Kleine Vossen" VARIA De Sacramenten gebruiken Dc les der Historie Dankdag voor gewas er mogelijk wèl vrucht is: ontstemming soms van het geraakte hart, dat als zich zelf voelt aangewezen, dóch dit niet wenst Er is zoveel meer „vrucht" der predi king dan wij soms eerst veronderstelden. Want ook het spreken over, van uit de prediking is vrucht. Zonder vrucht is misschien alléén de totaal dood-gezwegen prediking. Want het zal onze lezers wel duidelijk zijn, dat, wanneer wij in ons vorig ar tikel wezen op het gevaar van de vraag: „hebt u 'n zegen onder de prediking?" omdat deze eer we 't weten, afleidt van eigen hart en leven, maar zo licht 'n oor deel uitlokt over preek en predikant, om zelf buiten schot te blijven, dan bedoelde dit allerminst, dat er onder geen voor waarde over preek en predikant gespro ken worden mag. Alleen, hoe gebeurt dit? In welk verband In welke mate? Opgezet, zoals ik het hier aangaf, zal het bij-zaak blijven, ook als men iets vriendelijks zegt. Ja, dat mag ook! En, hééft men 'n gegronde klacht wat van zelf kan; wat bij 110 preken in één jaar van eenzelfde predikant aller minst behoeft te verwonderen, omdat dit reuzenwerk door 'n in zichzelf begrensd en zondig mens volbracht moet worden dan kan opnieuw blijken, hoe het met de bezochte staat, door te zeggen: of men die klacht reeds met zijn dominee bespro-, ken heeft? Als dan neen geantwoord worden moet, soms aangevuld met weinig vriendelijke opmerkingen, die geen notie van Mattheüs 18 of zweem van liefde openbaren, dan heeft de bezoeker slechts te meer vaste grond om de bezochte zijn eigen gebrek aan liefde onder 't oog te brengen, ook al zou de klacht in 'n bepaald geval ge fundeerd blijken. Met beslistheid thans weigerend te spreken over de afwezige predikant, blijft de wijkoudste enkel spreken over de be zochte klager, die onbedoeld zich zelf heeft aangeklaagd en daarover vriende lijk vermaand moet worden. Omdat ik persoonlijk weinig te lijden heb gehad van dergelijke critiek, moest mij dit alles terwille van sommige onbil lijk veroordeelde collega's èn nog meer terwille van rechte zieleleiding, eens van het hart. D. J. C. Het wordt maar zo nuchter gezegdde sacramenten gebruiken. Alsof de sacramenten gebruiksvoor werpen zijn. Of consumptie-artikelen. Terwijl zij toch heilige zichtbare z<u aar - tekenen en zegelen zijn, van God inge zet, opdat Hij ons door het gebruik daar is dat woord weerdaarvan de belofte van het evangelie des te beter te verstaan geve en verzegele. Wélke is die belofte? Deze: dat Hij ons vanwege het enig slachtoffer van Christus, aan het kruis volbracht, vergeving der zonden en het eeuwige leven uit genade schenkt. Zoals U- weet is dat een volzin uit de catechismus. Nog altijd waard om uit het hoofd te kunnen opzeggen. Wij zouden daar artikel 33 van de Geloofsbelijdenis aan kunnen toevoegen, waar gesproken wordt van de sacramen ten als „panden van de goedwilligheid en genade Gods te onswaart". God heeft ze verordend „acht hebbende op onze gro- vigheid en zwakheid", om aan ons Zijn beloften te verzegelen. Ze dienen voorts om ons geloof te „voeden en te onderhou den". Hij voegde ze bij het Woord des Evan gelies „om te beter aan onze uiterlijke zinnen voor te stellen, zowel hetgeen Hij ons te verstaan geeft door Zijn Woord, als hetgeen Hij inwendig doet in onze harten, bondig en vast makende in ons de zaligheid, die Hij ons meedeelt. Want het zijn zichtbare waartekenen en zegelen van een inwendige en onzien lijke zaak, door middel waarvan God in ons werkt door de kracht van de Heilige Geest." Genoeg om een hele week over te me diteren, zou ik zeggen. Wie buigt zich nog over de tekst van onze belijdenis, om al die zwaargeladen volzinnen eens op hun bijbelse inhoud te testen, om eens te analyseren, uiteen te halen wat hier allemaal in verborgen ligt Het moet toch voor ons geestelijk leven van het grootste belang zijn. Temeer waar deze tekenen „niet ijdel of ledig zijn om ons te bedriegen; want Jezus Christus is hun waarheid, zonder Wien ze niet met al zijn zouden". Jezus Christus is hun „waarheid".... Jezus Christus is de „substantie" van het sacrament, bij doop en avondmaal. Zonder Jezus Christus zouden de sacra menten van generlei betekenis zijn. Maar nu Jezus Christus hun „waarheid" is hun wezenlijke inhoud hebben ze alle betekenis en mogen ze tot geen prijs worden verwaarloosd of veracht. Daarom gebruik de sacramenten Panden van de goedwilligheid en ge nade van God gooit men zo maar niet weg. We zullen dus de sacramenten in ere moeten houden onder ons. Dat kunnen we alleen doen door er een dankbaar ge bruik van te maken. De sacramenten gebruikenWij komen er niet onder uit. Zo zijn we een tweede aktiviteit van de gemeente op het spoor gekomen. Wij wil den weten waarvoor we nog naar de kerk komen naarstig tot Góds gemeente. Wat dóén wij toch in de kerk? Nu, wij horen daar Gods Woorddat daar gepredikt wordt. En wij gebruiken daar de sacramentendie er bediend wor den. Wij zijn er van overtuigd dat Woord en sacrament erop gericht zijn ons er van te doordringen dat onze volkomen zalig heid in het enig offer van Christus staat, dat voor ons voor ons aan het kruis ge schied is. Mij dunkt, reden genoeg om met het gebruiken van de sacramenten ernst te maken. Op de wijze van gebruik en bediening willen we graag nog eens terugkomen. A. V. Misschien is het wel één van de ken merken van onze tijd, dat historische zin hoe langer hoe meer begint te ontbreken. We voelen niet meer voor geschiedenis. Zo nu en dan treffen we zelfs wel eens mensen aan, die de houding aannemen, alsof met hun leven de wereld begon. Wat vroeger gepasseerd is, telt niet mee. Om de toekomst maken ze zich ook niet druk. We leven vandaag en we moeten er maar uithalen, wat er in zit. Ik zal niet trachten deze levenshouding te analyseren. Ik denk, dat we 't er wel over eens zijn, dat ze ook zonder nauw keurige analyse af te wijzen is. Maar toch komen we telkens weer men sen tegen, voor wie dit inderdaad de hoogste levenswijsheid is. Telkens weer horen we de klacht, dat vooral veel jonge mensen voor geschiede nis geen enkele interesse hebben. Zij wil len met hun beide voeten in het heden staan en om wat gepasseerd is, bekom meren zij zich niet. Het kost soms de grootste moeite, hun wat belangstelling bij te brengen voor, laat ik maar zeggen de naaste historie, de geschiedenis van de 19e eeuw. Wat weer tot gevolg heeft, dat zij ook hun eigen tijd niet verstaan. Want het is toch heus niet waar, dat de wereldgeschiedenis met mij begint. Ik merk het wel eens op bij behande ling van historische stoffen. Bij velen vinden deze preken maar matige belang stelling. Een historische preek, die dan ook inderdaad de historie behandelt en de les der historie zoekt te verstaan, vindt niet veel waardering. Een catechismus- preek, die een gezonde historische belich ting geeft en de ontwikkeling van de leer uit het verleden zoekt te verklaren, gaat er niet in. Het gaat de mensen niet aan, wat er zo al met Bileam en Noach en Absalom gepasseerd is. Desnoods even een korte mededeling, even aanstippen, maar dan maar direct midden in het le ven van vandaag. Het gaat om actuali teiten. Een preek, die (z.g. dan) midden in eigen tijd staat, sterk actueel is, met een paar puntige gezegden en enkele rake zetten, met een verhaaltje aan het begin en een aardig versje aan het eind, doet het beter. Maar ik meen, dat deze levenshouding een ernstig kwaad is. Wij menen het wel, maar het is niet waar, dat wij op die ma nier onze eigen tijd verstaan. Het is een levenshouding, die oppervlakkigheid kweekt. Het leven is geschiedenis. Ook de gods openbaring doorloopt een geschiedenis. Het kind van vandaag is de man van straks en over nog een klein poosje zal datzelfde kind een grijsaard zijn. Wie de les der historie met wil ver staan, doet zichzelf geestelijk tekort. Hoewel we aan de andere kant hier ook voorzichtig hebben te zijn, want dit raakt de verhouding: voorzienigheid en geschiedenis. We moeten niet al te licht vaardig spreken van „de vinger Gods". Ik geloof niet, dat wij, als iets misloopt, maar direct moeten zeggen„zie je wel, daar rustte Gods zegen niet op". Ik hoor de eens van een boer, die z'n gras ging maaien, maar daarbij wat averij aan de machine opliep. Hij heeft toen het maaien maar gestaakt, want het was blijkbaar niet naar de wil des Heren. Wij zullen met ernst moeten waarschu wen tegen een lichtvaardige en voorbarige conclusie aangaande de bedoeling Gods uit de feiten. Want zo zou de afloop van de gebeurtenissen een zelfstandige ken- bron worden van Gods bedoelen. Of, als een bepaalde onderneming eens niet sla gen wil, er zit geen vaart in, er zijn al lerlei tegenslagen, plotselinge sterfgeval len misschien, dan moeten we ons wel wachten, dat we zeggen„daar rustte dus Gods zegen niet op". We hebben helemaal geen garantie, dat alles, wat met een zuivere bedoeling en onder biddend opzien tot God onderno men is, aanstonds met succes zal worden bekroond. En dat dat, wat tegen zijn wil is, van meet af de wind tegen heeft en niet vlotten wil. Het kan ook wel eens Gods bedoelen zijn, dat een goddeloze onderneming voorspoedig is. We weten zelfs, dat de antichrist zich een tijdlang, onder Gods toelating, schier oppermach tig zal weten te handhaven. Waarmee- ik niet zeggen wil, dat onze Staten verkeerd hebben gedaan met het slaan van die gedenkpenning„Gods adem heeft ze verstrooid", toen de Ar mada in storm en onheil was onderge gaan. Als een boze macht ons bedreigt en het gevaar wordt plotseling afgewend, dan zullen we daar zeker voor mogen danken en er Gods goedheid in mogen opmerken. Maar over het algemeen blijft ons wel grote voorzichtigheid geboden. Laten wij ons maar niet verbeelden, dat wij de ondoorgrondelijke wegen Gods kunnen verstaan. Zo hebben we hier naar beide zijden op onze hoede te zijn. Nee, het is niet waar, dat we de wil des. Heren zomaar uit de feiten kunnen aflezen. Neem b.v. het huwelijk. Het huwelijk van een gelovige met een ongelovige is immers verboden in de Heilige Schrift. Maar nu kan het best zijn, dat het in zulk een verboden huwelijk alles o zo goed gaat en dat huwelijken, die, om met Paulus te spreken, in de Here gesloten zijn, heus niet alle zulke voorbeeldige en gelukkige huwelijken zijn. Maar dat geeft ons niet het recht, dan Gods gebod maar naast ons neer te leggen. Wij hebben ons te houden aan Gods geopenbaarde wil in zijn Woord en de kennis der feiten is niet een zelfstandige kenbron daarnaast of zelfs daartegenover. Maar het geeft ons evenmin het recht de les der historie te verachten. Want onze God spreekt vaak door woord en daad. Die les te verstaan is een taak, die onze volle toewijding vraagt. We mogen er ons wel aan geven met de inzet van al onze kracht. K.-B. v. d. L. A.s. woensdag hopen de zeeuwse ker ken weer samen te komen in publieke eredienst, om de Here te danken voor het gewas des velds en voor alle zegen in onze arbeid. Het is een zeeuwse gewoonte, om daar voor een volle dag af te zonderen, met een dubbele kerkgang. Het is niet de uit gedrukte wil des Heren. D.w.z. wèl, dat we Hem danken zullen, maar niet om het op deze manier te doen. Toch wil ik de zeeuwse kerken harte lijk opwekken, deze dag in ere te houden, iïc zeg niet, dat het niet op een ander*, manier kan. In verreweg de meeste ker ken is er alleen een avonddienst, in som mige ook dit zelfs niet. Daar wordt vol staan met zo in 't najaar eens 's zondags wat met nadruk' stil te staan bij Gods be moeienis met ons in het stoffelijke leven. Ik geloof, dat we in deze dingen in de vrijheid staan. Maar zolang wij deze dag hebben, moeten wij hem ook onderhouden. Als er dan kerk is, moeten we ook kó men. Het mag dan niet de dag des Heren zijn en wij hebben hier wel geen uitdruk kelijk gebod Gods, maar als Gods gemeen te samenkomt, mogen we ons niet dan alleen in uiterste noodzaak onttrekken. Laat het dan een gewoonte zijn, een goede en schone gewoonte houden wij graag in ere. In het samen bidden en sa men danken ligt heel veel schoons. En er is zoveel te danken. Wat heeft onze God het goed met ons gemaakt, dit jaar. Willen we dan woensdag tot de ge meente Gods naarstig komen? K.-B. v. d. L. 99 In de oorlogsdagen klonk het als mu ziek in onze oren, wanneer langs de straat werd omgeroepen: „Noodslachting, he denmiddag, aanvangend 2 uur, zal aan de Gemeentelijke slachtplaats elk gezin in de gelegenheid worden gesteld ]/i pond vlees per persoon af te halen, tegen de prijs van 2,50 per kilogram". Dan was het feest in menig gezin, waar schraalhans keukenmeester was. 't Jonge, wat een gezicht bij die slachtbank, je wa- tertande in letterlijke zin en likte je lippen bij voorbaat al af. 't Deed er weinig toe of 't een koe, een schaap of een varken was, of 't vet of mager was, of 't een oud of jong dier was, we snuif den met wellust de braadlucht uit de keuken op! De mensen dromden samen, drongen elkander op zij en zagen nauwlettend toe of ze 't hun toekomend deel ontvingen en gingen dan met verende tred huis waarts. Die magere tijd is gelukkig voorbij en velen zijn weer even veeleisend en kies keurig, wellicht nog erger, dan te voren. „Slager, een pondje ribstuk, geen vet hoor, is 't nog al mals; geef er ook een paar ons biefstuk bij, maar fijn hoor!" Maar al is dan de attractie van een nood-slachting als tractatie er af, we ver kneuteren ons maar al te vaak rond de „slachtbank", waarop nu geen koeien, varkens, schapen worden uitgebeend, ver sneden en verkerfd, maar schrik niet onze medemensen. Met welk een wel behagen wordt een gerucht, een blamage van iemands persoon of gezin opgevan gen, met nog meer genoegen, dan de roep: „Heden noodslachting!" En men loopt te hoop, koppen worden bij elkaar gestoken, het „slachtoffer" wordt van alle kanten bekeken, beoordeeld en men trilt van enkel genot, wanneer het vlijm scherpe mes van critiek slechts wat vel len, pezen en botten overlaat. Men smult er dagen van en als de smaak er wat af is en de honger-naar-eerroof verzadigd is, dan wacht men weer rustig af tot de omroeper opnieuw weergalmt: „Nood slachting, één gulden 't pondje!" En weer vliegen velen dan in 't geweer en de smulpartij begint opnieuw en men verslindt met wellust iemands goede naam en eervooral smaakt 't bijzonder goed, wanneer het „slachtoffer" tot hiertoe aan de „slachtbank" ontsnapte wegens onaan tastbaarheid en onschendbaarheid. Er is evenwel maar een kleine aanleiding toe nodig om iemand te beroven van de kroon zijns hoofds en voor ieder oog en oor de glans zijns levens te verdoffen. Telkens ontdek je deze vos, zelfs tot in de kerk toe. Dit is het gemene, akelige wangedrocht van „leedvermaak". In plaats van leed te dragen over iemands val of minder-gelukkige handeling en zijn broeder of zuster te verdedigen, loopt men vaardig ter „slachtbank" om met ge noegen zijn eer en naam te zien versnij den en verkerven tot er niets meer van over blijft. Goddeloos „leedvermaak" in plaats van liefderijk beschermen en he len! Deze vos lijkt veel op een hyena, die in 't duister speurt naar cadavers en z'n neus boort in de ingewanden van een gevallen edelhert. Hoort ge de roep „heden noodslach ting", blijf thuis en draag deernis over 't lot van een ook-nog-dikwijls-ten- onrechte aangevochten en omstreden „slachtoffer", want we belijden van onze God, dat Hij, de Heilige, geen welbeha gen leeft in de dood des zondaars. Niet naar de „slachtbank", maar naar de „knielbank" Uit het oude-Vossenland. Nieuwe wereld. „De mens kan met zijn vrije tijd niets beginnen, omdat hij met zich zelf niets weet te beginnen." Deze verzuchting van de Hamburgse hoogleraar Thielicke kan ik gebruiken om de overgang te maken van het vorige stuk over het nieuwe leven naar wat nu volgt over de nieuwe wereld. De grondgedachte van de vorige maal wasmaak een beter gebruik van de Bij bel, de lofzang en het gebed voor de op bouw van het persoonlijke leven. Maar dadelijk moet hierop aansluiten: denk niet, dat het hoogste doel is gelegen in de opbouw van het privé-bestaan. Het is broodnodig de opvoeding van de kinderen toch vooral te zien vanuit de vraag of de kinderen nuttig zullen zijn en bruikbaar. Het is duidelijk dat we hiermede willen waarschuwen voor een zeker niet denk beeldig gevaar dat de kinderen opgroeien met het besef dat de ouders het alleen maar belangrijk vinden hun kinderen op te kweken tot mensen die het goed heb ben. In de psychologie wordt onderscheid gemaakt tussen mensen met een in zich zelf gekeerde levenshouding en mensen die meer naar buiten gericht zijn. De in zichzelf gekeerde mens is alleen maar tevreden als het hem zelf goed gaat. De mens met vensters naar buiten, ontdekt een hele massa mogelijkheden

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1957 | | pagina 2