Troon-Afstand
dertiende jaargang „o 6 weckblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 9 augustus 1957
MEDITATIE
ZEEUWSE KERKBODE
Berichten en opgaven Predikbeur- HoofdredacteurDr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Abonnementsprijs3,— per half-
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. jaar (bij vooruitbetaling).
aan de drukkers Littooij Olthoff, Afzonderlijke nummers 12 cent.
Spanjaardstraat 47, Middelburg. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Advertentiën 10 cent per mm.
„Toen zei Hij tot Zijn discipelen de oogst is zoel groot,
maar arbeiders zijn er weinig bidt daarom de Heer van de
oogst om arbeiders in zijn oogst uit te zenden."
De oogst is groot, zei Jezus. Daar ligt de moeilijkheid niet. Er is
werk genoeg een flink stuk van Israël zucht onder de bezetting die
wij bij de Paradijs-revolutie over ons haalden, en snakt naar de be
vrijding. Een kwaad geweten te hebben en je hartstocht niet de baas
te kunnen en 38 jaar in Bethesda te liggen e'n een enig kind te ver
liezen, en door 7 duivelen bezet te zijn kan even benauwend zijn als
de Duitse bezetting in '44-'45. En wanneer dan het blijde bericht de
ronde} doet, dat God in Zijn Zoon in Israël geland is om Zijn volk te
bevrijden van zijn bezetters, dan is er dezelfde vreugde als bij ons in
'44 we worden bevrijd En dan is er geen eind aan de toeloop bij
Hem is vergeving, Hij geeft een nieuw leven, Hij maakt zieken beter,
doet doden wandelen en werpt duivels uit Hij maakt vrij.
Het probleem ligt niet in de oogst. Die is groot zei Jezus. En dat
is nog zo. Er wordt thans evenveel geleden onder drukkende bezetting
en ook even hard verlangd naar bevrijding als toen we kunnen het de
dokters en de psychiaters en sommige dominees vragen en we zien het
zelf ook wel, waar je maar kijkt. Er is werk genoeg.
Maar er zijn niet genoeg werkers. Jezus is maar alleen, en Hij werkt
wel hard en lang, maar wat is èèn op 2 millioen. En zodoende is er
een stuk van de oogst dat Hij niet binnenhalen kan, en oogst die niet
binnengehaald wordt, vergaat En als Hij het verschrikkelijke daarvan
gevoeld heeft, stuurt Hij Zelf Zijn 12 volgelingen uit haalt de oogst
binnen Maar wat is 13 op 2 millioen Er blijft nog een stuk van
de oogst staan. En oogst die niet binnengehaald wordt vergaat En
dan komt Zijn bewogen appel vragen jullie God toch om genoeg wer
kers
Daar zit de moeilijkheid. Werk is er genoeg, maar geen werkkrach
ten. Vacatures kunnen niet gevuld worden, lectuurverspreiders zijn
niet te krijgen, huisbezoekers bij mensen die het goede Nieuws nog
niet hoorden, zijn er niet. Arbeiders zijn er weinig. En die er zijn
Zijn die bekwaam om de oogst binnen te halen, hebben die het goede
Nieuws gehoord en zit het hun in de botten, en ligt het hun op de tong
net als in '44 Arbeiders zijn er weinig. En er blijft een stuk van
de oogst staan. En oogst die niet binnengehaald wordt vergaat, gaat
naar de hel.
En Jezus kijkt ons aan en zegt Vragen jullie God toch om genoeg
werkers Jullie hebt niet omdat je niet bidt En doe het om de oogst,
want oogst, die niet binnengehaald wordt, vergaat
W. C. de R.
Eén van de moeilijkste dingen, waar
wij voortdurend mee te worstelen hebben
en waar wij mee zullen blijven worstelen,
is dat het in ons leven zo vaak draait om
het eigen ik.
In het maatschappelijk leven is dit al
heel sterk. Ieder vecht voor z'n boterham.
Wij werken, om het hoofd boven water
te houden. Wij willen er graag „beter
van worden". Als we er niets in zien, is
de ondernemingsgeest tot nul geredu
ceerd. Niet, of schaars beloonde arbeid
vinden we niet prettig. En omgekeerd
als ons werk een goede beloning vindt,
hebben we er schik in.
In onze zondige mensenwereld zal het
wel niet anders kunnen, maar wat zou
het mooi zijn, als we ook ons gewone da
gelijkse werk echt konden doen om Gods
wil, als goddelijke roeping en dat de stof
felijke beloning volkomen op het tweede
plan kon staan. Dat we ons daar in geen
enkel opzicht over hoefden te bekomme
ren, in het vaste vertrouwen dat komt
wel goed. Het is zelfs noodzakelijk ge
worden, dat werkgever en werknemer
zich in organisatie en bond moeten ver
enigen tot wederzijdse zelfbescherming.
In het maatschappelijk leven zien we wel
in sterke mate, hoe het leven door de zon
de is ontwricht.
Maar nog veel scherper en pijnlijker
zien we het worden, als dezelfde moei
lijkheden zich voordoen op een terrein,
waar we als vanzelf een meer ideële ver
houding zouden verwachten, b.v. in het
huwelijk.
Als er in het huwelijk naar zich zelf
toegerekend wordt, als het ons daar om
onszelf te doen is, dan gaat het onher
roepelijk verkeerd. Als nog in het gun
stigste geval zulk een verhouding niet
stuk gaat en afknapt, dan wordt het toch
allengs een ellendig samenwonen en alle
fleur is er uit weg. Hier moet gelden de
wet van het geven en van het dienen,
dienen door de liefde. En wie zichzelf
in het huwelijk vrijwillig en restloos
geeft, die zal het ook wèl gaan. Die zal
heus wel de waarheid ervaren, dat de ze
genende ziel zal vetgemaakt worden.
Nu is de huwelijksverhouding in de
Schrift heel. dikwijls een beeld van de
verhouding van God tot zijn volk, van
Christus tot zijn kerk. Niet meer echter
dan beeld. De zaak zelf wordt er nog
maar zwak door afgebeeld.
Als ik de vergelijking, die ik daar net
begon, nog even door mag trekken, dan
verwachten we in het kerkelijk en gods
dienstig leven een nog veel zuiverder en
ideëler verhouding.
Ik denk aan onze zondagse kerkgang.
Dan komen we immers in de kerk, om
daar onze God te dienen. Tenminste, zo
zeggen we het meest. Maar nu spreekt
het vanzelf, als ook hier het met-zichzelf-
rekenen gevonden wordt, het zelf-op-de-
voorgrond-willen-staan, hoe dan ons kerk-
gaan en ons dienen van God grondig be
dorven wordt.
En toch is dit een euvel, dat misschien
onder ons nog wel eens gevonden wordt.
Telkens treffen we weer mensen aan,
die naar de kerk gaan, om daar „een ze
gen te ontvangen". En dat lijkt erg
vroom, maar het is het helemaal niet.
Want juist het feit, dat zij naar de kerk
gaan, om er een zegen te ontvangen, zal
wel oorzaak zijn, dat het door de band
met die zegen niet zo breed gesteld is.
En met het ontvangen met die zegen in
de kerk gaat het meest ook nog niet zo
vlot. Volgens eigen zeggen komen ze er
meest uit, zoals ze er in gekomen zijn.
Wat natuurlijk volstrekt onjuist is, maar
ze zeggen het dan toch maar.
Zij komen in de kerk om geestelijk
voedsel. Heel de week hebben ze hard
moeten werken, maar nu mag het lichaam
rusten en krijgt de ziel dan eens een
beurt. En natuurlijk graag een stevige
beurt, want gedurende de weekse dagen
was zij vrijwel geheel verwaarloosd.
En zo zitten dan deze mensen 's zon
dags in de kerk om er gevoed, versterkt,
vertroost en bemoedigd te worden. Wat
horen we het niet vaak op huisbezoek
het is mij om geestelijk voedsel te doen,
ik ga naar de kerk, om er wat van mee te
nemen. Maar het merkwaardige is, dat
deze mensen juist zo weinig blijken mee
te kunnen nemen. Het geestelijk leven
blijft maar zo schraal en dor.
Geen wonder, want zij zoeken zichzelf.
Zij staan er zelf bij in het middelpunt.
De enige vraag is maar wat heb ik er
aan Zij komen in de kerk, om er wat te
halen, niet om er wat te brengen. Zij ko
men, om gediend te worden, niet om te
dienen, God en de broederen. Ze zijn
maar met zichzelf begaan en zij stellen
zichzelf zeker nu nooit eens de vraag, of
Gods engelen zich ook over hen kunnen
verblijden en of de Here zijn lust ook aan
hen heeft.
Het eigen ik zit ten troon. Wat ook wel
blijkt, want als in de prediking het woord
van vermaan eens klinkt, dan vindt dit
meestal niet zo veel waardering. Of het
moest zijn, zo in het algemeen. Dan vin
den ze het nog wel eens stichtelijk, als de
zondaar eens goed uitgekleed wordt.
Maar of dit met ware verootmoediging
samengaat, valt te betwijfelen. Want laat
die vermaning vooral niet te concreet
worden. Het „gij zijt die man" wordt
niet verdragen.
Nu mag natuurlijk de preek nooit per
soonlijk zijn, maar als dan op huisbezoek
die persoonlijke toon er eens wèl is en
met voorzichtigheid getracht wordt, de
majesteit van het eigen ik te benaderen,
dan heeft de hooggevoelende mens het
onraad vaak al van ver geroken. En aan
stonds komen de kanonnen in stelling, om
de vesting te verdedigen. Als een egel zet
hij z'n stekels uit, want er dreigt gevaar.
Man, bescherm jezelf.
Maar gelijk ik al zei zo^ zijn de ver
houdingen grondig bedorven. Als het in
het huwelijksleven zo toegaat, is het stel
lig één stuk ellende en als wij in ons die
nen van God zó zijn ingesteld, dan zal
de dauw des hemels ons niet natmaken.
Dat kan ook niet, want we hebben al
les precies omgekeerd. Wij dienen niet
God, maar wij verlangen, dat God óns
dient. Eigenlijk is hier de zonde van het
eerste gebod de afgoderij. Want wij sto
ten God van de troon en gaan er zelf op
zitten.
En het moet ons juist in de heilige
dingen om God te doen zijn. Hij moet het
hoogste doel van ons leven zijn. Ons le
ven moet er zich toe uitstrekken, om Gods
Naam te verhogen God,boven alles te
prijzen in der eeuwigheid.
Nu blijft dit een les, die wij maar moei
zaam leren. Wij komen er in dit leven
niet mee klaar. Dat heel ons leven vol
strekt op God gericht is, dat zal pas in
de hemel zo zijn en zo zullen we ook wel
tot onze dood toe de zonde tegen het
eerste gebod hebben te belijden.
Maar dat mag niet aanleiding zijn, dat
we er ons dan maar bij neerleggen. We
moeten jagen naar het ideaal en werke
lijk God zoeken met ingespannen krach
ten. Hem erkennen als het hoogste goed,
de Bron des levens en de zeer overvloe
dige Fontein van alle goed.
En laten wij dan over onszelf maar
niet bezorgd zijn. Dat komt wel goed.
Over gebrek in geestelijke wasdom en
ingezonken geloofsleven zullen we wel
niet te klagen hebben. Dan wordt onze
kerkgang een feestgang en ons dienen
van God een zuiver genot.
Voor het hoogmoedig hart blijft het
altijd een harde les, want zelfverloche-
ning is een groot woord.En toch het al
leen langs die weg. Wij moeten een streep
)f Betaling ab. geld.
Er bestaat tot 15 Augustus gelegen- M
heid tot het gireren van het ab. geld k
iad. 3,Zeeuwse kerkbode. Ons
giro-nummer is 42280. -fC
Na die datum wordt er per kwitan-
tie over beschikt, echter met een ver-
hoging van 35 cent voor incasso- 4*
kosten.
Littooy Olthoff. 4<
halen door onszelf, in volstrekte zin van
onszelf afzien en ons leven geven en wil
len dienen de alleen zalige en goede God.
Wat blijdschap smaakt mijn ziel, wanneer
ik voor U,kniel.
Ja, knielen, dat is blijdschap. De rechte
blijdschap is er voor ons niet op de troon,
maar op de knieën. God groot maken en
verheerlijken, zijn deugden verheffen,
blij te moe, te zingen van zijn wonderen
en goddelijke kracht, te vertellen al de
wond'ren van zijn hand, dat is zalig
heid.
En dat betekent tegelijk de ware vrij
heid. Hier zijn onafzienbare perspec
tieven.
God te dienen is vrolijkheid.
Het maakt de tred licht en het hart
wijd.
K.-B. v. d. L.