yjxelaria VERTALEN en VERTOLKEN Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland ZEEUWSE KERKBODE TWAALFDE JAARGANG no 49 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 7 JUNI 1957 Abonnementsprijs: ƒ3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. „Wat wil dit toch zeggen?" Hand. 2:12. Ja, wat wilde dit toch zeggendit talenwonder op de Pinksterdag Dat vragen wij ons nu nog even verbaasd en verlegen af als negen tien eeuwen geleden die eerste kerkgangers naar die eerste (en groot ste!) pinksterdienst. Het lijkt er sterk op, dat dit voor de Bijbelverklaarders in de laatste tijd veel duidelijker begint te worden. Met name voor hen, die diep doordrongen zijn van het onlosmakelijk verband van Kerk en Zending- in het Nieuwe Testament. Eén van hen is de bij velen onzer welbekende Dr. D. van Swigchem, die niet zo lang geleden uitvoerig over het talen wonder op Pinksteren geschreven heeft. Eerst deze vraagwie waren die „eerste kerkgangers" Dat waren Joden en Jodengenoten, die te Jeruzalem woonden. Eigenlijk geen vreemdelingen dus. Ze waren alleen wel in vreemde landen geboren en hadden daar de meeste levensjaren doorgebracht. Nu waren ze, vermoedelijk voorgoed, in Jeruzalem gevestigd om daar hun laatste jaren te slijten. Maar het grootste deel van hun leven en ook van hun herinneringen lag daar in Mesopotamië, Egypte, Rome, enz. enz. En we lezen nog eens die lange reeks van buitenlandse namen in vers 9 tot 11allemaal landen en streken, waar die Joden alzo vandaan waren gekomen en van huis uit hoorden. Van jongsaf hadden deze mensen de taal van deze volken gesproken. Dat was immers hun „tweede vaderland" geworden? Ze dachten en droomden in die taal. Het was „hun eigen taal" geworden. Daarnaast spraken zij, zo nodig, de algemeen en overal gangbare taal van die tijd, het Grieks, de taal van het Nieuwe Testament. En natuurlijk wisten ze als Joden ook wel het een en ander af van de „heilige" taal, het Hebreeuws of Aramees. U kunt de positie van deze mensen enigszins vergelijken met die van de Chinezen op Java. Die Chinezen tenminste, wier grootvader of over grootvader reeds uit China naar Java emigreerde. Plet Chinees kennen ze niet meer. Een nieuwe moedertaal kwam daarvoor in de plaats, namelijk de taal van hun nieuwe vaderland: het Javaans. Zó hebben ze het van hun prille jeugd af geleerd: dat typische verbasterde laag- Javaans der Chinezen op Java. Zó spreken ze doorgaans met elkaar en met Javanen, die ze heel goed kennen. Voor de rest is het de offi ciële taal van het landhet Indonesisch. Welnu, wat is het dan, dat die Jodengenoten tot zulk een stomme verbazing brengt? Ik kan ook zeggen: wat is het wonder in dit talen wonder van Pinksteren, dat ook nu nog zo verlegen maakt? We moeten antwoordenhet is een samenstel van wonderen Het eerste wonder is het spreken der discipelenzó als ze dat doen. Als ze Plebreeuws of Aramees gesproken hadden, had niemand daar van opgekeken. Dat deden de Farizeeën en Schriftgeleerden ook, als ze op hun manier van „de grote daden Gods" spraken. Als ze het Grieks gebruikt hadden, had iedereen dat ook heel be grijpelijk gevonden. Want met die taal kon je bij een gemengd gehoor ten allen tijde terecht. Neen, maar ze spraken met „andere tongen". Met zulk een eigen aardige spraak, dat iedereen de gewaarwording had, alsof het zijn taal was. Eén taal, die tegelijk veel-talig wasEén taal, die alle talen tegelijk wasNeen, maar dat was een wondere, ongehoorde, sublieme taal Met dit eerste wonder bewijst de Heilige Geest Zijn aanwezigheid. „Wat wil dit toch zeggen?" Dit: dat de Heilige Geest gekomen is en in die discipelen werkt Het tweede wonder van dit pinksterteken ishet horen van die Jodengenoten. Zoals ze zelf zeggen: „Wij horen hen in onze eigen taal spreken". Ieder in zijn eigen taal! Deze toehoorders worden daarmee in hun hart geraakt. Immers, Grieks of Hebreeuws kennen ze ook wel, maar dat is de taal alleen van hun hoofd. Daar blijven ze innerlijk toch altijd vrij koud bij. Maar nu horen ze zich nota bene toespreken in de taal, die hun beste vrienden, die hun eigen vader en moeder met hen spraken! „Wat wil dit toch zeggen?" Dit: dat de Heilige Geest Zijn zendings werk begonnen is en de aanval op de harten heeft ingezet! Wat wil dit óók zeggen? Dat iedere zendingsarbeider bij voorkeur dit spoor van de Geest heeft te volgenhet Evangelie brengen aan de mensen in de taal, die hun hart spreekt. En dan het derde wonder in dit geheimzinnig gebeurendeze hoor ders worden door de Geest tot vertalers en vertolkers. Ze zeggen im mers „Wij horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken". Hier hebben we te maken met gelovige Joden, die echter hun moedertaal alleen hebben geleerd voor het gewone leven, voor de dage lijkse dingen. Gods openbaring in de Schriften was hun slechts over geleverd in het Plebreeuws (de taal van het Oude Testament) en mis schien ook in het Grieks. Maar zij zullen wel zelden of nooit gepoogd hebben over Gods Woord en beloften in hun eigen taal te spreken. Dat was immers een heidense taal Parthisch of Medisch of Arabisch of Latijn.... Trouwens, ze zouden het ook niet gekund hebben! Want dat is juist een van de zwaarste problemen, nu nog: hoe moeten we Gods boodschap in een heidense taal vertalen En zie, nu horen daar die mensen niet alleen de boodschap Gods, nieuwer en rijker dan ooit tevoren, de boodschap van de vervulling van Gods beloften aan Israël, de boodschap van Christus. Nu gaat daarenboven die boodschap in hun harten open met woorden en uit drukkingen van die eigen heidense omgangstaal, die ze gewend zijn En daarmee worden ze in één slag tot vertalers gemaakt! En wie vertalen kan, kan dan voortaan ook vertolken, uitleggen, verkondigenZe zijn dus nu in staat om, telkens wanneer zij mensen uit hun geboorteland ontmoeten, Joden of niet Joden, tot hen te spreken van de grote daden Gods. Ze zijn van gelovigen direct óók. zen delingen geworden „Wat wil dit toch zeggen Ditdat de Heilige Geest niet alleen de aanval op hun harten heeft ingezet, maar ook onmiddellijk die harten klaar maakt om mét Hem ten aanval te gaan! Ten aanval op de we reld Ten aanval op alle volken. Ten aanval in allerlei taal. Ten aanval op al die harten! Terecht is Pinksteren, de geboortedag van de wereld kerk, ook ge noemd: de geboortedag van de wereld zending! En volkomen terecht heet daarom het'Pinksterfeesthet Zendingsfeest bij uitstek! Met verlof H. Schut. Jezusheetst verlangen. Ver en vaag blijft de hemel voor ons. Maar één ding weten wij er van met zekerheid: Jezus is er! En Hij wil er ons óók hebben! Duidelijk, kras zelfs voor óns gevoel, heeft Hij dat uitgedrukt in het langste gebed, dat wij van Hem kennen, het zo genoemd hogepriesterlijk gebed. Vader zegt Hij daar als 'n laatste bede hetgeen Gij Mij gegeven hebt Ik wil, dat, waar Ik ben, ook zij bij Mijn zijn. Wie kan, wie mag de Schepper van hemel en aarde zó kinderlijk vertrouwend aanspreken als Hij, die zich ten dode gaat wijden? En vlak voor dat dieptepunt van ver nedering eist Hij. Met het recht van Zijn offerande, die Hij binnen weinige uren volbrengen gaat. Spreekt hier de Eniggeborene, die reeds Goddelijke heerlijkheid bezat bij de Vader, eer de wereld was? Of enkel de gehoorzame, die de wil des Vaders tot in zijn Godverlatenheid trouw blijft? Zou Hij niet pleiten op recht èn ver dienste beide? Óp wat Hij was en op wat Hij nü volbracht? Op Zijn God gelijk Zoonschap èn op Zijn moeizame arbeid? Op de eeuwige liefde des Vaders tot Hem en op Zijn tot in de dood volhardende liefde tot de Vader? Nooit steeg een gebed van deze schijn baar van God vergeten aarde zó zonder aarzeling, zó zuiver, zó onweerstaanbaar, als toen onze Heiland, weldra de een zaamste onder de eenzamen, in heet ver langen voor ons aandrong bij Gods va derhart. Het gebed van Gods evenbeeld voor wie Zijn beeld geschonden hadden en Zijn vleesgeworden beeld spoedig zouden ver brijzelen aan het kruis. Het gebed van volkomen zelfverloo chening, zonder '11 zweem van wrok of haat om hetgeen de mensen Hem reeds hadden aangedaan of Petrus en de an dere verlaters Hem nog zouden doen. Hij ziet reeds achter Golgotha de poor ten der hel overweldigd en Zichzelf bekleed met heerlijkheid. Hij bidt, eist, alsof Hij, ontstegen aan deze wereld, reeds in de eeuwige straling van 's Vaders heiligdom is ingegaan. Zelfverloochenend had Mozes eens ge beden voor het schuldige volk: vergeef toch hun zonde en, zo niet, delg mij dan uit het boek dat Gij geschreven hebt. En toch hoeveel moedeloosheid sloop onder deze zelfvernietigende smeking mee door? Hier bidt, smeekt, eist Eén, Wien de eeuwige redding van Zijn schuldig volk meer ter harte gaat dan Mozes kón gaan, niet maarzo niet delg mij dan uit doch: Ik wil uitgedelgd worden, maar dan ook dat wat Gij Mij gegeven hebt, ook zijn zal waar Ik benin heerlijkheid Terwijl de Here Mozes' zelf wegcijfe ring niet aannam en het zondige volk sloeg, sloeg de Fiere Zijn Zoon en spaar de niet slechts ons zondaars, maar ver zekerde ons in dit hogepriesterlijk gebed 'n geopende hemel'n plaats rondom de Verheerlijkte zelf Vader Ik wil. Als het eens tot ons klein gelovigen doordrong Wat doet het er toe, dat wij zo weinig van de hemel begrijpen Hij is er En Flij wil er ons, zondaars hebben. Niet Zijn elven alleen. Maar ook allen, die door hun woord in Hem zouden ge loven, hoe zwak dat geloof dan ook soms mag zijn. Vader Ik wil. Welk 'n gewisheid! Menig ontspoorde is gestuit door de herinnering aan het gebed van eigen va der, door de wétenschap dat zijn moeder 's avonds de knieën voor hem boog. Flet gebed van de rechtvaardige vermag veel. Maar dit gebed: Vader Ik wil ver mag alles. Jezus bad het eenmaal op aarde. Jezus bidt het altijd in de hemel. En Flij bidt het niet slechts achter de hemelpoort. Maar Zijn bede dringt door de hemel deuren heen tot óns, die nu eens moed willig er ons van verwijderen, dan weer moedeloos er voor neerzinken, „omdat niemand naar ons omziet" „omdat we dit keer te zwaar hebben gezondigd" „omdat het bij ons allemaal maar schijn is geweest" Maar dóór al die troosteloze stemmen binnen en buiten ons blijft Zijn rustige stemVader, Ik wil dat ook die man, die vrouw daar in Zeeland, die soldaat daar in de kazerne, dat meisje op die dwaal weg, is waar Ik ben Jezus, uw Heiland, dénkt niet slechts aan u. Hij eist voor u. Het is Zijn heetst verlangen, dat Gij niet blijft, waar ge nu zijt. Doch komt waar Hij is. In Zijn heerlijkheid In 's Vaders hemel O, daar te zijn, waar nimmer tranen vloeien, waar 't hart geen angst, geen kommer kent noch pijn, waar doorn noch distel groeien, o, daar te zijn O, daar is 't schoon, in 't vaderland der vromen. Daar is geen kruis, daar wordt de doornenkroon van 't buigend hoofd genomen, o, daar te zijn! O daar, daarheen, waar puinen zijn noch graven. Dorst hier het hart naar Gods gerechtigheen, 't kan daar zich eeuwig leven. O, daar te zijn O, daar zijt Gij! De bron en Heer des levens! Daar ben ik vrij. Daar van de zonde vrij en eeuwig zalig tevens. O, daar te zijn! D. J. C.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1957 | | pagina 1