Het Deltaplan Qalluna dertiende jaargang No. 2i Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland VRIJDAG 22 MEDITATIE ZEEUWSE KERKBODE Berichten en opgaven Predikbeur- Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Abonnementsprijs: ƒ3 per half- ten tot Dinsdagsmorgens te zenden Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. jaar (bij vooruitbetaling). aan de drukkers Littooij Olthoff,Afzonderlijke nummers 12 cent. Spanjaardstraat 47, Middelburg. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Advertentiën 12 cent per mm. Het belangrijke besluit is gevallen, van het dichten van de zee-armen. Niemand twijfelde er aan, of het Delta plan zou er dóórkomen. Dit was een té groot nationaal belang. Het kón niet an ders. In zijn gevolgen is dit plan nog moei lijk te overzien. Wij weten wel zo onge veer, waarover het gaat, maar toch blijft het nog té veel voor ons een begrip. Onze provincie Zeeland krijgt een heel ander aanzien. Hoe diep-ingrijpend deze plannen zijn, met het oog op de oester teelt, en heel de visserij, zullen wij pas constateren, wanneer de plannen tot uit voering worden gebracht. Zeker is, dat aan verschillende streken een ander aan zien zal gegeven worden, en dat het jon ger geslacht zich ook zal moeten toeleg gen op een ander beroep. Och, daar wordt zo „licht" over ge praat. Naar iets anders uitzien, en wij zullen jullie wel helpen. Door de betrokken bevolking wordt hier een zware strijd gestreden. Een vis sersbevolking houdt van het water. Hoe veel kwaad het soms brachthet wa ter oefent in hun leven een bepaalde aan trekkingskracht. Men moet oudere visserslieden hebben horen vertellen van hun averij en geluk, om er iets van te begrijpen, dat een deel van ons volk het water niet kan missen. Toch zal dat nu heel anders worden, al tracht men door middel van proeven mo gelijkheden voor teelt te behouden. Zo zal ook bij de herverkaveling het grond probleem een rol spelen. Hier zal véél moeten losgelaten worden, wat men zo graag behouden had. Het gaat hier niet over de economische kant, die zal heus wel een goede oplossing vinden. Dat heeft de geschiedenis van de herverkaveling wel bewezen. Het gaat er om, dat men als 't ware zich geheel verbonden voelde met de grond en de streek, en in het eigen hart drong weinig naar verandering. Het gaat nu komen. Met op de achter grond de ontstellende gebeurtenissen van 1953 weet ieder wel, dat Zeeland betere bescherming behoeft. En, als het Delta plan daarin voorziet, dan brengt het van zelfsprekend ook een andere kuituur bin nen ons ressort. Het agrarische voerde de boventoon. En, wie de mooie plaatsen wat van nabij kent, wie de weelde van de ak kers in de zomer heeft gezien, die zal toch nimmer verlangd hebben naar een andere aanblik, waarbij de fabriek, de industrie het beeld zou beheersen. Het is mogelijk, dat hier en daar de fabriek meer intrede zal moeten doen. Wat er bij de Westerschelde nog kan gebeuren, valt niet te zeggen. En zo zijn er waarschijnlijk straks nog wel plekken. Of we er blij om moeten zijn? Laten wij maar zeggen: je kunt de gang van het leven niet stuiten, en zo zullen wij bij noodzakelijke veranderin gen mee moeten. Maar, blijwie de plekjes ongerepte natuur wist, en zich dan indenkt, dat onze zeekust recratie- terrein moet worden voor onze uitpuilen de Hollandse steden, die de meest snelle verbinding zullen hebben met Zeeland, die zal bij zulk een komende verandering nog niet dadelijk van verbetering spreken. Maar, het grote leven gaat zich onher roepelijk meer verplaatsen, onze kant uit. Dan doen wij goed, hiermede rekening te houden. Gelukkig zijn de officiële instan ties paraat, en zij wekken ook de Kerken op, haar bijdrage te leveren. De Hervormde Kerk is al geruime tijd bezig met voorbereidingen. Ook de Part. Synode van de Geref. Kerken benoemde een commissie, die zich met de geestelijke zijde van het Deltavraagstuk zullen bezig houden. Hervormde ambtsdragers zijn op Woudschoten bijeen geweest, om zich te beraden over wat er mogelijk kan gebeu ren. Met grote belangstelling volg ik steeds de besprekingen. Als iemand mij vraagt, of ik er veel verder door ben gekomen, dan moet ik teleurstellend antwoorden. Zolang men nog niet precies wéét, waar nieuwe steden en dorpen worden gepro jecteerd, vanuit welke hoek de bevolkings aanwas is te verwachten, dan komt het mij voor, dat wij, zeker wel iets moeten doen, maar diep overtuigd moeten zijn, dat wij eerste stappen zetten. Wij kunnen dankbaar zijn, dat de or ganisatie van het maatschappelijk leven voortgang heeft, dat de arbeid onder de jeugd niet wordt verwaarloosd, dat wij met het oude evangelie willen voortgaan, als het moet met een nieuwe aanpak van het werk. Een voornaam ding zal zijn, dat wij elkaar bezielen voor de nieuwe taak en de nieuwe tijd. En, naarmate het grote werk op gang komt, zullen wij wel gaan zien, waartoe God Zijn Kerk roept. C. St. De betere vraag. „Wat doet u de lezing van Gods Woord aan tafel Ik noemde dit de „betere" vraag bij huisbezoek. Niet: de beste. Of: de enig-juiste. Zij is slechts geformuleerd als 'n voor beeld, hóé té vermijden, dat we over alles spreken gaan, behalve waarover het bij bezoek van ouderlingen moet gaan en po sitief hóé te komen tot opening der har ten. Met de vraag zo ongeveer te stellen aan de vader temidden van zijn gezin, kan men nu alle kanten uit, mits men in het oog houde, het feitelijke doelde geestelijke wei-stand der afzonderlijke le den constateren of bevorderen. Men kan natuurlijk ook 'n omweg ma ken door bijv. te informeren: wannéér leest u uit de bijbel met elkaar? Men mag dit evenwel niet elk jaar al dus weer vragen. Dat verveelt, indien het niet irriteert. Want als het goed is, behoren de wijk- oudsten dit bij reeds vroeger bezochten te wéten. Reden o.m. waarom wij sterk gekant zijn tegen al te sterke wisseling in de kerkeraad. Maar door de vraag ongeveer te stel len/gelijk hierboven aangegeven, is men eer, kan men eer wezen, waar men we zen moet. Want wélk antwoord nu ook gegeven wordtbijv.het bijbellezen doet mij niets; of: het doet mij weinig; of: ik zou 't niet graag missenofhet sterkt me vaak voor mijn werk; of: wij lezen zelden, want we hebben het doordeweeks te druk, enzwélk antwoord ook, het zal steeds 'n heel natuurlijke aanleiding geven om ongedwongen verder te vragen of te spreken over hetwaaróm het niets of weinig doet.... En voorshands kan en dat is het praktische van deze „be tere" vraag de schuld eens niet ge worpen worden op aller wrijfpaal: de dominee. Wie heel vroom soms „wel wenste" 'n zegen onder de prediking van ds X te hebben, maar die juist vanwege ds X of Y maar steeds niet hebben kan, „zeer tot zijn spijt", die kan er nu niet om heen het ligt aan mij zelfaan mij alléén, aan de gesteldheid van mijn onbekeerde, af gezworven, tijdelijk dorre hart, of aan het gemis aan orde of het onverstand bij het bijbellezendoch in geen geval aan de ander! Maar nu komt het er op aan, of de bezoekers zelf ook.... goede bijbel lezers zijn en daardoor mensenkenners, leidslieden, die zich zelf en anderen te leiden weten door het Woord. Zielelei- ding dóór het Woord. Want nu zégt er één: het doet mij weinig. Misschien het is méér gebeurd dat als de ondervraagde huisvader dit zich zelf zeggen hóórt, hij 't zich voor 't eerst pas recht bewust wordt. Menig Protestant leest de bijbel ge dachteloos, formeel, zoals menig Roomse die zijn rozenkrans bidt en tegelijk rond kijkt door de kerk. Er kómt helaas zo weinig terecht van het lezen van de heilige Schrift. Dat wéét ook de ouderling, die zelf kinderen heeft en druk werk. Maar hij kan ook raad geven, hoe het Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren. Matth. 22: Ut. Eén van de teksten uit de Bijbel, waar velen moeite mee hebben en die ze het liefste maar uit hun Bijbel zouden schrappen is wel boven staande tekst. In deze Schriftplaats wordt immers gesproken van de verkiezing. En vormt de verkiezing Gods niet een dreigende achter grond voor onze geloofszekerheid? Het staat er toch immers heel duidelijkvélen geroepen, maar wéinigen uitverkoren. Al is het dan niet in percenten uit te drukken, de kans tot de verkorenen te behoren is toch maar klein. Het zijn er immers maar weinigen, vergeleken bij de velen, die wél worden geroepen, maar blijkbaar niét uitverkoren. Is dit tekstwoord dan niet een voortdurende bedreiging voor de zeker heid en de blijdschap van het geloof? Zo schijnt hetMaar als we deze tekst goed lezen, dat wil dus zeggen: in zijn verband (dat door het woordje „want" wordt gelegd) lezen en verstaan, dan is er geen sprake van, dat hier ook maar iets van onze geloofszekerheid wordt afgedaan, integendeelde zekerheid van het geloof wordt er te groter door. Jezus heeft dit woord gesproken aan het einde van de bekende gelijkenis van het Koninklijk bruiloftsmaal. Een Koning richtte voor zijn zoon een bruiloft aan. Maar de ter bruiloft genodigden weigeren, ook na een herhaalde oproep daartoe, te komen. Zelfs mishandelden en doodden zij de slaven van de Koning. Tot straf laat de Koning de moordenaars verdelgen en hun stad in brand steken. De genodigden waren de bruiloft niet waard (vers 8). Dan zendt de Koning zijn slaven uit om allen, die zij maar aantroffen, tot de bruiloft te nodigen. Zo wordt de bruiloftszaal vol (vers 10). Wat heeft Jezus met deze gelijkenis willen prediken? Nu het volk Israël als geheel Zijn roeping versmaadde en niet wilde komen tot het grote feest van God, het feest der genade in de verschijning van Christus, keert God zich tot de heidenen. Maar heeft deze gelijkenis dan slechts historische waarde, zonder voor óns nog enige betekenis te hebben? Nee, zeker niet! Want in de bovenstaande tekst laat Jezus ons zien hoe onlosmakelijk Gods roeping en verkiezing zijn verbonden. De tot de bruiloft genodigden vatten deze roeping niet op als een grote eer. Zij vonden het vanzelfsprekend, dat zij werden geroepen. Zij zouden het de.Koning zeer kwalijk hebben genomen als hij bij het rondzenden van de uitnodigingen, hen zou hebben overgeslagen. Die uitnodiging kwam hun toe, zo meenden-zij. Zij hadden daar recht op. Zij zagen niet en nu laat ik de taal der gelijkenis los dat God geenszins verplicht was hen te roepen, dat het „wij-zijn-Abrahams- zaad" niet tegen de Here als een recht-van-ons-uit kan worden inge worpen. Over de roeping Gods om tot Zijn genade te komen, zoals die ons in de Here Jezus is geschonken en geopenbaard, valt niet te discussiëren. Deze roeping kan slechts beantwoord worden met: ja, Here, ik kom! Gods roeping kan slechts als een genadige verkiezing worden gehoordHere, doet Gij mij naderen en Uw heilstem horen en wonen in Uw huis? Waar. zó Gods roeping niet wordt gehoord, daar wordt zij niet in haar ware aard, in haar genadekarakter, ver staan. Maar als we de roeping Gods tot Zijn genade in Christus horen als een eer, die wij niet waardig zijn, die ons onverdiend te beurt valt, dan horen wij deze roeping Gods als een verkiezing, en dan zijn wij, in het zó horen van de roeping als een genadige verkiezing ver koren. En dan zien wij in het geloof hoe is immers anders dan in het geloof staande over roeping en verkiezing te spreken dat Godsverkiezing teruggrijpt tot in de diepten der eeuwigheid, tot voor de grondlegging der wereld. Gods verkiezing heeft dan ook totaal niets met het Mohammedaanse en onder het mom van christelijk, of wilt gecalvinistisch, uitgegeven fatalisme te maken. God roept tot Zijn genade in Christus te komen. En wie deze roeping hoort, góéd hoort, zoals zij gehoord wil zijn, als een roeping die ons tot een ver kiezing wil zijn, geeft zich gewonnen en kan dan oog geen nee meer zeggen. Als wij de roepstem van Christus zó horen, dan zeggen wij met Petrus Here, tot Wien zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van ecuwig leven (Joh. 6:68). Wie zó op Gods roeping antwoordt, in het besef van eigen onwaardigheid, en deze roeping als een hoge eer en een grote genade, als een verkiezing verstaat, is verkoren, ja. verkoren van eeuwigheid. Die Hij te vóren bestemd heeft, dezen heeft Ilij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt (Rorn. 8:30). Wat een troost en wat een geweldige zekerheid schenkt ons dan Gods verkiezing! Het is geen lot uit de loterij. God wederstaat de hoogmoedigen, maar de néderigen geeft Hij genade! (1 Petr. 5:5b). Wel zalig, dien Gij hebt verkóren, Dien G' uit al 't aards gedruis Doet naad'ren en Uw heilstem hóren, Ja, wonen in Uw huis. Wissekerke. M. C. KERSTEN. te verbeteren, omdat hij zélf moeite daar mee heeft gehad en weet hóé door ge heiligde wil te overwinnen. Nu komt in het voortgaande gesprek helder aan de dag, of de bezochte óók werkelijk wil. Of het hem ernst is. Of zijn hart er toch liefst bij wil zijn, omdat het God zoekt met ingespannen kracht. Let op! nu is er misschien nog geen woord gerept over de persoonlijke ver houding tot de Pleiland. Maar ongetwijfeld is die in vele ge vallen nu toch reeds gebleken. En we kunnen hier zonder al te uit voerig te worden, niet hele gesprekken weergeven nu ontwikkelt zich met man en vrouw, met één der oudere kin deren 'n natuurlijk saamspreken, waarbij uit 'n enkele opmerking, soms uit de on verschillige houding van één der huisge noten zich één en ander openbaart, dat anders verborgen bleef. En men blijft tevens bij het onderwerp! Zal er nu straks toch één beginnen over die treurige preken of over domi nees, om eigen schuld te bedekken, hoe veel gemakkelijker heeft nü de ouderling om 'n onbillijk criticaster, wie het aller eerst aan zelfcritiek ontbreekt, duidelijk te maken, dat hij zélf niet geheel recht staat; dat zijn eigen hart, blijkens eigen houding tegenover de heilige Schrift en God, mee oorzaak kan, zal zijn, waardoor de prediking geen vrucht draagt. Waarbij de ouderling, op zijn qui vive, niet verzuimen zal er op te wijzen, dat

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1957 | | pagina 1