Bizonder voor Vrouwen „Kleine Vossen" Kerknieuws Wij moeten het nl. doorgeven zoals het is. Het is een boodschap van Gód aan Zijn volk. Een boodschap, die in de bij bel gedicteerd vóór ons ligt. Dat is onze boodschap, ons opgedragen om te ver kondigen. Predik: het Wóórd! De prediking is gebonden aan de op dracht de Schriften, die ons wijs maken tot zaligheid. Zij leren ons de weg tot Christus, die DE Weg is tot God. De prediking moet zich van deze ge bondenheid aan de gegeven opdracht de bijbel ten volle bewust zijn. Hij moet er niet ,,over" preken, maar hij moet dat preken wat er staat. Hij moet er niet „overheen" of „om heen" preken, maar hij moet dat preken wat er staat. Hij moet niet „naar aanleiding van" welke tekst ook preken, maar hij moet dat preken wat er staat. Dit „wat er staat" is de gebondenheid van zijn opdracht. Als ons pastoraal geweten ons nu maar verbiedt hier omheen te gaan en ons van deze gebondenheid vrij te maken, dan blijft ons maar één ding over, nl. dat wij in Gods Woord afdalenals mijnwer kers in de mijnschacht. Dan komen we bij de ertslaag, waar wij, schatgravers in de Schriften, het goud der genade moeten opdelven. Het is de pretentie van gerefor meerde prediking, dat wij deze totale ge bondenheid van de prediking aan het ge openbaarde en geïnspireerde Schrift woord ten volle ernstig nemen. Zo is het met name contrabande in ge reformeerde kring om het Woord van God te owf-mantelen. Wij gaan Gods Woord niet uitkleden, zoals men dat in alle soort bijbelkritiek doet, waarbij men veel tot literaire inkleding verklaart en daar op die wijze het goddelijk gezag van disputabel stelt. Eén van de nieuwste vormen van ont manteling van de Schrift is de zgn. ont mythologisering. Men meent nl. een dienst te doen aan het evangelie, als men het lospelt uit de „mythen", de volks voorstellingen en volksverhalen, waarin het Woord Gods gewikkeld zou zijn. Daar moet het uit losgewikkeld worden, wil het de moderne mens, die een heel an dere voorstelling van de wereld en een heel ander levenspatroon heeft, nog kun nen toespreken. Die kant willen de gereformeerden ze ker niet op. Maar er is een ander gevaar. Men kan de bijbelse boodschap ook ó^-mantelen. Haar omhangen en aankleden met aller lei, waarmee men meent het gepredikte NOG EENS: Mag ik nog even doorgaan met te pro beren, de vele vraagsters van antwoord te dienen? Johannes ziet in de hemel de kleinen en de groten. Worden met die kleinen bedoeld de kleinen in het geloof? Ik denk het niet. Die onderscheiding maken wij wel eens en ze is ook niet zonder grond. Als er niet van klein en groot sprake was, kon er ook niet worden gesproken van groei en opwassen in de godzaligheid. Maar die groei zal er in de hemel niet meer zijn. Ik denk, dat Johannes bedoeld heeft er mee te zeggen, dat hij kleinen en groten zag, zoals hij die in zijn wereld kende, b.v. aanzien lijken en geringen, machtigen en eenvou- digen, misschien ook kinderen en volwas senen, hoewel ik me ook weer niet voor stel, dat er in de hemel zuigelingen en jonge kinderen zijn. Maar in ieder geval het is in de hemel een bonte mengeling, een veelvormige schare, zeker net zo ge varieerd, als wij het leven hier kennen. Voor ieder, wie hij ook is, is er toegang, mits zij natuurlijk hun klederen gewassen hebben in het bloed van het Lam. Op die grote verscheidenheid zal Johannes wel het oog hebben gehad. In het nieuwe Jeruzalem zullen niet inkomen de vreesachtigen. Hetzelfde woord is ook vertaald door lafhartigen. Uit wat verder volgt in hfdst 218 blijkt wel, dat het ongeloof en al les, wat het evangelie vijandig gezind is, getekend wordt onder allerlei beeld kortom dus alle ongelovigen. Dan zullen de vreesachtigen zijn zij, die zich voor de Here en zijn dienst schamen, terwille van mensen en wereldse genietingen om smaad en verdrukking te ontgaan. Zij ver zaken de dienst van God en van het evan gelie, om met de goddeloze wereld mee te doen, hoewel zij weten, dat dit niet zo behoort, het ontbreekt hun aan heilige moed. (K.V.) Het tegendeel dus van het geloof en de volharding der heiligen. Ik had ook iets over de kunstmaan gezegd en mijn bezorgdheid uitgesproken over het geweldig kunnen van de mens. Woord meer ingang te kunnen verschaf fen. Men spreekt dan van „vertalen", niet in eigenlijke, maar in oneigenlijke zin. Men meent dat Gods Woord niet vol doende „actueel", toepasselijk of aanne melijk is, tenzij wij het transponeren in onze tijd, omkleden met onze moderne begrippen en opvattingen. Het Woord krijgt dan als het ware een nieuw cos- tuum, waarin het zich aan de moderne mens moet presenteren. Wij brengen het in een entourage van „actualiteiten" en anecdoten, wij brengen er onze belevenissen en pastorale ervarin- gen^bij; of ook, wij gaan uit van het leven en de ervaringen van gemeentele den. Er zijn alle mogelijke manieren om het Woord van God op die wijze aan te kleden. De grote vraag is echter of het de taak is van de prediking van het evangelie om het Woord Gods te hullen in het narren- pak van onze „actualiteiten" en verdere „aardigheden". De vraag is of het Woord van God op de duur nog herkenbaar zal zijn in een dergelijke uitmonstering. Ik ben overtuigd van het tegendeel. De be-manteling van Gods Woord met ons „allerlei" acht ik even gevaarlijk als de ont-manteling ervan, bijv. in de zgn. ont mythologisering. Wij moeten het Woord Gods „puur" hebben. Dat alleen is de geestelijke spijs die de Here ons wil doen servéren. Wat wij er aan „peper en zout" over heen sprenkelen neemt de eigenlijke smaak van Gods Woord weg. Het leidt op de duur tot een ernstige devaluatie van de prediking, die nooit in religieus getinte klein-kunst ontaarden mag. De brengers van Gods boodschap mis sen het recht om aan de boodschap zelf op welke wijze ook te „dokteren". Men mag er niets afhalen (ont-manteling), men mag er niets bijdoen (be-manteling). Het Woord Góds moet gepredikt wor den met goddelijke autoriteit, opdat Gods gemeente zich daaronder buigen kan. Dan moet het ook onvermengd gepre dikt worden. Wij hebben niet tot taak Gods Woord aan te passen aan gewijzigde omstandig heden of het actueel of acceptabel of aan genaam te maken. Wij hebben het alleen maar te prediken zoals het is. Dan is tegelijk het gevaar vermeden dat wij ons-zélf prediken, of dat wij de gemeente bezig houden met over haar- zèlf te praten. Dan prediken wij Góds Woord omtrent Hém, die de weg, de waarheid en het leven is. A. V. Eén van de aanwezigen merkte opmaar vroeger vonden wij de vliegtuigen ook een wonder. Waar ligt hier het ver schil Ik weet het ook niet. Veel mensen zei den vroeger: „het betaamt ons niet te vliegen, het is God tarten. Als wij vlie gen moesten, hadden wij wel vleugels ge kregen". En ik geef toe, dat we het nu heel gewoon vinden. We kunnen ons geen wereld meer denken zonder vliegtuigen. Nog eens: ik weet het niet. Misschien komt er een tijd, dat we dergelijke satel lieten net zo gewoon vinden als we nu het vliegen vinden, maar dan behoor ik °P ogenblik zeker bij die conservatie ven, die vroeger ook over het vliegen hun schouders ophaalden. Waar de grens ligt, weet ik niet en toch huiver ik. Laatst maakte een spreker bij„op de man af" de opmerking, dat de Almachtige God Chroestsjew wel eens bij de mouw kon pakken en zeggen„wat doe jij hier met je machientje!" Zie, zo voel ik het een beetje aan. God heeft de aarde de men senkinderen gegeven en het lijkt mij niet onmogelijk, dat die mens, als hij zich al te hoog verheft, wel eens teruggeworpen kon worden op de aarde. Hoe het zij, mij troost het (en in dat verband plaatste ik, meen ik, de opmerking) dat het we reldbestuur in Jezus' handen veilig is. Hij houdt er het oog wel op, wat de men sen zoal presteren en zij gfaan geen streep verder, dan Hij toelaat en dan het past 'in het groot geheel. De spoetnik zal ook wel staan in het boek van Gods raads besluit uit hfdst. 5. Maar dit boek ligt immers in Jezus' handen. En dat geeft rust aan het hart. Als wij aan de wederkomst denken, huiveren we meest. Moesten we er niet veel meer naar verlangen? Een opmerking, die mij uit het hart gegrepen was. Ja, meestal treffen we die huivering aan, het tegen-op-zien. We den ken dan aan die bange benauwing, aan oorlogen en vervolging en wij minnen de rust. Ik heb de indruk, dat het ver langen, persoonlijk de wederkomst des Heren te mogen beleven, schaars is. Meer malen is mij al verzekerd, dat men, als ik in de kerk om de wederkomst bid, niet meebidden kan. Meest vinden we onder het heimelijk verlangen„alles goed en wel, maar als het mijn tijd nog maar duurt". Wat natuurlijk een foutieve gedachte is. Inderdaad moeten wij naar de weder komst verlangen, gelijk een bruid uitziet naar haar bruidegom. Benauwdheid en vervolging en verdrukking? Ja, die zal komen, maar dan komt er ook een einde aan de zonde en aan al de smaad, die de Here Jezus wordt aangedaan. Moet het ons niet pijn doen, als dag aan dag de Naam van onze Zaligmaker wordt gelas terd en als de wet des Heren wordt ver trapt? Dat doet het kinderhart zeer. Als er maar hartelijke liefde is. Wij willen het vaak een beetje uitstellen, maar tot later datum verschuiven, eerst nog dit en eerst nog dat, eerst ons nog een beetje opknappen. Maar zou een bruid het niet fijn vinden, al is zij in haar werk jurk aan de was of aan de schoonmaak, als haar bruidegom haar eens verrast en plotseling vóór haar staat? Ik denk, dat het oog stralen zal. Maar dan ook: altijd bereid. K.-B. v. d. L. Er is een kerkvosje, dat de naam zou kunnen dragen van „vat-vlam", „vlieg- op". Iiet is een kerkbrandstichter; het is geladen met dynamiet en brandbommen. Dit vosje heeft de eigenschap, dat het veelal slaapt. Het slaapt, vooral in de kerkbankhet slaapt, ook wanneer er erge dingen gebeuren in de gemeente van ziekte en sterfgevallen. Het rekt zich ge- noegelijk uit, zelfs wanneer de brandklok klept, dat de diaconie tekort komt; dat de Zendingsomslag er niet komt, dat er hulp nodig is in een gezin. O, 't kan zo geweldig geeuwen, vooral wanneer de handen uit de mouwen gesto ken moeten worden, 't Lijkt de onschuld zelve, je hebt er niet de minste last mee. Maar, dit vosje kan plotseling uit de dut worden gewekt en klaar wakker wor den. Dit geschiedt b.v., wanneer z'n doch tertje van de catechisatie is weggestuurd; dan staan opeens de haren overeind. In gloeiende verontwaardiging stapt hij op de fiets, al is 't ook 's avonds 10 uur en valt bij de dominé binnen. De pastor staat verbaasd: is dit dat goedige, slape rige, soezelende manneke hij staat te beven op z'n benen, ogen flikkeren, de vuist slaat op tafel en 't davert„dat vind ik een minne streek; ja, ik weet 't wel, jullie kunnen ons niet uitstaan; de ker keraad is ook maar een gammel stelletje, ze hebben 't altijd op ons verzien; maar je kunt er op rekenen, dat je me niet meer in de kerk ziet, en de bijdrage voor de kerk betaal ik niet meer; 't is wat moois om ons onschuldig meisje weg te jagen, terwijl die sloeries uit de Hoogstraat de handen boven 't hoofd worden gehouden. Weet wel, dat er meerderen zo over den ken, jullie maken de kerk stuk gegroet hoor." i De dominee staat aan de grond gena geld, gelijkt op een boom, wier bladeren door een hagelbui aan flarden zijn ge scheurd wat een vreselijke vos school er onder z'n hoendersdie schijnbaar ge moedelijke man loopt met een helse ma chine in z'n binnenzak en werpt die on versaagd door het kerkraam. Hij zou de kerk wel in de lucht willen laten vliegen, omdat hij meent, dat hij in z'n eer ge raakt is. Zo zijn er werk-loze kerkleden, die nooit een hand uitstaken voor allerlei ar beid in Gods Koninkrijk, nimmer blijken gaven van meeleven, maar op eens pre sent zijn, als de kerkeraad een vergissing begaat, wanneer de dominé zich zou heb ben vergalloppeerd. Dan is de vos „vat- vlam", „vlieg-op" dadelijk op de been, regent het protesten, worden gesprekken gevoerd, de koppen bij elkaar gestoken en legt men met pleizier dynamiet onder de fundamenten der kerk. Zielsblij is de tuinier, wanneer hij be merkt, dat 't vosje weer in slaap gevallen is en hij denkt: je moet slapende vossen maar niet wakker maken. En toch treurt hij er over, dat bepaalde krachten, die veel goeds zouden kunnen bewerken, slui meren en alleen maar in actie komen, wanneer er wat valt te slopen. Dit zijn de „lorreboeren", die leven van afbraak en oud-roest. Ze schuwen de nieuwbouw, slapen in de oogsttijd, maar worden klaar wakker, wanneer een storm wat dode takken heeft afgeschud. Ze zien liever een ouwe-versleten ka chel, dan een fonkelnieuwe. Ze vliegen af op een distel, maar de bloemen tellen ze niet. Droef en duister vosje „vat- vlam", je vuur gaat uit, als 't moest bran den, maar flikkert fel, als 't moest doven. Uit het oude-Vossenland. Tweetal te Amsterdam (vac. R. C. Harder), Dr. F. H. von Meijenfeld te Leiden en C. W. Thijs te Voorburg te Groningen-Oost (vac. F. Vroon), C. Ch. Griffioen te Voorthuizen en H. van der Wey te Emmen te Harlingen, H. J. van Duinen te Willemstad en G. W. H. Peddemors te Dirkshorn. Beroepen te Appingedam (vac. A. J. Janssens), E. Jansen te Aduard te Gorredijk, H. Alting te Wijckel te Leek, H. Veenstra te Veen woudster wal te Kampen (vac. L. J. Wielenga), G. van Doornik te Nijmegen te Duncan (Br. Columbia, Canada) (Chr. Ref. Church), L. T. Schalkwijk, laatstelijk predikant te Krimpen a. d. Lek, Krimpen a. d. IJssel, woonachtig te Ede te De venter (vac. H. Iieule), C. W. de Vries te Lollum (Fr.) te Engwierum, H. A. van Bottenburg, kand. te Hilversum. Aangenomen naar Scharnegoutum, S. J. Verveld, laatstelijk Doopsgezind pre dikant te Den Horn (Gr.), die bedankte voor Dussen (N. Br.) en voor Zoutkamp (Gr.) naar Enumatil, F. van Zuthem te Hollum op Ameland. Bedankt voor Goes, C. L. Timmers te Sint Pancras voor Avereest, W. de Graaf f te Almkerk. Examens. Aan de V.U. is geslaagd voor het kandidaatsexamen theologie de heer N. H. Heiner te Ter Aar (Z.H.) De classis Bentheim heeft praep. ge ëxamineerd en beroepbaar verklaard de heer A. Klaasen, te Echtelerveld (Duits land) kand. aan de V.U. De classis Zwolle heeft peremptoir geëxamineerd en toegelaten tot de dienst des Woords en der Sacramenten, de heer G. J. Heersink, kand. te Aalten en beroepen predikant te Hasselt. Afscheid en intrede. Ds K. G. Ide- ma te Oud-Beijerland, is voornemens 15 dec. intrede te doen te Wilsum (Graaf schap Bentheim). James Brotherhood. Tot docent voor Engelse conversatie aan het Zen dingsseminarium te Baarn is benoemd de heer James Brotherhood, in Nederland bekend door zijn Engelse radiolessen. Nu de Zending al meer bij het internationaal overleg betrokken wordt, heeft het cura torium op voorstel van docenten deze be noeming gedaan. Prof. Dr. K. Dijk te Amsterdam is opgetreden als voorzitter van de Com missie van Uitvoering van Gereformeerd Schoolverband. Ds. A. C. Heij, em. predikant van Koudekerke (Z.), is verhuisd van Buiten post naar de Molleruslaan 38 te Apel doorn. Ds. P. C. Jongbloed te Muiden is van zijn reis naar Curasao, waar hij als leenpredikant werkzaam is geweest, weer in zijn gemeente teruggekeerd. Ds. J. Plomp t? Utrecht, is opge treden als secretaris van de Raad van samenwerking voor de zending in de plaats van Ds. R. C. Harder te Amster dam, die wegens functiewisseling als zo danig moest aftreden. Ds. A. Wijngaarden te Groningen- Zuid, is vorige week opnieuw door een hartaanval getroffen die hem de eerst komende maanden voor zijn arbeid naar het zich laat aanzien, zal uitschakelen. Adressen. Het adres van de kerke raad van Axel is A. de Regt, Joost de Maasstraat 9 en van die van Zoutespui S. v. Haren, Hoofd Chr. school te Zou tespui (post Terneuzen). Ds D. J. Couvéeem. predikant van Axel is verhuisd naar Bennekom, Dik- kenbergweg 35, huize „Op den Berg", tel. 531. Bergen op Zoom. De viering van het eeuwfeest van de gemeente is opnieuw verschoven en thans bepaald op 26 nov. a.s. De kerkelijke herdenking is uitgesteld van 24 nov. op 1 dec. Het nieuwe instru ment zal 26 nov. in gebruik worden ge nomen en bespeeld worden door Feike Asma, organist te 's-Gravenhage. Hardenberg. De kerkeraad is van gevoelen, dat als men van verschillende zijde critiek oefent op de wijze waarop stichtingen van barmhartigheid aan hun geld komen door rebusacties en verkapte loterijen, niet kan worden volstaan met critiek op deze methode en de barmhar tigheid niet schuil mag gaan onder ma terialisme. Daarom besloot de kerkeraad in 1958 een gehele zondag te wijden aan de barmhartigheid. Dan zal één collecte gehouden worden, waarvan verwacht wordt, dat die gelijk zal zijn aan de op brengst van de drie die anders plaats heb ben. Het werk der barmhartigheid zal die zondag bijzonder in prediking en gebed worden herdacht.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1957 | | pagina 2