveelste druk van „Het sexuele leven" Zelfs wordt er hier en daar in advents- ger om Jezus' wil, op weg naar de zaal, waar God allen zal ontvangen. Dit moet de intense blijdschap zijn van onze Kerstviering. Er is wel eens gewaar schuwd, dat we zóveel Kerstwijdingen krijgen, dat we eindelijk op de Kerstdag reeds alles van tevoren hebben genoten. Hierin zit ongetwijfeld een element, om aan te denken. Hoofdzaak is, dat we het evangelie van Lukas 2 zó lezen, verkondigen en horen, dat er blijde snaren worden getroffen. Dat zich in een verwarde wereld een volk verheft, dat gelooft en verstaat, welk ver volg er nu komt op dat nederdalen van God in ons vleesDit moet de geest wor den, dat het komende feest ons pakt en wij daarop worden ingesteld. Hetwelk betekent, dat iemand, die Kerstfeest viert, leert uitzien naar de wederkomst. Eerst dan zal het feest beginnen, wanneer de Christus uit de vernedering verschijnt als Koning vol majesteit. Om Hem zal de Vader het feest aanrichten, tot verbazing van allen, die aan de openbaring van Christus voorbijgaan. Dan zal de redding van het leven, van mens en wereld, God verheerlijken, Die in de Zoon Zijn schep ping, Zijn Kind terug krijgt om Hem nooit meer te ontvallen. In deze overtuiging worden de dingen in deze bewegelijke wereld anders. De bezorgdheid bij aardse verschuivingen gaat wijken. Alles bezwijkt niet, want het werk God, het feest Gods, kan niet te gronde gericht worden. De spotter ver liest het, de bidder zal het rijk zien in heerlijkheid. Laat zó de vastheid van het Kerst- wonder U helpen in een tijd, waarin wij weer zo sterk de afbraak voor ogen heb ben. Toch vreugde. want God kwam om bij ons te blijven, opdat wij zouden blijven in de vreugde van het Kindschap Gods. Dit alles ontvangt ge door het Kerst- wonder. Door de Christus-openbaring alleen. Het licht in Bethlehem wees naar de kribbe. Plet wijst ons naar kribbe, kruis en kroon. Zal dan, bij zoveel krachtiger tekenen, een krachtig geloof de vrucht zijn van wat de rijke Christus-openbaring ons heeft gegeven. Gaan wij daarmee de toe komst inC. St. tijd 'n bescheiden plaats aan haar „ge loof" geruimd. Ik vrees echter dat ook menig bijbel vast Protestant woorden, die de bijbel dan toch maar aan de moeder des Heren wijdt, praktisch.... schrapt, tot het feit dat zij Plem ontving en baarde, dat zij Plem wikkelde in doeken en dat zij stond onder het kruis Neen, niet openlijk schrappen, zoals Schriftcritici. Maar onbewust, onbedoeld rékent ge er niet mee. Ge gaat er niet op in, zoals ge u wel verdiept in het leven van Abraham of van David, van Simson of van Daniël, van Judas zelfs. Hén behalve dan de laatste houden wij elkander telkens voor als exempels. Over hen maken onze jongelingen en jongedochters steevast „inleidingen", over de bedenkelijke Esther zelfs. Naar Timotheiis, Paulus, Filippus, Bar- Timeüs, Dorcas noemen wij onze vereni gingen. Naar Kuyper, Bavinck, Groen, Pleems- kerk noemen wij onze scholen, soms naar nog levenden zelfs. Maar bij naamgeving, prediking, in ons gedachtenleven legt de moeder van onze Heiland het grandioos af tegen al die an dere, honderden malen genoemde, hon derden malen ten voorbeeld gestelde, schrikkelijke zondaren, zoals de zijn vrouw verkwanselende Abraham, de overspelige, verraderlijke sluipmoorde naar David of de Christenen-uitroeier Saulus van Tarsen. Doch over haar, van wie wij al het ons van haar bekende kwaad saamgele zen op 'n goudschaal, nog geen gram be vinden tegenover de kilo's ergerlijke zon den dier anderen, over „de gezegende onder de vrouwen", spreken, schrijven, denken wij het allerminst. Wij durven 't niet goed. Wij weten niet recht raad met haar. We plaatsen haar, precies als Rome. onder 'n stolp van glas,doch van dik beslagen glas en raken haar liefst niet aan Zij lééft niet voor ons. Uit angst haar Zoon te zullen mishagen door haar te hoog te prijzen, prijzen wc haar misschien vluchtig in de kerk, eens in 't jaar misschien ook nooit. Soms schijnt het dat wij haar rechtuit kleineren. Onbedoeld. Doch metterdaad. Want wat te zeggen van 'n prijzen, dat toch positief zal zijn bedoeld, maar waar bij de meeste van de weinige woorden aan haar besteed, zeggen wat zij „voor óns" niet is, wat zij niet kan of deed? Dat zij met alle nadruk maar 'n gewone vrouw was terwijl zij toch de buitengewoonste is geweestde gezegen de onder de vrouwen. Gezégend in heel haar bescheiden dicnstmaagdleven lang. De „grote dingen die de Machtige aan haar heeft gedaan", werkten door, al haar smartelijk-blijde dagen; tot aan die laat ste allersmartelijkste dag, toen alle man nen vluchtten, deed haar staan, 't hart doorboord, onder dat kruis Zeg zelfrvie van de mensen kan zich met haar meten? Geen Zacharias en geen Petrus, geen Mozes of Elia, die zó jong, zó lang aan zó zware beproevingen, verzoekingen, folteringen ooit is bloot gesteld geweest en die zó nederig, zó trouw aan God en aan haar Kind en Zijn gebrekkige kerk gebleven is, gelijk deze vrouw van smar ten. Waarom spreekt men, preekt men, zon der blozen over Abrahams „offerande" Naast het luisteren naar Gods Woord is het gebed wel één der voornaamste pijlers van ons christelijk leven. Het gebed komt op de tweede plaats. Ik meen, dat wij het horen naar Gods Woord voorrang moeten verlenen. Het gebed is hiervan ook afhankelijk. Ploe zou er ooit een gebed kunnen opklimmen tot Gods troon, als wij van Hem nooit hadden gehóórd Als God niet tot ons gesproken had, wij zouden niet tot Hem kunnen spreken. Maar nu Hij tot ons gesproken heeft en ons zijn Zoon gegeven heeft, nu heb ben wij dan ook een geopende toegang. De weg naar Boven is open. Wij mogen nu als kinderen met onze hemelse Vader leven. Al onze zorgen mo gen wij kinderlijk vertrouwend Hem voorleggen. En dan weten wij niet, of Hij die zorgen van ons af zal nemen. Hij en wagen wij het nooit te spreken, te den ken aan Maria's )fferande Terwijl loch zij, anders dan de man uit Ur, wie God het allervreselijkste spaarde, het offer brengen moest, niet drie dagen op weg naar Maria, doch drie en dertig jaren tot aan Golgotha. Indien wij zonder aarzelen de aarzelaar Abraham, die God eerst in honderd jaar tot trillend staal omsmeedde, terecht de „vader aller gelovigen" durven noemen, waarom zou dan de moeder onzes Pieren, die van jongsaf toonde het sterkst geloof en daarin volhardde tot aan dat bloedigst einde.... niet als 'n moeder veler gelo vigen mogen zien, omdat zij èn als meisje èn als verloofde èn als vrouw èn als op voedster van haar Goddelijke Zoon èn als zelfverloochenend Christin ons alleen dagelijks kan predikengelooft in de Here Jezus Christus en gij zult gelijk ik, zalig zijn tot onder uw kruis. Wie op weg naar Bethlehem haar prijst, prijst tegelijk haar Zaligmaker. Wie op weg naar de krib erkent wat grote dingen de Machtige aan haar ge daan heeft, toont dat de Machtige ook aan hem 'n groot ding heeft verricht: hem scharen in de onafzienbare rij der geslachten, die mèt haar zingen Hoe heilig is Zijn naam! Laat volk bij volk te zaam barmhartigheid verwachten, nu Hij de zaligheid voor die Plem vreest, bereidt, door al de nageslachten. BTom, 13 dec. 1957. D. J. C. zal wel doen, zoals Plij het goed vindt. En dan is het ons ook goed. Eigenlijk is het zo, dat wij van onze zorgen af zijn, als wij het Plem hebben gezegd. Zolang wij het zelf droegen, gin gen wij er onder gebukt, maar als wij zover komen, dat wij 't Hem overgeven, dan zijn wij er af. Dan ligt het voor zijn rekening. Als het goed is, moet ons leven een leven des gebeds zijn, een biddend leven. Wat natuurlijk niet zeggen wil, dat wij Iieel de dag kunnen bidden. Misschien mag ik eens wijzen op een paar moeilijkheden in de praktijk van het gebedsleven. Ik denk aan ons eigen leven als predi kanten. Op onze bezoeken, huisbezoek, ziekenbezoek, bezoek aan bejaarden, ver wacht men van ons, dat wij, vóór wij weer heengaan, bidden. Zeer terecht. Vaak komen wij in aanraking met veel leed, soms moet het bezoek ook een ver manend karakter dragen, heel dikwijls is

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1957 | | pagina 1