Scheveningen
Volhardend Gebed
Galluna
dertiende jaargang No. 24 Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland VRTJDAG december 1957
MEDITATIE
ZEEUWSE KERKBODE
Berichten en opgaven Predikbeur- HoofdredacteurDr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Abonnementsprijs3,per half-
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. jaar (bij vooruitbetaling).
aan de drukkers Littooij Olthoff,Afzonderlijke nummers 12 cent.
Spanjaardstraat 47, Middelburg. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Advertentiën 12 cent per mm.
Even zijn we toch wel geschrokken
over de klacht, die door de kerkeraad van
Scheveningen publiek is geuit.
Och, we wisten het wel en wie de sta
tistiek van het jaarboek even inziet, merkt
direct op, dat we jaarlijks een vrij groot
getal kerkleden verliezen. Daar staat te
genover, dat anderen zich weer tot onze
kerken voegen en met wat oppervlakkig
geredeneer zouden we nog kunnen zeg
gen „we mogen tevreden zijn". Heel
merkwaardig is zelfs het aantal, dat we
aan de hervormde kerk verloren nagenoeg-
gelijk aan dat, dat van de hervormde kerk
tot ons kwam. Met een paar tientallen
overtreft zelfs het laatste het eerste nog.
't Blijkt dus zo'n beetje stuivertje wisse
len te zijn. We mogen niet mopperen.
Maar daar zijn we er niet mee. Het
moet iets zijn, dat ons verontrust, dat
zovelen ons de rug toekeren. En Scheve
ningen heeft dat nu maar eens openlijk
gepubliceerd.
Misschien zijn er ook wel oorzaken.
Want van de grote steden wisten we het
allang, dat het er daar niet zo mooi bij
staat. En Scheveningen is de laatste tijd
vrijwel geheel met groot Den Plaag sa
mengegroeid, zodat het grote-stads-pro-
bleem ook hier ten volle gaat wegen. De
betrekkelijke afgeslotenheid, die de Sche-
veningse bevolking lang gekenmerkt heeft,
zal dan ook wel voorbij zijn.
De kerkeraad geeft een drietal redenen
op voor „vertrek". Onder de oude be
volking van het voormalig vissersdorp
zijn er sommigen die zich blijkbaar niet
meer bij ons thuisvoelen en die zich daar
om tot de christelijke gereformeerde kerk
voegen. Anderen hebben uit onverschillig
heid de band met de kerk gebroken en
nog anderen zoeken de „ruimte" in de
hervormde kerk. Met een vriendelijke
groet hebben zij afscheid genomen, met
een tot weerziens en een hartelijk welkom
als zij, die achterbleven, ook „zover" zijn.
Ik aarzel niet te zeggen, dat we over
de middelste groep het meest bedroeven.
Want laten we de tekening maar gerust
van Scheveningen losmaken het symp
toom openbaart zich overal. We kunnen
natuurlijk wel zeggen: „wat worden er
in de grote steden toch velen van de kerk
weggetrokken" en dat is ook wel zo. De
wereld heeft ook grote zuigkracht, waar
tegen sommigen geen weerstand blijken
te hebben.
Maar die wereld is er ook wel buiten
de grote stad. Onze zeeuwse kerken heb
ben voor het overgrote deel een agrari
sche bevolking. Wat de uitvoering van
het delta-plan ons nog brengen zal, ligt
nog in de toekomst, maar momenteel is
de directe invloed van de grote stad on
der ons heus niet zo groot.
Maar of de onverschilligheid jegens
kerk en godsdienst daarom onder ons ge
ringer is, staat nog te bezien. Er zijn er
ook onder ons, die de belangstelling voor
de eeuwige dingen niet kunnen opbren
gen. Jongeren, die het ambtelijk onder
wijs op de catechisatie hautain negeren
en die het verenigingsleven van nul en
gener waarde achtenouderen, die je ner
gens warm voor krijgen kunt en wier
enige godsdienstigheid bestaat in het mis
schien nog eenmaal kerken.
Dat er zijn, die, laat ik maar zeggen,
wat naar -rechts afzwenken, vervult ons
ook met droefheid. Misschien zal iemand
zeggen„maar als iemand van onze kerk
naar de christelijke gereformeerde kerk
gaat, is hij toch voor de kerk niet ver
loren En dan antwoord ikgelukkig
niet. Ik denk er zelfs niet aan, het zo
te stellen.
Maar toch bedroef ik mij over die
overgangen. Is er dan toch werkelijk een
diepgaand verschil in de leer Ik heb daar
nooit aan willen geloven. Staan we dan
heus verder van elkaar af, dan ik altijd
heb gemeend en meent men daar iets te
vinden, wat men hier tevergeefs zoekt?
Kunnen onze kerken deze broeders en
zusters dan niet bieden, wat zij verlan
gen?
Als dat werkelijk waar zou blijken,
dan zou het ons in staat van beschuldi
ging stellen. Want bij deze groep wil ik
geen onverschilligheid onderstellen. Hier
zal de oorzaak wel liggen in onbevredigd
heid.
En als er geen kwestie is van diep
gaande leerverschillen (en dat zal wel
niet) dan mocht men om deze oorzaak
onze kerken niet willen verlaten. Ik kan
niet beoordelen, of het waar is, maar als
het waar is, bedroeft het mij. Als Woord
en Sacrament geregeld bediend worden
naar de instelling van Christus en het
volle evangelie gepredikt wordt, dan moet
het ook zo zijn, dat ieder het geestelijk
voedsel ontvangt, dat hij nodig heeft. Ik
zou het heel erg jammer vinden, als hier
in gebrekkigheid zou zijn en als deze ge
brekkigheid oorzaak zou zijn, dat som
migen zich van ons afscheiden. Onze ker
ken mogen niet zijn een tehuis voor zeer
bepaalde lieden, met een eigen geloofs-
type, alles naar een bestaand model, met
een eigen snit en dat ieder, die daar niet
helemaal bij past, dan in vredesnaam
maar een goed heenkomen moet zoeken.
Ieder, die de Here Jezus hartelijk lief
heeft en met heel zijn hart naar 's Heren
geboden begeert te wandelen, moet bij
ons thuis kunnen zijn.
Misschien zeg ik het wat raar, maar
over de derde groep, die van ons heen
gingen uit geprononceerde emancipatie
drang of om oecumeniteitsbevlieging, be
droef ik mij het minst.
Natuurlijk is het jammer, dat zij heen
gaan, maar de „ruimte", die zij blijkbaar
begeren, kunnen wij hun niet bieden. Wij
willen onvoorwaardelijk vasthouden aan
het eeuwige Woord en wij verwerpen alle
dwalingen, die daartegen strijden.
Aan het diep verlangen naar de oecu-
meniciteit van Christus' kerk willen wij
voor hen niet onderdoen, maar wij menen,
dat wij alleen mogen samenwonen met
hen, die Jezus Christus ook erkennen als
hun Heer. En zelf heeft Hij gebeden
voor de eenheid van allen, die door de
prediking van de apostelen in Hem ge
loven zouden.
God de Here make zijn kerk getrouw,
om dat Woord te prediken in priester
lijke bewogenheid, om degenen, die wan
kelen, te behouden, maar ook met profe
tische kracht.
K.-B. v. d. L.
Vanuit Indonesië bereiken ons de laat
ste tijd verwarde en verontrustende be
richten. Nadat de zaak Nieuw Guinea
voor de vergadering van de V.N. had ge
diend en de Indonesische eis was afge
wezen, zijn daar de onlusten gaan toene
men en de anti-Nederlandse houding is
er weer verscherpt. We krijgen de in
druk: deels onder aanmoediging van de
regering, deels ook doordat het blijkt, dat
de regering het gepeupel niet in de hand
heeft.
We bedroeven ons over deze gang van
zaken. Nederland is daar een vreemde
natie geworden, onze landgenoten zijn er
buitenlanders in den vreemde, maar door
de eeuwenlange verbondenheid zijn er nog
altijd nauwe betrekkingen tussen beide
mogendheden.
I11 een politieke beoordeling willen wij
niet treden. Wat gebeurd is, is gebeurd.
Wij kunnen natuurlijk zeggenzie je wel,
dat de soevereiniteitsoverdracht prema
tuur was, dat men daarginds niet tot zelf
standig regeren in staat is? Maar daar
schieten we niets mee op. Inderdaad
maakt het alles op ons wel de indruk van
grote zwakheid en we vrezen, dat men
daarginds met al deze ongeregeldheden
diep in eigen vlees snijdt.
Maar het hart gaat uit naar die duizen
den landgenoten, die daar gemolesteerd
worden en die van de bescherming, die
immers elk paspoort van buitenlandse
autoriteiten vraagt, niet veel meer merken
en die nu zelfs zonder pardon worden
uitgewezen.
Met name denken we aan onze zen
dingsarbeiders. Als de berichten juist
zijn, dan zullen ook zij hun post hebben
te verlaten. Met al de verdrietelijkheid
en ongerief, die zulk een overhaast ver
trek altijd meebrengt.
Maar dit alles betekent ook onmiddel
lijk een ernstige beproeving en bedreiging
Op Uw heil wacht ik, 0 Here.
Gen. 1+9: 18.
Dit woord van de stervende Jacob is wel echt een Adventswoord.
Jacob zegent zijn zonen.
En dan zijn er veel zorgen.
Hij weet van hun zonden en van de moeiten die hen wachten.
Na de spreuk over Dan komt dan dit woord, waarin Jacob zijn ge
loof uitspreekt. Hij wacht voor zijn kinderen op het heil des Heren.
Wij weten meer van dat heil als Jacob.
Wij leven in de tijd na de geboorte van de Here Jezus Christus.
En nu is het onze roeping, maar ook ons voorrecht om ons geloof
in het heil des Heren in Hem geschonken te belijden.
Dat is de enige kracht in ons leven.
Wij kennen toch onze zonden en zwakheden zoals Jacob de zijne
en die van zijn zonen?
Wij weten toch dat er geen heil is buiten het heil dat God heeft
geschonken
En dat dit heil het heil is dat de aarde in het rond verheugt?
Wij zien er weinig van.
De internationale toestand is niet hoopgevend.
Veel vijandschap, veel strijd, veel wantrouwen.
Wat moet er van terecht komen
En hoe is het met de kerk
Volgens velen is er een sterke achteruitgang. Het is niet meer zoals
vroeger. Ook iemand die hier anders over denkt zal moeten'erkennen,
dat er veel zonde en schuld is in het leven van de kerk. En dat moet
met zorg vervullen.
Maar het heil des Heren mag ik wachten.
En voor hen die 't heil des Heren wachten, zijn bergen vlak en
zeeën droog.
Is dat zo in ons leven
Dan kunnen we Kerstfeest vieren.
Ook al zou het in ons persoonlijk leven of in ons gezin zeer duister
zijn.
'k Zal Zijn lof zelfs in de nacht
Zingen daar ik Hem verwacht.
En mijn hart wat mij moog' treffen
Tot de God mijns levens heffen.
Veere.
J. C. STREEFKERK.
van ons zendingswerk. Wij hebben de in
druk, dat de agitatie zuiver anti-Neder
lands is en dat de zending zelf er niet
door getroffen wordt, maar het kan wel
niet anders, of het werk lijdt toch ern
stige schade.
Gelukkig, dat we weten, dat onze Ko
ning zelf zijn kerk in stand houdt en dat
wij maar knechten zijn. Hij kan het des
noods wel zonder ons.
Aan de voortgang van zijn koninkrijk
twijfelen we dan ook niet. Al deze onlus
ten vormen voor Jezus geen handicap. De
ruiter op het witte paard gaat heus wel
voort.
Maar daarom willen we wel hartelijk
en dringend bidden, dat Hij onze Indone
sische broeders, die nu geheel alleen de
last van het werk zullen moeten dragen,
zeer bizonder wil sterken en hun de
krachtige leiding van zijn Geest in ruime
mate wil schenken.
Ongetwijfeld is de vorige zondag in al
onze kerken een vurig gebed opgezonden
tot Gods troon.
Het is wel het enige, dat we kunnen
doen: bidden. Maar het is iets groots.
Men heeft wel eens gezegd, dat gevouwen
handen de wereld regeren. Dat komt dan,
omdat die gevouwen handen het alles
neerleggen voor Hem, die de wereld re
geert en die waakt over zijn kerk.
Maar tot volhardend gebed wekken we
dan ook dringend op.
K.-B.
v. d. L.
Géén ge grossier in zielen.
Belijdt daarom elkander uw zonden,
beveelt Jakobus zijn lezers aan.
Al heeft Rome het mis hierop '11 ker
kelijk sacrament te bouwen, al haar leden
te verplichten tot de oorbiecht voor de
priester, het „daarom" verbindt ongetwij
feld deze broederlijke raadgeving aan het
onmiddellijk voorafgaandeEn als hij
(de ernstig zieke) zonden (bedoeld is:
verborgen struikeling of val in zonde)
heeft gedaan, zal hem vergiffenis ge
schonken worden.
Geschonken door wie?
Door wie anders dan de „oudsten", van
wie in het voorafgaande is gezegd, dat
de zieke hen tot zich moet roepen, „opdat
BERICHT.
4c
4c In de Kerstweek verschijnt geen ]j.
4c Kerkbode.
4*
4c In het nummer van 20 december
4c worden de predikbeurten
opgenomen van
4c 22, 25 en 26, 29, 31 december en
4c 1 januari.
4c Men wordt dringend verzocht deze
zó tijdig in te zenden, dat ze
maandag 16 december
4* in ons bezit zijn. )r
4*
4c De Drukkers. yL
4c
zij over hem 'n gebed uitspreken en hem
(zinnebeeldig èn belovend) met olie zal
ven in de naam des Heren".
Niet de olie, doch het gebed, dat als
bij Elia, bij ieder „rechtvaardige"
„kracht" (energie) heeft, „vermag veel".
Het gebed geen dwang vermag
de ernstige zieke uit de banden des doods
los te maken, indien God er die gezond-
makende kracht aan verbindt.
Doch aan zulk 'n gebed moet vooraf
gaan schuldbelijdenis over ernstige af
wijkingen, die óf 'n directe oorzaak van
de ziekte óf 'n straf op 'n bepaalde zonde
zouden kunnen zijn. In elk geval mag
géén zieke, die zijn ambtsdragers tot zich
roept om hem voor het sterven bij te
staan, die voorbidder onkundig laten van
verborgen struikeling of val. Zonder die
kennis van die bepaalde zonde, vooral
zonder dit vrijwillig uitgesproken berouw,
kan zelfs de oudste, wie de gave der ge
zondmaking zou zijn verleend, niets be
ginnen. Oprechtheid vóór en in het gebed
is wel het allereerst vereiste, zal het iets,
zal het veel vermogen, gelijk bij 'n Elia,
die zelf ook slechts 'n machteloos zondaar
was en de zegen inhield en deed komen
„naar zijn woord".
„Belijdt daarom elkander uw zonden",
gebonden dus aan het voorafgaande,
waarin „de oudsten" biddend optreden,
loopt dus uit op, is één geheel met: „en
als hij zonden heeft gedaan, zal hem ver
giffenis geschonken worden."
Nog eens: door wie?