HET GEHEIM Jflxelaria Logies gevraagd Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland MEDITATIE ZEEUWSE KERKBODE DERTIENDE JAARGANG no 8 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 23 AUGUSTUS 1957 Abonnementsprijs3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. Maak tevens ook huisvesting voor mij gereed. Philemon 22a. Ja, dat kan ik best begrijpen, zeker in deze vakantietijdPaulus wil er wel eens uit. De boog kan niet altijd gespannen staan. Even vakantie. Dus vraagt hij logies voor hem te bespreken. Waar zou Paulus heen willen Bestemming onbekend Nee, we vernemen, dat hij naar Colosse wil. Daarheen geeft hij onze brief als een aanbevelingsbriefje mee aan Onesiumus. Deze slaaf was van zijn heer Philemon te Colosse weg gelopen. Gods hand voerde hem naar Paulus, waar hij Jezus als Hei land en Meester leerde aannemen. Maar nu moet hij terug. Paulus had wel grote lust hem bij zich te houden, want nu bleek hij trouw en gewillig. Bekering blijkt in de levenshouding! Maar: eerst terug! Want anders leek het alsof Paulus Philemon dwong hem af te staan. Nu deze Nietsnut als Nuttige terugkeert, zal alles wel in orde komen; ook de logies voor Paulus. Maar.wat doet dit verhaal in de Bijbel? Wil ik dat verstaan, dan moet ik bedenken, dat het niet gaat om een vakantieverblijf. Dan moet ik bovenal weten vanwaar Paulus schrijft. Waarschijnlijk vanuit Rome; zéker vanuit de gevangenis! Daar wacht Paulus op de rechterlijke uitspraak. Vanuit de feiten gesproken lijkt Paulus' positie slecht en zijn ver oordeling eerder te verwachten dan vrijspraak. Hij zit immers gevan gen als propagandist van de sekte, die overal tegenspraak ontmoet? Toch vraagt Paulus logies! Toch tintelt zijn brief van speels ver nuft. Laat 'k nog maar herlezen: Mocht Onesimus U nadeel berok kend hebben, dan zal ik het betalen. Maar weetU bent mij nog rïieer schuldig, n.l. UzelfMaar ik vraag niets, integendeelIk zal straks als een gunstbewijs Gods aan U gegeven worden, zo maargratis Maar Paulus toch Wat een luchtspiegelingenDoet de gevangenis Uw zelfcontrole kwaad? Neen. Hier sta ik voor het optimisme van het geloofDit is nu Paulus' „amen" op het gebed van zijn vrienden, van Gods kerk, voor hem: „maak tevens ook huisvesting voor mij gereed". De gevangenis bindt niet meer. Het werk roept. Paulus heeft zijn plannen al gemaakt. Straks moet hij zelf klaar staan; niet voor wat vakantie, maar om het werk des Heren voort te zetten, met onge broken vlijt. O Grote Meester, die heengingt om voor Uw volk plaats, logies te bereiden, maak ook mij zo gelovig! Leer me zo „amen" zeggen met de daad. Leer me zo Uw komst tegemoet leven. J. E. B. Eens was er een tijd, dat ik het maar jammer vond, dat er in het boek Open baring van de nieuwe aarde staat: „En de zee was niet meerAls er uit de schepping iets gemist zou kunnen dan toch juist niet dit machtig waterelement. Gelukkig ontdek je dan later, dat, als zoveel, niet letterlijk in het boek Open baring dit deel van de zichtbare schep ping bedoeld wordt, maar symbolisch de volkerenzee in overeenstemming bijv. met Daniël 7, waar vanuit de wereldzee in het visioen van de ziener de vier wereldmach ten oprijzen. We zullen ook eenmaal weer kunnen genieten van haar grootste en imponeren de pracht. Het christelijk lied zinge er wel niet van, zoals bijv. voorspeld wordt in een vers, dat Christus' kerk aan altijd groene zomen (rivier-oevers, vermoed ik) haar Hallel zal uitjubelen en dat is eigen lijk een gebrek. Want we genieten er nu al zoveel van en wat zal het zijn, als we eind'lijk moe van 't dwalen rust vinden aan het strand van de zeeën der eeuwig heid. Nu menen we het ook wel te vin den. Maar ieder weet, hoe gebrekkig en onvolmaakt. Je dwaalt op een warme zo merdag door de duinen. Ja, dan natuur lijk door duinen waar dat kan. We zitten gelukkig op een plaats, waar ze niet af gesloten, maar vrij zijn en van zo'n af meting, dat je er gerust in dwalen kunt zonder last te hebben van de duizenden mede-vacantiegenoten, die in deze omge ving hun onderdak hebben gevonden. Daar wordt je warm en moe van, al is het heerlijk, zo duin op, duin af, zwoe gend door het mulle zand, maar telkens weer verkwikt door de frisse zeewind op de hoge toppen en de prachtige vergezich ten. Wat is ons land toch ook mooi. Hoe meer je er buiten komt, hoe meer je je eigen land met zijn schoonheid gaat lief hebben en waarderen. Ik hoef me geluk kig niet te beschuldigen, dat ik dat ooit te weinig gedaan heb of het buitenland te hoog gewaardeerd. Ik ken het door en door en ook wel iets van andere landen, maar, vooral dat duinlandschap bij de zee heeft mijn hart. Ik ben er in de nabijheid van geboren, in mijn kinder- en jongens jaren steeds weer gezworven, ook op de eilanden. Het blijft altijd verrassend en mooi en steeds zo verfrissend. Van mijn geboorteplaats, Bloemendaal, dichtte de bekende predikant-dichter de Genestet al „Mijn bos en duin en dal, waar half mijn thuis mocht wezen, U heb ik uitverkoren, U min ik bovenal". Hij is er namelijk een tijdje predikant geweest. Ik daarentegen ben er geboren en tot mijn candidaatszijn gewoond. Niet half, maar helemaal mocht mijn thuis daar wezen. Maar ik dwaal af. Begrijpe lijk en vergeeflijk feit in de vacantietijd. Ik had U meegenomen op die duin- tocht. We waren nog niet aan het eind gekomen. Want dat is het eigenaardige. Het is de zee die dan trekt. Dat staat al in het gedicht „Het Geuzenvendel op de thuis-mars", dat zingt van een groep sol daten uit de tachtigjarige oorlog, die na jaren terugkeren uit Brabant en „de zon bij het zinken, op 't duin van hun vader land zien blinken. Ze rukken voort, 't Is de zee, die hen trekt. Ja, 't is de zee, die altijd trekt. Want aan het eind van zo'n duin'tocht wacht altijd de zee. Dan klim je de laatste duinenrij over, daalt af naar het strand, neemt al of niet een verkwik kend bad en zet je neer om te kijken. Niets anders dan maar te kijken. Hoe het mogelijkjs. Wie zal het verklaren. Het is zo vaak bezongen en beschre ven. Ik zal me er hier niet aan wagen. Woorden schieten ook te kort. Wel valt me een dichtregel in uit de vele, die ik over de zee ken: „Gij weefd' een sluier saam uit d' eindloosheid der golven en dekt er uw geheimen mee". Daar zit het nu in, wat we bezig houdt en vrijmoedigheid geeft om er in een kerkbode over te schrijven. De zee trekt. En geeft ook rust. Alleen door te zien. Dat nooit aflatend spel der golven in de schuimende lijnen der branding, of de zee rustig deint of stormend woedt. De wijd heid van de zee zelf komt ook in je hart, de eindloosheid der golven doet je iets ervaren van de eeuwigheid, je draagt er de prachtigste herinneringen aan mede, maar haar geheimen doorgrond je niet. Ik vermoed dat daarom de zee de daar voor ontvankelijke zielen altijd blijft trek ken. Je bent er nooit klaar mede. De ge dachten Gods in dit deel zijner schepping neergelegd wil je ontdekken en je voelt, dat er meer is dan je begrijpen en bevat ten kan, je voelt dat we er niet mede ge reed komen, omdat we het laatste en diep ste orgaan missen, dat ons in volkomen harmonie de schepping doet verstaan. Daarom kom je altijd terug. Het is niet verontrustend. Het geeft je rust, ook al behoudt de zee haar geheimen, je weet in je hart zeker, dat eenmaal ook in dat opzicht alle raads'len onthuld zullen .wor den. En daarom begreep je vroeger al, intuitief, dat het niet kon zijn, dat op de nieuwe aarde de zee zou ontbreken. Dan zou iets uitgewist worden, wat we nog niet doorgrond hadden, dan zou een deel van Gods scheppingswerk verloren gaan, waarvan we geen gebruik meer konden maken om daarmede zijn Naam te ver heerlijken, omdat Hij ook in dat product Zijner handen, Zijn heerlijk Wezen open baart. Ik zeg het voorzichtig, maar naar mijn gevoel (en dat kan natuurlijk volkomen onjuist zijn, maar 't is, meen ik, een on schuldig gevoel) véél. Gods toornende Majesteit. Wilt ge er een voorstelling van. Kijk naar de woedende zee met haar machtige golven, die alles vernielen kun nen wat mensenhanden gebouwd hebben. Wilt ge een beeld van diepe vrede Maak eens mede, hoe na een warme dag de zon daalt achter de horizon en gij op het strand die laatste lichtflitsen op het wa ter ziet of ge moogt er ook voor een nacht, wanneer de maan haar lichtbanen over het water trekt. Ik vind dit altijd het meest eigenaar dige. Stil bij de zee gezeten, moet een mens altijd aan God denken. Ja, natuur lijk niet in de overvolle badplaatsen met hun strandvermaak en mondain gedoe van duizenden mensen, die om een centi meter zand moeten vechten. Maar op die plaatsen, die er nog gelukkig in ons land zijn, waar de natuur ongerept bewonderd kan worden, waar je helemaal alléén kunt zijn, op die wijde stranden onder de hoog hoepelende lucht, met het geruis van de golven en de adem der wind, die ver koelt en verstilt. Is het wonder, dat de zee trekt. Hen, die de sprake der natuur verstaan. God heeft overal Zijn Naam geschreven. En waar ge dien Naam geschreven vindt, aanbidt de mens. De een hier en de ander daar. Voor mij heeft de zee die grote aantrekkingskracht. Ik geloof dat er een geheim in schulit. Niet een eeuwig pla gend geheim, maar in de fluistering der golven hoort het ontvankelijk hart de fluisterende stem der belofte, dat eenmaal elk raadsel onthuld zal worden, ook dat der zee, die met de sluier harer golven haar geheimen dekt. W. J. MEISTER. Zegen of vloek? Wat is ons landje toch schoon in zijn grote verscheidenheid. Wie van de ruige, bultige Veluwe met haar immergroene bossen terugkeert naar de vlakke, vette gronden van Zeeuws Vlaanderen in oogsttijd, komt ogen te kort om heel de kleurenweelde te omvat ten: de reeds leeg gemaaide akkers, weer bruin maar nog ongeploegd met gele baardstoppels, het nog ongerepte goud gele graan, de wit bloeiende aardappel velden hoe anders getint dan waar juin of bieten met hun groene sprieten of bla ren de aarde bedekken, de groezelige erw ten reeds op ruiters eh de donkerblonde vlasschelven, hier en daar koddig scheef gezakt onder de regenmuts als 'n dronken vent. En op onverwachte afstanden de van hoge bomen en 'n wijder en lager hoog omringde boerderijen, met hun brede buffelruggen van schuren als rus tende wachters en wakers verspreid over het wijde land. Wat 'n kleuren en wat 'n bedrijvigheid tot waar de blik stuit te gen 'n boog van miniatuurboompjes aan de verre einder. Groter, scherper contrast echter dan tussen de zanderige Veluwe en het vette polderland van ons Vlaanderen, stellen de boerderijen vlak onder de giftige rook van grauwe fabrieken. Is het geen onnatuur? Lijkt het geen vloek? Heerlijke terwe, siersel der aarde; goud is uw verwe, goud is uw waarde heerlijke terwe, vroomheid en vreugd! Rijk is de boer, als de terwe deugt! Maar de terwe deugt hier niet meer altijd, dank zij de nu hier, dan daar neer slaande schroeistoffen van Asöte en mis schien ook van steenkoolgas. Het plaatste mij opeens weer voor de periodiek terugkerende twijfel aan de „ze gen" der industrie. Hoe is er in de aanvang door de ar beiders gevochten tegen de 'machine, die hun het brood uit de mond roven zou, de plaag der werkloosheid ontketenen, die hen slaaf, verlengstuk maken ging van het nooit moede werktuig. En hoe is door diezelfde machine de arbeidsgelegenheid juist vermenigvuldigd, op de duur het loon gestegen en de meest verfijnde goederen onder het bereik ge bracht van jan en alleman. Doch de weg naar deze welvaart is ge gaan ten koste van hoeveel tranen en vloeken, van veler leven zelfs eerst. Zware arbeid van vrouwen en kinderen nam in het begin onverantwoordelijk toe. Wie de boeken van Dickens las, vergeet nooit meer de gruwelijke ónsociale toe standen der proletariërs in de industrie streken van Engeland. Maar ook in ons land, in Moordrecht bijv., werden kinderen van vijf jaar naar de lijnbaan meegenomen. En omdat zon der hulp van zo'n schaap, dat het wiel 'moest draaien en helpen bij het ophaspe- len, de volwassenen niet voort konden, zwoegden ook die kleinsten 's winters van 5 uur 's ochtends tot 7 uur in de avond. In de zomer nog 'n uur langer! Ook in de Maastrichtse aardewerkin dustrie vond men „the reign of terror". Terreur van boven en schrik beneden, dat scheen het onvermijdelijk gevolg van de bossenslopende, de akkerweelde ver delgende, mensenmoordende, eeuwig ro kende, rusteloze fabrieken. De voortschrijdende techniek 'n zegen Het lijkt 'n ironie van het lot, dat de uitvinder van het eerste mechanisch weef getouw, 'n plattelandsgeestelijke was, rev. Cartwright Welk 'n machtig complex van vernuft en volharding, ook die stikstof- en gas- etablissementen in Sluiskil, 'n Saambal ling van ontelbare uitvindigen Dag en nacht dampen door de wolken- krabbende en de bescheidener schoorste nen en sissen de vele uitlaten nu eens wit hete stoom uit, dan weer zonverduisteren- de wolken van de zwartste rook, die deze

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1957 | | pagina 1