JTxelaria dertiende no. ii Weekb)ad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland VR"DAG 13 member Bij het AFSCHEID van Ds W. J. MEISTER De genade-verkondiging Niet licht bewogen ZEEUWSE KERKBODE Berichten en opgaven Predikbeur- HoofdredacteurDr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Abonnementsprijs3,per half- ten tot Dinsdagsmorgens te zenden Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. jaar (bij vooruitbetaling). aan de drukkers Littooij Olthoff, Afzonderlijke nummers 12 cent. Spanjaardstraat 47, Middelburg. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Advertentiën 12 cent per mm. Nu Ds. Meister zijn dienst in de kerk van Middelburg gaat beëindigen, om onze provincie te verlaten, willen wij in onze Kerkbode hem hartelijk danken voor de „hulpdiensten", door hem bewezen. Hij was secundus voor de classis Middel burg, maar heeft vaak de pen opgenomen. Soms werd een beroep op hem gedaan in een noodgeval, als er niet voldoende was binnengekomen. Steeds was Ds. Meister dan bereid om te helpen. Graag spreken wij het uit, dat wij hem hiervoor erkentelijk zijn. En wij wensen hem de kracht en leiding van God, bij zijn vertrek naar België. Van Zeeland's hoofdstad naar het evangelisatie-terrein in België, in de omtrek van Antwerpen, dat is wèl een overgang. Het moge hem gegeven zijn, de honger naar het evange lie aldaar te helpen stillen en het werk des Heren te dienen tot zegen van het Belgische volk. C. St. Het is de laatste jaren steeds meer in gebruik gekomen, om in de eredienst een opzettelijke genade-verkondiging tot de gemeente te doen uitgaan. Wij kunnen ons hierover verblijden. De eredienst is daardoor rijker geworden. Deze genade-verkondiging vindt dan plaats, nadat de Wet is afgekondigd, en de gemeente onder indruk van de Wet haar lied van schuldbelijdenis tot God heeft opgezonden. Sommigen zullen bij dit gebruik van de Wet wijzen op haar betekenis als re gel der dankbaarheid. Men wil dan uit gaan van de orde in de catechismus. In Zondag 2 de hoofdsom van de Wet, tot kennis der ellende, in Zondag 34 de Wet in het stuk der dankbaarheid. Toch moeten wij niet over het hoofd zien, dat in Zondag 2 de eerste vraag luidtwaaruit kent gij uw ellende Dan is het antwoord niet: uit de hoofdsom der- Wet, maar: uit de Wet Gods. Zo verwijst Zondag 2 in de eerste plaats naar de Wet in haar geheel, waar op dan volgt de eis der Wet, samengevat in de hoofdsom. Daarom is het niet onjuist te achten, wanneer de Wet gelezen wordt, opdat de gemeente zich van haar schuld bewust zal zijn, en daarvan belijdenis zal doen voor God. Daarop volgt dan de genade-verkondi ging, ingeleid met een formule, dat allen, die oprecht berouw hebben en tot de Here de toevlucht nemen, vergeving der zonden hebbenwat dan met een boodschap uit de Schrift aan de gemeente wordt over gebracht. Wij zijn bij dit alles geheel in de sfeer, waarin voor eeuwen de formulier-gebeden voor de eredienst zijn opgesteld. Deze formulier-gebeden beginnen in de toon van verootmoediging, dat wij arme, ellen dige zondaren zijn, ontvangen uit zondig zaad en in ongerechtigheid geboren. Héél de gemeente, zonder onderscheid, werd hier in de boetvaardige houding te genover God geplaatst. In diezelfde geest heeft ook Calvijn gehandeld. Dan volgt voor de gemeente: het zich verblijden in de verlossing, door het won der der vergeving. Daarop wil de aparte genade-verkondi ging nadruk leggen. Naar onze overtui ging moet men daar ook niets aan toe voegen, want dan verzwakt men de be tekenis van de genade-verkondiging. „Genade-verkondiging is óók gerichts- verkondiging", wil iemand tegenwerpen. Zo iets kan men o.a. lezen bij Karei Barth. Inderdaad, bij de uitdeling der ge nade gaat God anderen voorbij. De ver kiezing van een gemeente uit de wereld houdt in een voorbijgaan van anderen. Daarover kan men bij Augustinus tref fende dingen lezen. Het is echter de vraag, of wij in de eredienst aan de gemeente, die zich zo juist onder de Wet gebogen heeft, in één zin genade èn gericht moeten voorhou den. B.v. in deze geestallen, die zich verootmoedigen, verkondigen wij het heil des Heren, maar allen, die zich niet be keren, zeggen wij het oordeel aan. Naar onze overtuiging wordt niet ont kend, dat de onbekeerden het oordeel te gemoet gaan. De Schrift spreekt in dat opzicht een duidelijke taal. Maar dat is bij de genade-verkondiging niet aan de orde. Dan gaat Gods boodschap van verge ving uit tot hen, die zich als zondaar voor Hem buigen. Dan hóórt de gemeente het rijke evangelie, zoals die misdadiger op Golgotha: heden zult gij met Mij in het paradijs zijn. Daar voegde Jezus op dat moment geen vervloeking aan toe over de godde loze, die zelf toen nog durfde spotten. Aan een levend lidmaat der gemeente werd de genade verkondigd. Het andere element, gerichts-verkondi- ging, in de zin van Zondag 31, maakt van de genade-verkondiging aan de ge meente iets anders. De sleutelmacht wordt bediend in de prediking en tuchtoefening. In het uitroepen der genade over allen, die met mishagen óver zichzelf tot God vluchten, worden immers allen uitgeslo ten, voor wie dat niet geldt! Genade-verkondiging is een rijk ele ment in de eredienst voor de gemeente. Dit besef mag niet verslappen. Het is dan ook te hopen, dat onze Synode, stel dat zij een vaste formule voor genade verkondiging zou geven, in deze zin zal beslissen. Daarbij moet niemand komen aandra gen met het bekendemaarwij we ten niet, wie er zoal onder het gehoor zitten. Nee, dat zult u ook nooit weten. Houden wij ons daarom aan het voor beeld der apostelen, die de gemeente aan spraken als „een gemeente des Heren". Lees de briefhoofden in het Nieuwe Tes tament maar. Toch was er, ook toen, kaf onder het koren. In de genade-verkondiging doen wij, met het Woord des Heren, een beroep op allen. God Zelf past die verkondiging toe, door Zijn Geest. Het is alleszins de moeite waard over deze belangrijke dingen van gedachten te wisselen. Soms denken wij een bepaalde zaak geestelijk „dieper" te maken, terwijl het in werkelijkheid juist niet het geval is. Als wij het Woord nemen, zoals het tot ons komt, en wij overdenken de zin van de handelingen in de eredienst, dan treft ons juist de grote kracht, die er uitgaat van het Woord in zijn verkondi ging. Zo moeten wij ons ook bewust worden, wat het ogenblik van de genade-verkon diging voor de gemeente inhoudt. C. St. De genieting. Wij kwamen dus tot de voorlopige en vrij algemene conclusie, dat voor het aan zitten aan de avondmaalsdis zó veel tijd gegeven moet worden, dat niets de stille overdenking hindert. Omgekeerd: het zich rustig verdiepen in de zaligende dood van Christus, de werkelijke, doorleefde gemeenschapsoefe ning met de immers aanwezige Gastheer, het bewust genieten van het hemels Brood moet bevorderd! Is dit teveel verlangd? Wij geloven, dat niemand met minder tevreden mag zijn. Dat velen dit kenlijk niet eens meer zoeken, sommigen als iets overbodigs, iets overspannens verwerpen, is 'n bewijs te meer hoe wij ook hierin veruitwendigen. Men zou, in 't algemeen, twee soorten avondmaalgangers kunnen onderscheiden. Tamelijk formelen, uiterlijk gehoor zaam, die het soms ook heel ernstig ne men, ook wel eens minder, doch onder wie velen toch niet werkelijk geestelijk weten te onderscheiden. Vraagt men hun, of zij 'n „zegen" aan tafel hebben ontvangen, dan antwoorden zij steevast: „niet altijd". Zij camoufleren hun armoe daarmee. Zij durfden niet biechten: vrijwel nooit ofnooit. Of zij zeggen, nóg armelijker, met de stiptheid van de degelijk onderrichte ca techisant wij gaan aan tafel uit geloofs gehoorzaamheid en wij mogen geloven (let er opzij zeggen nietwij gelóven dat wij 'n zegen ontvangen, ook als wij het niet gevoelen. Zijwéten het, dat het op het ge voel niet aankomt. En is het niet ook zo? Anderen zijn met dit preciese redene ren niet content. Zij beseffen, dat als er zó iets mach tigs plaats vindt, dat Christus zich op bij zondere wijze aan de zijnen mededeelt, dit natuurlijk door het geloof geschiedt. Doch dan toch bewust geloof. Werkelijke gemeenschap met hun aller Hoofd, die daarom ook, als het goed is, gevoeld, ge noten moet worden. 'n Deel van deze hongerigen, wordt ook verzadigd. Doch 'n ander deel, vooral de nerveu- zen, juist de gevoelsmensen, worden in dit verlangen naar Christus' reële ge meenschap gestoord door allerlei gejacht, dat let daaroplouter gevolg is van door de Schrift zéker niet voorgeschre ven, door de praktijk nu eenmaal zo ge groeide toestand, zodat al te veel tafels in al te korte tijd moeten worden be diend, wil het gehéél, niet nóg langer duren. Het mag o.i. niet voorkomen, dat 'n dienst langer dan anderhalf uur duurt. Om de kinderen niet, om de onbekeerden niet, maar ook niet om de vele ouderen, al zéggen sommigen dat ook anders. Meer dan eens werd in grotestads- kerkboden gewaarschuwd tegen het euvel van vóór het eind van de dienst heengaan. De fout ligt evenwel bij de veel te lan ge dienst. Wat 'n enkele keer soms moet, in tijd van bewogenheid of overgrote nood kan, is 'n gevaar als regel. Niet ongestraft wonen wij het Aller heiligste uit routine, gedachteloos, erger nog: verveeld! bij. Dit maakt in de jeugd misschien reeds, ongevoeliger, minder teder. Zo mogelijk moet héél de dienst van moment tot moment gespannen worden meegeleefd. Men legge dan ook géén door God niet voorgeschreven, door velen niet te dra gen lasten op, die enkel op óns goeddun ken of op gereformeerde ménsen-inzet tingen gegrond zijn. Niet enkel Roomsen willen wel eens wijzer zijn dan God, die zijn Christenen niet door langdradige formulieren en eindeloos gerepeteer wil onderwezen heb ben, doch door de levende verkondiging van zijn Woord Men late daarom, indien men het scho ne, doch te lange formulier gebruiken wil, in elk geval de preek achterwege. Zij is, omdat het formulier reeds Woordverkondiging is, overbodig. En bepaald overbelasting acht ik het, aan trouw kerkende jeugd tweemz.d\ op één zelfde Zondag dit zware stuk voor te houden en dan nog 2 maal te laten preken Wat zetten wij ons toch op de stoel van Calvijn, binden zware formulierlas- ten bijeen en leggen die op de schouders van de jeugd, en doen misschien zelf on derwijl 'n tukje. Sluit liever de ochtenddienst met 'n vrij dankgebed en open de middagdienst met 'n vrij gebed, om eerst dan aan de laatste tafel het dankzeggend gedeelte van het formulier te lezen. Daarna 'n korte nabetrachting. In géén geval 'n deel van de avond maalgangers naar de volgende Zondag verwezen. Men moet de gezinsleden niet alweer om ménselijke instellingen bij het Allerheiligste scheiden. Maar dan late men ook niet meer dan 3, allerhoogst 4 tafels in één dienst toe, opdat elk avondmaalganger tenminste 10 minuten rustig kan aanzitten, om daar, aan de dis, bij brood en wijn het lijden en sterven van Christus gelovig te over denken, bij eigen zonde en schuld te ver wijlen en biddend in te gaan in 't aller grootst mysteriedat der verzoening door het plaatsvervangend offer van Golgotha. Men dulde nergens dat aankomen en weer opstaan, énkele minuten slechts na elkaar, waarbij soms „om des tijds wille", de beker reeds rondgaat, als het brood door achteraanzittenden nog niet eens genomen kan zijn. Zelfs voor het zingen van 'n lied aan tafel is in menige kerk geen „tijd" O, als men in al die harten toch eens juist op déze ogenblikken van vluchtig komen, zitten, brood nemen, eten, beker nemen, drinken, doorgeven, even luiste ren, weer opstaan kon inzien! Hoe armelijk zouden juist dan veler gedachten zijn zonder dat er nog moei lijk eetbaar brood behoeft te zijn of 'n vlieg behoeft te drijven in de wijn of gelijk ik heb meegemaakt 'n bij on geluk in de wijnbeker gedeponeerd geld stuk schuivend onder in de beker zich laat horen Vooral voor de nerveuzen zijn er hon derd kleine dingen, die kunnen afleiden, gedachte en hart verwarren. Ook de dienaar des Woords gezwe gen van de heen en weer hollende diake nen heeft het vaak veel te druk door het vele wisselen der tafels mét daar wat de Heiland Hem zónder dat alles opdroeg Hij moet soms meer denken aan hoe telkens op tijd klaar te komen en alles ordelijk te doen verlopen, dan dat, hij vooral, gelegenheid ontvangt zich enkel met zijn Heiland bezig te houden. 'n Dominee zei eensik zelf heb meest al pas iets aan het avondmaal, wanneer ik rustiger geworden aan '11 later tafel. Ik zou zelf liever brood en wijn gebrui ken aan de laatste tafel. Bij de eerste heb ik teveel te doen Zou het bij menig gemeentelid, ook bij de veel te druk bezette diakenen van bin nen anders toegaan? En zou dat nu de bedoeling van God zijn? Dat we 't juist niet het best hebben, bewuste gemeenschap oefenen met de Heer, wanneer we zijn Lichaam niet eten en zijn Bloed niet drinken, omdat we dit als in 'n roes gedaan hebben? Al gaat het niet per sacramentum, door de tekenen, het gaat er toch om ook in het gebroken brood en in de vergoten wijn te smaken dat de Here goed is Daarom is zielsrust, aandacht nodig, en dustijd. Alle jacht moet verre blijven, die thans bij 't door mensen ingestelde formulier en de door mensen ingestelde wisseling der véle tafels, haast onvermijdelijk is. D. J. C. De operatie was goed geslaagd en had ook wel verlichting gegeven. Daarom trad ook spoedig aanvankelijk herstel in en mijn zieke kon weer naar huis gaan. Maar thuis gekomen duurde het niet zo heel lang, of de oude kwaal werd weer openbaar. De dokters zullen het wel ge weten hebben hier helpt geen medicijn en kan ook het mes van de chirurg geen uitkomst brengen. Maar toen kwam ook de worsteling. Hij was toch eigenlijk nog in de bloei van z'n jaren en dan te weten, straks het leven te moeten loslaten - het is een heel ding. Toen hij geopereerd moest worden had hij zich geheel kunnen overgeven. „Here, hier lig ik nu, geheel en al voor Uw re kening. Gij weet alle dingen, Gij weet, dat ik U liefheb." Maar als dan de kracht weer terug komt en de hoop herleeft, dan komt ook de strijd weer terug. Dan vraagt het le ven z'n rechten weer en we moeten weer opnieuw de oefenschool door. Hij heeft het me zelf eerlijk verteld „wat heb ik geworsteld, 'k Wilde eerst m'n zonde niet belijden, 'k wilde het ver zwijgen, maar ik heb gezien, dat het niet kan. En wat wordt het dan goed. We denken wel eens, dat het een rechter is,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1957 | | pagina 1