Pastor Pastorum VRIJHEID Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland MEDITATIE ZEEUWSE KERKBODE TWAALFDE JAARGANG no 45 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. RedacteurenDs D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 V R IJ D A G 10 MEI 1957 Abonnementsprijs: ƒ3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. Maar deze (David) wilde het (water) niet drinken doch plengde het den HERE, en zeide: Het zij verre van mij, HERE, dat ik dit zou doen. Is dit niet het bloed van de mannen, die met gevaar voor hun leven gegaan zijn? 2 Sam. 23: 17. We hebben de bevrijding van ons land dankbaar herdacht. Ten minste. als we die dankbaarheid werkelijk nog konden opbrengen. Toen we bevrijd werden, hadden we het gevoel, dat die dankbaarheid ons in heel ons leven zou bijblijven. Maar de tijd gaat voort, niet waar, en er zijn zoveel andere dingen, die onze geest en ons hart in beslag nemen. Den avond tevoren gedachten wij de doden. Van ons volk. Van vele andere volken. We moeten die dodenherdenking vóór den dag waarop we de bevrijding vieren, nóóit afschaffen. Dat moet steeds zó blijven. De prijs der vrijheid is zo hoog geweest. Een dichter heeft gezegd: „de vrijheid smaakt naar pijn". Een waar woord. Als we het verstaan beleven we de waarde onzer vrijheid weer dieper. Het kostbare dei- vrijheid. Zóveel gunst Gods. Zóveel inspanning, zóveel mensenlevens. Zóveel verdriet en rouw. Zóveel graven. Zóveel offers. Het ligt alles ónder die vrijheid. Onze vrijheid. Ze is daarop .ge bouwd. Op Gods gunst. En op het offer. Op het lijden. Op den dood van ontelbaren. Toen koning David in strijd was met de Filistijnen (vermoedelijk in het begin zijner regering), was de vijand diep in het land doorge drongen. Tot Bethlehem, Davids vaderstad, toe. De Filistijnen hielden die stad bezet. En David was tegenover hen gelegerd. Het ging tegen den oogst. De droge tijd. Dan hebben de beken geen water meer. Davids leger had te kampen met watergebrek. Toen dacht David aan die heerlijke bronwel, die bij de poort van Bethlehem lag. „En er kwam een verlangen in David op en hij zeide O, dat iemand mij water te drinken gaf uit den put van Bethlehem, die bij de poort is." Daarop zijn drie van Davids helden door het leger der Filistijnen heengebroken, hebben water geschept en het aan David gebracht. Maar hij wilde het niet drinken. Hij heeft het water voor den HERE uitgegoten. Dit water was door het hoogste offer dat een mens kan brengen gewijd. Zijn mannen hadden hun leven er voor gewaagd. Daarom droeg David dit water aan den IiERE op. God alleen heeft recht op het hoogste offer. Voor onze vrijheid hebben de duizenden niet alleen hun leven ge waagd, maar het gegèven. Velen daarvan hebben dit ook gezien als een offer voor den HERE, voor Zijn Koninkrijk, voor de heerschappij van Zijn Woord in het leven van ons volk. Wat doen wij Met de vrucht van hun daden, met de opbrengst van hun bloed Onze vrijheid Het maar aannemen? Zeggen: Zo, die hebben wij terug gekregen. Gelukkig. Wij zijn vrij. Wij gaan verder onze gang. Laten we trachten al zijn er teleurstellingen en dreigingen te over zo gemakkelijk en ruim mogelijk te leven. Wie zó doet, maakt zich schuldig aan wat David noemde„het bloed der mannen drinken". Er is maar één goede weg: Doen zoals David deed: Onze vrijheid „voor den HERE uitgieten". D.w.z.Hem daarin met heel ons leven te erkennen en daarvoor te danken. O, als in ons leven, in het leven van ons volk, de ontvangen vrijheid méér gebruikt werd om God te dienen naar Zijn Woord! Dan zou ook beter worden verstaan, wat de hóógste vrijheid isDe gebondenheid aan Hem, die gezegd heeft „Wanneer de Zoon U vrijgemaakt heeft, zult gij werkelijk vrij zijn". St. L. C. B. Wat hier boven staat is een aanwinst. Of liever gezegd, het kan een aanwinst worden. Want er is pas op een vergade ring over gesproken. Maar laat ik eerst zeggen, waarover het gaat. De vreemde titel wil in onze eigen taal zeggen: een herder voor de herders. Met deze laatste zijn niet de ge wone, maar de bijzondere herders be doeld, n.l. de predikanten. U weet wel, dat is onze mooie naam. Zo bij extra gelegenheden, als er met een zekere pa thos gesproken wordt over de geliefde herder en leraar. Dominees zijn herders. Misschien, dat deze of gene opmerkt, dat ze het moeten zijn. Maar daar gaan we nu niet over twisten. Dat moet in elke gemeente zelf maar uitgezocht worden. Predikanten zijn herders. De gemeente is immers de kudde. Ook al een benaming- voor passende gelegenheden. Je zou er ook over kunnen gaan praten, of iedere gemeente zo echt een kudde is. Maar dat doen we evenmin. We laten gelijke rech ten gelden. De Latijnse naam voor herder is pas tor. De roomse benaming pastoor houdt dat nog vast. Als je in Duitsland bent, wordt je ook in protestantse kringen aan gesproken als Herr Pastor. Dat doet het wel. Al is het dan Duits, het klinkt aan genaam en welluidend. Je voelt je er ge streeld door. Dat komt natuurlijk, omdat het in een vreemde taal gezegd wordt. Je zou héél anders reageren als hier in Holland een gemeentelid tot je zei„Heer HerderDan voelde je je niet gestreeld, maar bij de neus genomen. Pastor pastorum. Een herder voor de herders. Een predikant voor de predikan ten. Daar is op een vergadering van predi kanten, ergens in Nederland over gespro ken. U ziet, dat predikanten zich overal mee bezig houden. Als het nodig is, ook met zichzelf. Dat hebben ze op die ver gadering of conferentie ook gedaan. Er is daar uitgesproken, dat het in deze tijd hard nodig is, dat er ook een predikant komt voor de predikanten. Niet in scherts. O, neen, het was volle ernst. Want óók de kerkrechterlijke zijde van dit vraag stuk werd benaderd. Dan is het toch ernst. Neem dat maar aan! Zo iets zet je aan denken! Waar gaan we naar toe? We leven al jaren met een behoefte aan specialisten. De gewone man, die een ambt of beroep uitoefent, wordt niet meer voor alle delen van zijn werk competent geacht. Er moet iemand komen, die van zo'n onderdeel z'n spe ciale studie en werk maakt. Natuurlijk kan dat nodig zijn. Wie zal dat ontken nen. Maar het kan ook te ver gaan. Je leeft wel eens in de vrees, dat over een aantal jaren er niet alleen jeugdpredikan- ten, maar ook predikanten voor bejaarden zullen nodig geacht worden. Ik zet maar niet bejaarden-predikanten, want iemand zou eens kunnen denken, dat van die naam de bedoeling was, dat er een tijd zal komen, waarin meer bejaarde predi kanten meer in tel zullen komen. Je hoeft geen profeet te zijn om te voorspellen, dat de ontwikkeling zich geenszins in die richting beweegt. Predikanten voor bejaarden. Maar als je zo ver bent, ach dan is het nog maar een stap om alle levensgroepen van hun eigen predikant te voorzien. Huismoederpredikant, want huismoe ders hebben ook hun speciale noden en problemen. Vrijgezellen-predikant. Ook al weer zo'n naam, die voor misverstand vatbaar is. Maar U begrijpt ook daarvan natuurlijk meteen de bedoeling. Ik behoef er ook niet meer te noemen. De ontwikkeling is duidelijk. En in deze richting ligt ook de Pastor pastorum, de herder voor de herders. Wat zou dat eigenlijk voor een man moeten zijn? Natuurlijk ook een predi kant. Maar, afgezien van de moeilijkheid, óf zijn collegae hem zo maar voetstoots als hun herder zouden aanvaarden (want we weten allemaal wel, dat predikanten wel graag leiding willen geven, maar niet graag geleid willen worden), wat voor een superpredikant zou dit dan wel niet moeten zijnAlleen al, als je er aan denkt, wie hij te verzorgen zou krijgen. Een wonderlijke kudde wordt immers aan zijn zorg toevertrouwd. Herder voor de herders. Zij, die zelf moeten weten, wat herderlijke zorg is, voorwerp van die zorg. Ieder weet wel, welke lastige patiënten doktoren kunnen zijn. Ligt hier niet hetzelfde geval? Bovendien, ik gebruikte niet zonder opzet het woord superpredikant. Hij zelf dan. Staat hij op zijn beurt buiten en bo ven alle herderlijke zorg? Een herder van superieure kwaliteit, die voor zich zelf geen moeilijkheden kent, die immer voor anderen zal moeten klaar staan, die de nodige objectiviteit zal kunnen betrach ten. Dat zijn zo maar vragen. Met vele an deren te vermeerderen, want deze vragen werden zonder énige systematische opzet gesteld. Het doet er zelfs niet eens toe, óf dit juist gestelde vragen zijn. Flet gaat er alleen maar over om te illustreren, dat aan alle kanten vragen rijzen. Vragen, die op.zichzelf wegvallen bij de dieper liggende veel belangrijker vraag, waar ik zelf mee zit. Het is misschien niet zo gemakkelijk om dit laatste onder woorden te brengen. Zoveel oorzaak tot misverstand wordt er allicht door gegeven, misschien wel reden om degene, die deze vraag stelt, van ver borgen hoogmoed of i.d. te verdenken. Maar ik aanvaard dit risico. Omdat ik het zo ernstig en belangrijk vind. Hier in dit speciale geval het bijzon derste. Ik meen, dat wij als predikanten, net als andere mensen, maar wij toch wel in het bijzonder, zulk een pastor pastorum hebben. Hij wordt in onze bijbel met name ge noemd. Jezus Christus. Er is in onze Nederlandse Geloofsbe lijdenis zulk een schoon artikel over de voorbidding van onze hemelse Hogepries ter. Wie dat kent, herinnert zich dat daarin telkens vragen worden gesteld. In deze trant: „Bij wien zouden wij eerder hulp zoeken, bij wien zouden wij eerder verhoring verwachten". Ik zou hier willen vragen: „Bij wien zouden wij beter onze zielszorg kunnen zoeken dan bij Jezus Christus? Zorg voor onze ziel, wij als predikanten. Een van de schoonste zaken, die aan een predikant is toevertrouwd is het brengen van mensen tot Jezus Christus. Ik bedoel dit nu niet in evangelisatori- sche zin, mensen van buiten brengen tot geloof. De eigen mensen. In letterlijke zin. Brengen tot bidden. Niet alleen voor hen bidden, maar hen zelf tot bidden brengen. Bij de Here Jezus. We zijn im mers vrienden van de bruidegom. Die de bruid heeft, is de bruidegom. En de vriend staat en is gelukkig, als bruid en bruidegom verenigd zijn. Daarom bren gen tot de Here Jezus. Hen leren gemeen schap met Hem te zoeken, met Hem om te gaan, zich onder Zijn leiding stellen, Zich aan Hem overgeven met alle vragen en noden en ervaren, dat het waar is, bo ven alles vast en zeker, dat wie aan Zijn uitnodigende stem gehoor geeft, rust vindt voor Zijn ziel. „Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven". Maar die weg staat toch ook voor de dominé zelf open. Voor hem in 't bij zonder. Nu wil het er bij mij niet in, dat wij daarvoor nog weer een ander als herder nodig hebben. Dat een dokter een andere dokter nodig heeft is veel vanzelfspre kender! Je kunt je zelf niet de blinde darm wegnemen. Maar het lijkt me (ik druk mezelf héél voorzichtig uit) vreemd, als een predikant een ander nodig heeft om op de weg geholpen te worden. Een contradictio in terminis. Iets dat tegen het wezen, het essentiële van hun ambt ingaat. Iets, dat ze zelf ook nooit zullen willen aanvaarden. In dat laatste ligt misschien de moge lijkheid van het reeds eerder gesigna leerde verwijt over hoogmoed. Maar dat mag niet gebezigd worden. O, ik weet wel, dat gezegd zal worden „Predikanten zijn toch ook mensen. Ze hebben bemoediging nodig. Ze willen ook wel eens uitpraten. Ze kunnen wel eens in de knoop zitten", 'k Geef het allemaal graag toe. Maar om er dan uit te komen zijn er andere wegen. En dat betreft in cidentele gevallen, tijdelijke verschijnse len. Waaruit het toch het mooiste is, als je je er zelf uitredt. Weer naar boven worstelt. Niet in eigen kracht, niet door verbeten inspanning, niet door zelfdwang, maar door gehoorzaam de weg te gaan, die je dagelijks aan anderen wijst. Door toevlucht te nemen tot de Opperste Her der en Opziener over onze zielen. Dat laatste mis je. Jaren geleden schreef Prof. (toen nog Dr.) Bavinck een klein boekje. Het heette „zielzorg aan eigen ziel", 't Was nodig, dat dit geschre ven werd. En het is nog altijd actueel. Het wordt zo gemakkelijk vergeten door mensen, die zo overal hun mannetje voor willen heb ben. Vergeet toch niet de persoonlijke oefening des geloofs. Het niet ziekelijk met je bevindingen bezig zijn, het je af tobben over de vraag of je de ware ge stalte van vroomheid bezit, maar het bij belse oefenen, van het geloof, de geeste lijke training, die ieder mens voor zich zelf kan uitoefenen. We hebben niet voor alles een ander nodig. We moeten ook veel zélf doen. Heerlijk als je mensen ontmoet, die het wel fijn vinden, dat je ze opzoekt, maar die toch ook durven zeggen, dat ze je als predikant, als het er op aan komt, niet nodig hebben. Ze kunnen zelf immers bidden. En ze dóén het ook. Ze kunnen zelf Gods Woord le zen. En ze doen het ook en ze ervaren, dat God met Zijn Geest hen leidt. Daar is immers voor alle gelovigen de rijke belofte van het gezalfd zijn met de H.G. Zielzorg aan eigen ziel. Dat betekent: zelf tot de Here Jezus gaan. Zelf van Zijn zielzorg gebruik maken. En is die opperste Herder er niet voor

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1957 | | pagina 1