Half of heel „Kleine Vossen" De drie Kruisjes-Conferentie wilde dienen, maar ook in de gemeen schap der kerk. Toen dr Abraham Kuyper nog niet zo oud als zijn vriend en tegenstander Fa- bius was, bezocht hij 's Zondags nooit meer de kerk, behalve dan bij het heilig Avondmaal. Hij werd al dover en bleef thuis. Maar iedere dag des Heren wijdde hij onder meer door 'n meditatie te schrijven voor zijn Heraut en daarmee duizenden wekelijks te bouwen in het geloof. Dr H. Colijn kwam meermalen tijdens zijn ministerschap in Brussel 'n weekeind rusten. Hij kerkte dan alleen 's morgens, dronk koffie bij mij boven en achtte zich ver ontschuldigd van de avondkerkgang, om dat hij te vermoeid was van 'n hele week zwaar werk tot in de nacht, 0111 te kun nen luisteren. Hij had in zo'n week al zoveel geluis terd op audiëntie, in de Kamers, in com missies enz. Moet ieder twee maal per Zondag ker ken Is dit 'n gebod Gods, zoals: gij zult niet stelen? We hebben nog pas van zendeling Schut gehoord, dat het op de meeste plaatsen in het hete Oosten onmogelijk is twee maal dienst te houden, gelet na tuurlijk mee op de af te leggen afstanden voor zeer velen. Zelden las ik 'n zo voortreffelijk stuk over deze vraag alj> van mijn jonge col lega ds H. Wiersinga in zijn Gents kerk- blaadje In de boomgaard van juni 1957. Nu het volop zomert en ieder onzer beurtelings aan de vacantie is, zal wel weer menigeen die in eigen gemeente trouw kerkt, elders wel zijn Zondag door brengen met duimen of eten of liggen aan het strand met allerlei schoons doch weinig stichtelijks om zich heen. Voor mij is het géén gebod. Geen moeten. Maar 'n mogen. En het lijkt mij er slechts op aan te komen dat we hoe dan ook onze onder linge bijeenkomsten niet nalatend, de dag die niét van óns, maar nadrukkelijk des Heren is, wijden aan Zijn dienst. De dag! Dr Kuyper door meditaties te schrij ven. Dr Colijn door mediterend te rusten. De zending in het Oosten als énige misschien, soms twee maal prekend. En gij die nóch mediteert, nóch minister zijt, noch doof? Hoe brengt gij de dag des Heren door, na uw soms mop perend volbrachte énige kerkgang? 1 Maar, nu het woord aan collega Wier singa Eén dag in Uw voorhoven is beier dan duizend elders. Psalm SI: 11. Ik ben mij bewust, dat ik met dit On derwerp een zaak aansnijd, waarover verschil van mening is in ons midden, of beter verschil van praktijk, zonder dat men zich veelal een mening vormt. Zich uit gewoonte aan eenmaal of tweemaal kerkgaan houden ZONDER NADEN KEN is beneden de stand van een Evan gelisch christen. Daarnaast is de kerke- raad al enige maanden verontrust (en op de huisbezoeken bleek mijook veel ge meenteleden), over het feit, dat het kerk bezoek van belangstellende niet-leden toe neemt en dat van (belangstellende?) ge meenteleden afneemt. Beide redenen doen mij de kerkgang 's morgens en 's namiddags aan de orde stellen. Voorop moge staanlaat niemand dén ken, dat wij eenvoudig sommeren (als een nieuwe zoet): „als u enigszins kan (geen kleine kinderen, niet ziek of oud of erg ver weg), moet u van God twee maal naar de kerk". Moeten hoort thuis in een veruiterlijk te godsdienst met farizese sabbatsvoor schriften of rooms-katholieke zondags plichten. Aan de andere kant: een Evan gelisch christen doet niet waar hij zin in heeft, maar heeft zin in wat hij naar het Evangelie doen mag. Hij mag in „de voorhoven van de Heer" komen. „Eén dag in Uw voorhoven is beter dan dui zend elders." Zegt u niet te vlug, dat hier Oosterse overdrijving in het spel is. Als die voorhoven (de kerkruimte rond Woord en Sacrament) wachtkamers van de dokter waren, ik zou accoord zijn, dat u er zo kort mogelijk wilt blijven. Daar vraag je „met hoe weinig kan ik toe?" Maar we gaan op tot Gods altaren (Psalm 43) in een feestvierende menigte (Psalm 42). En feesten zijn altijd weer te snel voorbij„Ik zou er de hele dag wel willen zijn en je krijgt er 1000 dagen verlof voor cadeau", zingt die dichter. Wie de vreugde van de boodschap en van de gemeenschap kent, verstaat zijn ent housiasme. Die vraagt „hoelang kan ik er zijn?" Versta mij goed, uw aanwezigheid in de beide diensten is niet een thermo meter van uw braafheid, maar wel van uw blijdschap. Mag ik u de volgende motieven voor uw aanwezigheid in beide diensten ter overdenking voorleggen 1. Wij hebben het Woord nodig. In ons gejaagde leven schiet er door de week weinig tijd over voor Bijbellezing, me ditatie en gebed (laat staan: gezang!). We moeten eerlijk toegeven, dat we het vaker te druk hebben voor deze huiselijke godsdienstoefening, dan dat we 't druk hebben met deze oefening. Temeer hebben wij die twee stille uren op de zondag nodig, waar God be looft met Zijn Woord en Geest in ons midden te zijn. Dat is werkelijk niet te veel. Ook niet, als wij al zoveel Bijbelkennis missen doordat wij niet in een Evangelische sfeer opgevoed waren 2. Wij hebben de gemeenschap nodig. Hier valt u mij wellicht in de rede: „dat zegt mij nietsof „ik kan het zelf wel af!" Ik geloof echter dat God u beter kent en u voor uw best wil roept in de gemeenschap van de kerk. Misschien is de andere kant van deze zaak de gemeenschap heeft u nodig een nog Evangelischer mo tief tot trouwe aanwezigheid. Wij worden gediend 0111 te dienen. En on derschat u niet de dienst die alléén al uw aller aanwezigheid betekent voor de moedeloze gemeenteleden en de teleurgestelde belangstellenden, als zij een half-gevulde kerk zien! 3. Het derde motief raakt de stijl van de zondagsviering. Deze dag des He- rens is werkelijk van de Heer en voor de Heer, wanneer de dag begonnen èn besloten wordt met een samen komst voor het aangezicht van de Heer. Als het om een zondagsplicht ging, was je er „van af" met 's mor gens gauw even te gaan, of onderweg („toeristen, denkt aan uw zondags plichten"). Verder gezellig doen en uitgaan en luieren als op een verlof dag. Ik gun ieder zijn ontspanning en plezier, maar niet in, mindering op wat Gód u gunt een dag die door be gin en eind gekarakteriseerd wordt door de ontmoeting met God en de naaste. Dat was reeds elke dag onder Israël het morgen en avondoffer. Zo stem pelde de oudste christelijke gemeente de dag des Heren door bijeen te ko men met zonsopgang en zonsonder gang. Dat maakt de zondag tot een feestdag Denkt u er eens over, éérlijk? Heb God en de naaste lief, en doe dan wat u wilt Ja, denken we er allemaal eens over na en doen we er eens naarD. J. C. Het volk, dat God vreest, is niet uit blinkend in aardse rijkdom. Het zijn, zeggen we dan wel eens: „de kleine luy- den", „niet vele rijken, niet vele edelen". Ongetwijfeld zijn er onder de vromen ook wel vermogende families, maar over het algemeen is het toch wel zo, dat de werkelijk groten der aarde zich niet al te vaak mengen onder het kerkvolk. Zou God hiermee zijn wijze bedoeling hebben Misschien wel. Het kon wel eens zijn, dat Hij het voor zijn kinderen ge schikter oordeelt, dat zij het hier niet te breed hebben. Aardse rijkdom is vaak een gevaarlijk goed en wie er ruim zijn deel van heeft, zou in de verzoeking kun nen vallen, dat hij er zijn hart aan kwijt raakt en de toekomende heerlijkheid niet meer op prijs stelt. Er is ook een gevaar, dat de verkregen schatten niet altijd vlekkeloos zijn. Daar om mogen wij alle rijkdom niet veroor delen. Als God ons heeft rijk gemaakt, dan is het wél en dan hebben wij dit als een bizondere gunst te beschouwen. Maal ais iemand het in het leven zomaar ineens zo ver brengt, dan ben ik altijd wat voor zichtig in mijn oordeel. Eerlijk gezegd, geloof ik niet in wonderbomen, behalve dan in die van Jona. Het is ook opmer kelijk, hoe de volksmond er dan vaak over spreekt: „reken er op, dat het ook een uitgekookte, een linke „jongen" is". Ik heb altijd de indruk, dat wij meer dan dankbaar mogen zijn, als wij met hard werken ons dagelijks brood kunnen ver dienen. Heus, ik wil met voorzichtigheid oordelen, maar als het waar is, dat vlug verworven rijkdom het met de wet van God niet al te nauw nemen kan, dan heb ben wij meerder vrede bij een minder deel, maar dan in naleving van Gods ge boden. De wereld acht het vaak dwaasheid, om al te zachtmoedig te zijn. Daardoor ziet men zich het beste der wereld ont gaan en anderen gaan je vóór. Het is beter de ellebogen te gebruiken. Waarmee wij echter niet willen zeg gen, dat aardse rijkdom te verachten zou zijn. Dat spreken van „het aardse slijk" is een christen onwaardig en komt ook niet op uit de verlossingsgedachte. We reldvreemd en cultuurvijandig mag Gods kind zeker niet zijn. De Here Jezus was het ook niet en Hij heeft zijn offer ge bracht orti ook de wereld, mét al haar rijkdom, te verlossen. Op dit punt heerst wel eens enig wan begrip. Van on'geloofszijde sprak men wel eens van een wissel op de eeuwig heid, waar de kerkmensen maar mee zoet gehouden worden. Al zou het hier dan ook een moeilijk leven zijn, als wij het dan hiernamaals maar goed krijgen. Dat is niet waar, want de Here Jezus heeft zelf, al is Hij niet rijk geweest, het goede der aarde niet versmaad en Hij gunt het zijn kinderen ook wel. Alleen, dat werken met de ellebogen zal wel niet naar zijn wil zijn. Hij prijst de zachtmoe digheid boven de geslepenheid. En laat het dan waar zijn, dat de wereld zacht moedigheid dwaasheid vindt en dat je zo de beste posities ontgaan, er zijn voor die zachtmoedigen toch rijke beloften, die ook vast en zeker eenmaal zullen wor den ingelost. Want, laat de wereld zeggen„de bru- talen hebben de halve wereld", de Here Jezus zegt: de zachtmoedigen hebben de hele! Immers: zalig zijn de zachtmoedi gen, want zij zullen het aardrijk beërven. En dan is het toch ook heus niet zo, dat Gods kinderen hun leven hier in kom mer en ellende moeten slijten. Dat de kerkmensen zowat de paupers van de maatschappij zijn. Armoede is niet naar de wil des Heren. Het was zijn uitdrukkelijke wens, dat onder Israël geen arme zou gevonden worden, evenmin als nu in de christelijke kerk. En Hij stelde het heilig ambt dei- barmhartigheid in, om dit kruis zijn kin deren te sparen. Al is het waar, dat de volle erfenis pas later komt als de koningen der aarde hun schatten hebben ingebracht in het nieuwe Jeruzalem en als al de opgetaste rijk dommen van de kinderen der wereld hun door de vingers glijden en aan Gods kin deren toevallen, wanneer deze het geze gend aardrijk mogen beërven en de an deren daarvan worden weggedaan zo lang laat God zijn kinderen niet in armoe. Meestal krijgen zij al wel iets als voor schot, bij wijze van vooruitbetaling. Is raël heeft Kanaan ontvangen als een vooruitbetaling op de hemelse erfenis en al de profeten hebben het als een rijke gunst gezien, als een iegelijk in rust en vrede mocht wonen en zitten mocht onder wijnstok en vijgeboom. En het land, dat naar Gods beschikking aan zijn volk was toebedeeld, was toch zeker niet het min ste van de landstreken der aarde. Was het niet overvloeiende van melk en honig Bij de volle zegen des Heren hoort ook het stoffelijke. Laat de kerk het altijd maar vrijmoedig prediken, dat het alles het goed des Vaders is. Alleen ook hier is Gods zegen er alleen in Gods weg. De wereld prijst de brutalen, de Here Jezus prijst de zacht moedigen. En laat het waar zijn, dat de brutalen dan vaak de halve wereld aan zich trek ken, de Here Jezus zegt: voor de zacht moedigen is de hele. Terwijl Hij ze in dit leven ook waar lijk niet van ellende en kommer laat om komen. Bovendien, wie met een dankbaar hart Gods zegeningen geniet, is altijd rijk. Want het is alles gekregen goed, vrucht van het offer van Jezus. K.-B. v. d. L. Het is overbekend, dat een mens de zegeningen in het leven pas gaat zien, als hij ze gaat missen. Bij 't ontberen komt 't waarderen. Terwijl ik 't broeiproces van 400 uur doorzweet, heb ik de tijd te bedenken, hoe weinig ik de weldaden van de hedendaagse tijd heb gewaardeerd. Daar moet een christen óók op letten Zo kom ik onder meer onder de indruk van het goede werk van het instituut „het Groene Kruis". Wij, m'n vrouw en ik, liggen prins heerlijk op twee pracht exemplaren van ledikanten, spliksplinternieuw, met bijbe horende artikelen. Wat mopperen we dan om die paar rijksdaalders contributie meer of minder Voorts leer je waarderen de zegen van het Witte Kruis, de verzorging van een wijkverpleegster, 't Is een weldaad door zulk een zachte en tegelijk doortastende hand geholpen te worden. Je voelt zo maar 't meedogen en 't begrip van deze geschoolde kracht, tenminste bij degene, die mij te beurte viel, al onderstel ik dit ook bij alle anderen. Dan stel je meer op prijs de zegen van de hedendaagse medische wetenschap, hoewel er voor mijn kwaal blijkbaar nog weinig kruiden gewassen zijn. Alleen van onbevoegde geneeskundigen kreeg ik, toen ik nog rondhipte, een keur van mid delen, alle even onfeilbaar. Ik had maar te kiezen uit: een omslag, gedrenkt in petroleum of benzine, voorts Klooster balsem, Togal, Haarlemmerolie, paarden- olie vermengd met teer, mierenzuur en meer dergelijke heilzame middelen. Toen ik tot de toepassing wilde over gaan, en met petroleum dacht te begin nen, omdat me dit 't voordeligst leek, kwam de ontdekking, dat 't geen spit, maar ischias was. Nu dacht ik in m'n eenvoudigheid: de dokter zal me er wel even van afhelpen een prikje, een ta bletje, een spuitje en klaar is Kees. Maar onze arts uit de 20ste eeuw na Chr. raadde me 't zelfde middel, als een medicijnmeester uit de 20ste eeuw vóór Chr. zou hebben aanbevolen. En om me daarvan te overtuigen gaf de arts, die zich voor de oude beschaving zeer inte resseert, me een boek ter leen over de artsenijkunde in Ur der Chaldeën! Dat onze vaderen niet altijd ten on rechte hoog stonden bij het aderlaten, bleek me voorts uit een wijze handeling- van onze dokter, want temidden van de tropische hitte in m'n deken-cocon kreeg ik z'n rekening, die me minstens twee li ter zweet kostteMaar, dat moet gezegd, deze nota betrof niet mijn ziekte, maar die van m'n vrouw, die onze dokter zeer deskundig heeft behandeld, waaraan we m.i. haar leven tot hiertoe te danken heb ben. Maar 't was toch een probaat middel om de temperatuur nog wat op te voeren. Waar we op zoek zijn naar de kleine vos van onbedachtzaam-genie ten van ve lerlei zegeningen in gezonde dagendaar moet ik ook noemen, dat ik weer meer waardering kreeg voor de toewijding van een echtgenote, m'n medepatiënt, die in dezelfde kamer voortdurend 't oog op me heeft en tevens weer meer prijs stel op de zorg en verzorging van onze onmis- vare hulpe in ons gezin, een verpleegster zonder weerga U ziet, hoe breder en rijker 't leven op een ziekbed wordeii kan en de waardering- kan toenemen voor veel, wat ons anders ontgaat. En ik ga meer verstaan 't be kende rijmpje: tel de zegeningen, tel ze één voor één en vergeet er geen Uit het oude-Vossenland. Vijf jaar geleden schreef ik in dit blad over 'Een zilveren Conferentie', waarmee ik toen bedoelde de 25ste Diaconale Con ferentie, die in onze Provincie was ge houden, zodat U reeds begrepen zult heb ben, dat de titel van dit artikel wéér wij zen wil op het jaarlijks samenzijn onzer broeders diakenen in Zeeland, die thans echter voor de 30ste maal vergaderden. „De Drie Kruisjes-Conferentie" plaat ste ik hierboven, waarmee dus alléén de jaardag en niet het karakter van dit sa menzijn wil worden aangeduid. Want het meemaken er van betekende allerminst 'n drievoudig kruis, integendeel, het was een voorrecht, daar te mogen zijn. Of men zou de beide vragen, die de broeders van Middelburg aan de Conferentie voorleg den, vermeerderd met het vraagstuk, dat de Heer J. de Boer aansneed, drie kruis jes moeten willen noemen voor ons hoog moedig menselijk denken, doch op de vergadering zelve werd dit allerminst zo gevoeld Ja, het was ook ditmaal weer 'n schoon samenzijn, dat de onderlinge band ver sterkte en dat er ongetwijfeld toe heeft bijgedragen, het inzicht in verschillende vragen, waarmee de diaconieën in deze tijd te maken hebben, te verdiepen. Gelijk op de Zilveren Conferentie fun geerde broeder A. de Poorte van Middel burg als Voorzitter. Ook hij moet sinds dien toch vijf jaren in leeftijd zijn toe genomen, maar voor mijn besef leidde hij met even jeugdig élan de vergadering.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1957 | | pagina 2