Waar ligt het accent?
JTxelaria
GODS VINGERS SCHRIJVEN
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
MEDITATIE
ZEEUWSE KERKBODE
DERTIENDE jaargang No. 17
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthoff,
Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor.
Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 25 OCTOBER 1957
Abonnementsprijs3,per half
jaar (bij vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 cent.
Advertentiën 12 cent per mm.
Tegenwoordig wordt nogal sterk de
aandacht gevraagd voor het wereldwijde
werk van God. In verschillende kringen
is dit soms het punt, waarop iemand als
meelevend christen wordt getaxeerd. Zulk
een christen kan natuurlijk niet ademen
in begrensde ruimten, maar hij speurt na
de ruimte van het koninkrijk dat des He
ren is.
Enals iemand daar nu niet in
de eerste plaats mee bezig is? Als hij,
zonder tekort te doen aan de ruimte van
Gods werk, diep onder de indruk is van
het feit, dat God zeker nooit meer van
hem vragen zal, dan waartoe hij in staat
is Mogen wij zo iemand maar dadelijk
voor bekrompen verslijten, één die geen
begrip heeft voor zijn tijd en die toch
eigenlijk de gang van het werk des Pie
ren meer verhindert dan bevordert
Waar behoort het accent te vallen?
Die vraag is de overweging ten volle
waard.
De Kerk leeft onder de opdracht des
Heren, om met de verkondiging van het
evangelie de wereld door te gaan, en door
de doop in te lijven in de gemeenschap,
waarvan Christus het hoofd is. Wij kun
nen zelf deze opdracht niet veranderen.
Het gaat om de bediening van evangelie
en sacrament. Vanzelf is het mogelijk,
dat in bijzondere tijden ook aan andere
taken wordt gedacht. De bediening van
het evangelie kan met zich meebrengen
een bepaalde verzorgingstaak, teneinde
een aangrijpende nood weg te nemen.
Maar de nadruk blijft toch vallen op de
opdracht des Heren, Die door Woord en
Sacrament zich een gemeente vergadert.
Tot het vervullen van deze opdracht
behoort naast de kerkelijke arbeid thuis,
de zendings-arbeid. De Kerken trachten
zoveel mogelijk een bepaald zendingster
rein te hebben, om daar de roeping te
vervullen. Wanneer zij deze beperking
niet aanbrengen, doen zij in feite niet veel
vruchtbaar werk. Rondreizende evange
listen, die nu hier, dan daar zich ophou
den, zijn niet de grote bouwers in het
Koninkrijk. Niemand moet daarvan op
kijken. U moet de levensgeschiedenis be
studeren van mannen als Nommensen,
Livingstone, om te bemerken, dat het ge
heim van hun kracht gelegen was in over
gave.
Ook zij hebben de beperking moeten
toepassen. Vruchtbare arbeid roept om
samentrekking van de kracht op een be
paald terrein of een bepaald punt. Dit
houdt dan helemaal niet in, dat zulke
werkers geen belangstelling zouden heb
ben voor andere gebieden. Maar, zij heb
ben leren verstaan, dat het nuttiger is,
ergens een stuk land te ontginnen, een
volk te brengen onder beslag van het
De volstrekt verkeerde
en de betere weg.
Wanneer het huisbezoek aan weers
kanten goed is voorbereid, zijn wij er
vanzelf nog niet.
Nu begint het pas.
En nu kan alles weer bedorven worden
doorverkeerd vragen.
In het jaar 1898 al heeft de kerkeraad
van Utrecht onder leiding van de bekende
dominee Fernhout 'n aantal vragen voor
het huisbezoek opgesteld, die o.m. ook in
Rotterdam-Noord, gewijzigd en aange
vuld, werd gebruikt.
Plet waren er, meen ik, zeventien
Natuurlijk was de opzet niet om deze
vragen, hoe goed ook overdacht, succes
sievelijk „af te werken".
Wie op die manier bezoeken aflegt,
wordt ambtenaar, controleur in stee van
zielszorger.
De ouderlingen behoren deze vragen
zó in zich opgenomen te hebben, dat ze,
liever met vergeten van 'n enkele dan
Woord des Heren, dan de belangstelling
maar steeds uit te breiden.
Wij moeten in onze tijd daar aan den
ken. Het is van belang, waar onze aan
dacht zo al voor wordt gevraagd. Naast
kerke-werk in eigen kring, zijn daar de
zendings- en evangelisatiebelangen, de
Bijbelverspreiding, het evangelie in Span
je, allerlei aktie in het belang van de vol
ken achter het ijzeren gordijn, de nood
van het protestantisme in Columbia, en
gaat U maar zo door.
Zelfs al proberen de Kerken krachten
samen te bundelen, dan zal het niet mo
gelijk zijn, om onze sfeer van belangstel
ling en hulp uit te breiden over wereld
delen. Dan komt het mij voor, dat de wil
des Heren gedaan wordt, wanneer wij
ergens een taak aanvatten en ons daar
aan geven.
Dat zal in de eerste plaats altijd dicht
bij huis zijn. In de eigen kring. Bouwen
en bewaren.
Wie oog krijgt voor Gods wereldwijde
werk, die heeft eerst met verwondering
dat werk thuis ontdekt, en is daar verrast,
door evangelie en sacrament, door Gods
reddende goedertierenheid.
Zo is het bij de apostelen al begonnen,
en zij zijn telkens, wanneer er op de ak
ker der wereld was geoogst, naar huis
teruggekeerd om daar met de thuiskerk
God te danken.
Wie belangstelling heeft vóór en ont
roerd is over het feit, dat Gods werk zó
uitgebreid is, die wordt thuis verkwikt
door dat werk des Heren. Die draagt zijn
geloofsvuur geregeld de gemeente binnen,
en zorgt voor zijn deel, dat het daar in
het huis Gods toega naar de wil Gods.
Hoe krachtiger zó in geestelijke zin
het thuisfront wordt, hoe meer de ge
meente kracht naar buiten kan laten uit
gaan. Daarom, wie zich met hart en ziel
toelegt op deze taak, dat de gemeente
geestelijk sterker wordt, die is niet min
der bezig met het machtige werk van het
Koninkrijk, dan wie het meer heeft over
wat zich afspeelt in de verte.
Daarover kunnen wij ons laten voor
lichten. Daarvoor kunnen wij bidden en
onze gaven geven. Maar, wij zullen, voor
vruchtbare aktiviteit, moeten denken aan
onze beperktheid. Wie naar weinig staat
en dat goed zoekt te doen, die is zeker
van meer betekenis dan de onrustige ja
ger, die telkens wat anders en telkens wat
groters ziet, zonder dat het komt tot
voortgaande aktiviteit op één bepaald
punt. Daar zal de Kerk in deze onrustige
tijd aan moeten denken. En, wij moeten
ons persoonlijk daar ook mee bezig hou
den. Bouwers in het rijk hebben in de
stilte de schat gevonden, en zij hebben
thuis daarmee in de eerste plaats leren
werken. C. St.
dodelijke stiptheid, geleidelijk in het ge
sprek aan de orde komen.
Zó, telkens weer anders „verwerkt",
in telkens weer andere volgorde en be
woording, is er kans op 'n ongedwongen
gesprek, dat desnoods met de kunstmaan
mag beginnenmaar liefst na énkele vol
zinnen over dit Russisch koetje en kalfje,
midden in de zaak van God en kerkelijk
en geestelijk leven moet doordringen.
Dat is nu één van de gaven, die ouder
lingen behoren te verstaan, om, ongefor
ceerd, van het natuurlijke op het geeste
lijke te komen. Géén halve uren eerst
over alles en nog wat om aan 't eind
eerst, vluchtig, nog 'n woord te spreken
van minder oppervlakkige aard
Het moet 'n saamspreking worden,
waarbij vooral degeen die bezocht wordt,
spreektvertelt van zichzelf
Of eigenlijk van God!
Geen verslag van allerlei zielsgestalten,
die men in oude schrijvers heeft gelezen.
Ook niet van wat men allemaal hier of
daar op kerkelijk of politiek terrein heeft
gepresteerd of hoe goed het in de oude
en hoe slecht het nu is.
Terzelfder tijd verschenen vingers van een mensenhand,
die schrevenDaniël 5: 5a.
„Is dit niet het grote Babel, dat ik gebouwd heb door de sterkte
mijner macht en tot eer mijner majesteit." Sedert dit vermetele woord
gesproken werd op de tinnen van het koninklijk paleis is er veel ver
anderd.
Nebukadnezar, de monarch van Babel, heeft het moeten inzien, dat
deze woorden dwaas en ijdel zijn. Maar zijn kleinzoon Belsazar heeft
dit gebeuren allang vergeten. Wat weet hij af van de God van Israël,
de Allerhoogste. Voor hem is 't er één van de zovele goden, die door
de volken in zijn wereldrijk vereerd worden. tiet is nu oorlog.
Jeremia's ondergedoken boekrol in de rivier de Euphraat, zal in ver
vulling gaan. Babel, het grote en machtige wereldrijk, is aan het zinken
om niet weer boven te komen. Reeds staan de vijandige legers van
Meden en Perzen voor de koningsburcht. Maar binnen die burcht wordt
feest gevierd, alsof er niets aan de hand is. Lichtzinniger kan het niet.
Daarbuiten strijden de legers van Babel een wanhopige strijd, daar
binnen houdt de koning met zijn vrouwen, ministers en rijksgroten een
hoffeest, dat alle andere moet overtreffen. Want in zijn feestroes laat
hij de heilige vaten, de gouden en zilveren bekers halen. En terwijl
Jeruzalems tempelbekers opgeheven worden prijzen ze de gouden en
zilveren, de koperen en ijzeren, de houten en stenen goden. Hij wijdt
de offerwijn aan zijn goden uit de heilige vaten van het huis Gods.
Niet tot eer van God, maar tot eer van de heidense afgoden worden
deze nu misbruikt. Zo viert koning Belsazar zijn nachtfeest.
Want nacht is het in de neergaande lijn van Babels wereldrijk.
Onder zijn grootvader Nebukadnezar bekleedde Daniël nog een positie
aan het hof. En deze schroomt niet om stelling te nemen tegenover
afgodendienst en verval. Maar deze Daniël, die als profeet des Heren,
drager is van het Woord Gods, is een vergeten burger geworden. Het
Woord Gods wordt niet meer gehoord.
Wanneer dat Woord gaat zwijgen, of ook opzij wordt gezet, heeft
de zonde vrij spel. En dit gebeurd, wanneer wij er op uit zijn ons aan
de klem van Gods Woord te onttrekken. Dan zijn er geen bewarende
grenzen meer. Dan verzinken wij in de duisternis van de zondenacht.
En die duisternis verstaat het Licht niet, dat eens is opgegaan. In dit
hoofdstuk vinden we zulk een duisternis, waar God niet wordt ver
heerlijkt, maar gesmaad.
Vergeten wij niet dat hier profetie gegeven wordt. Wij zien hier
een beeld van de wereld in haar laatste stadium.
Zal het Woord blijven zwijgen? Dat is onmogelijk bij de lastering
van Zijn Naam. Toch heeft de Fiere geduld. Hij kan wachten. Zelfs
kan Flij de schijn geven dat Hij alles maar toelaat. In werkelijkheid
wacht de Fiere tot Zijn tijd gekomen is. En dan nog slaat Hij de deur
des behouds niet terstond geheel toe. Hij is lankmoedig en vol van
genade. Ook dat zien wij in deze geschiedenis. Terwijl koning Belsazar
en zijn feestdronken schare zich vergrijpen aan de heilige tempelvaten,
wordt daar plotseling door de Fiere een nummer ingelast, waarin Bel-
sazars feestprogram niet voorziet. Daar verschijnen enkele vingers als
van een mensenhand op de muur en schrijven er enige lettertekens op.
Niemand heeft dit verwacht en niemand kan het verklaren. Het feest
rumoer houdt op. Als versteend staren de koning en zijn autoriteiten
naar die vingers en het schrift. De vingers verdwijnen, het schrift blijft.
Floe groot is dit schrijven des Heren. Alleen maar schrijven. En
hoeveel heeft Hij geschreven door Zijn apostelen en profeten. Het zijn
vele boeken vol. Dezelfde goddelijke vingers, die eens in Belsazars
feestzaal schreven, hebben ook onze Bijbel geschreven. En wat heeft
dit goddelijk schrift al niet uitgewerkt en werkt het nog uit. Het ver
maant ons, het toont -ons hoe wij van onszelf zijn enhet wijst ons
op de enige Naam onzer hope, de enige Naam des behouds, op Jezus
Christus. Alleen door Hem is er redding, is er vergeving en genade te
vinden en te ontvangen. Wij zijn zo met dat geschreven en gepredikte
Woord vertrouwd, dat we er niet voor beven. Maar het is Góds vinger,
het is Zijn hand, die het geschreven heeft. Het is God zelf die tot ons
spreekt, wanneer we in Zijn Schrift lezen, wanneer wij Zijn Woord
horen. Verschrikt ons dat nu nog? Beseffen wij wel dat het Zijn ont
ferming, dat Hij het nog doet ons tot eeuwig heil 1 Wat doen wij er
mee, met die hand Gods in ons leven, met Zijn vinger die daar ge
schreven heeft bij onze Doop: „Ik heb U duur gekocht". Verheerlijk
Hem dan met uw leven. Het was de zonde van Belsazar, dat hij
God niet met zijn leven verheerlijkt had. Wanneer wij de zin van ons
leven verstaan, dan blijve het ons doel en biddend streven: om Zijn
Naam te verheerlijken, want Hij moet wassen en ik minder worden.
G. H. L. v. A.
ven van hoewat zal ik zeggenmet
de mensen om te springen ze aan
te pakken ze aan boord te komen
Altemaal tekenachtige uitdrukkingen
voor hoe het niet moet
Hoe ze te leiden, zou reeds juister zijn.
Hoe hun innerlijk te openendat
kan God alleen.
Floe tot hen te naderenhoe 'n blik
te krijgen in hun innerlijk (waarbinnen
zij zelfs soms nog vreemden zijn
zal beter gezegd zijn.
Hier doet handigheidniets dan
schade.
Hier doet mondigheidde ander
zwijgen.
Maar van wat de Here voor óns was
en is!
Hoe nu de mensen tot dit openlijk ge
sprek te brengen?
Hoe hun ziel, hun hart te openen?
Zodat zelfs de van aanleg en vrijmoe
dige aanvangt met vrijmoedigheid reken
schap te geven van de zwakker of sterker
hoop, die in hem is
Of indien 't nu eenmaal niet anders
is van zijn dorheid, ongevoeligheid,
troosteloosheid, misschien zelfs opstan
digheid, die hem parten speelt, zelf, eer
lijk en oprecht te getuigen.
Natuurlijk kan ik hier geen exposé ge-