„Kleine Vossen"
VARIA
Kerknieuws
het oprecht geloof van den doopeling.
Daarom vraagt hij hem: „Gelooft gij in
God, den almachtigen Vader, Schepper
van hemel en aarde"?
Peter: „Ik geloof".
Priester: „Gelooft gij in Jezus Chris
tus, zijn eenigen Zoon, onzen Heer, die
geboren is en geleden heeft"?
Peter: „Ik geloof".
Priester „Gelooft gij ook in den Hei
ligen Geest, de heilige Katholieke kerk,
de gemeenschap der heiligen, enz."
Peter: „Ik geloof".
Nog een laatste vraag: „N. wilt gij
gedoopt worden?"
Peter: „Ik wil".
„Het plechtig oogenblik van het H.
Doopsel is aangebroken. Driemaal giet
de priester in kruisvorm het doopwater
over het hoofd van den doopeling en
spreekt daarbij de woorden„NIk doop
U in den naam des Vaders en des Zoons
en des Heiligen Geestes."
„Onmiddellijk na de toediening van
het Doopsel zalft de priester de kruin
van den doopeling met chrisma, met de
woorden: „De almachtige God, Vader
van onzen Heer Jezus Christus, die u
heeft doen herboren worden uit water
en den H. Geest, en die u vergiffenis van
al uwe zonden geschonken heeft, zalve
zelf u met het chrisma des heils in den
zelfden Jezus Onzen Heer ten eeuwigen
leven".... „Amen." Vrede zij u." „En
met uwen geest." 4)
Het zal duidelijk zijn, dat wij dit alles
niet zouden willen overnemen.
Er is veel in deze omkleding, dat op
zich zelf allerminst zinloos symbool, toch
de aandacht van de heilige doop veeleer
lijkt af te leiden en in elk geval ver af
voert van de soberheid, waarmee Johan
nes de Doper en Jezus' discipelen zullen
hebben ondergedompeld. Al vergeten we
hier weer niet, dat ook 'n diep ernstig
man als Augustinus ook zijn catechume-
In kleine oude huisjes met oude mens
jes vind je nog wel eens zo'n ouderwetse
boekenhanger. U weet wel, een plank of
drie boven elkander, samengehouden door
een koord, dat tevens dient om 't hele
gevalletje aan de wand te doen hangen.
Mooi kan men dit hangend meubelstuk
niet noemen, maar bij nader onderzoek
blijkt dikwijls, dat de tentoonhangende
boeken waardevol van inhoud zijn. Men
vindt er b.v. nog al eens Vader Brakel,
een paar delen van Erskine, of een ver
klaring van de Heilige Schrift door M.
Henri. Lectuur, dat de eeuwen trotseert.
Hedendaags is dat anders dan
pronkt er een prachtig boekenkastje, met
glazen schuifdeurtjes en keurige foto
standaards of andere snuisterijen boven
op. Een juweeltje om te zien! Maar gaat
men de inhoud inspecteren, dan denkt
men onwillekeurig aan „een gouden ring
in een varkenssnuit"; U kent deze kwa
lificatie wel van een mooie-maar-niet-al-
te-snuggere juffrouw.
Oftewel men vergelijkt 't met een met
diamanten bezette kolf van een pistool of
heft van een dolk.
Om 't nog eens bijbels te zeggen„zil
veren vaten, die van buiten wel schoon
schijnen, maar van binnen zijn ze vol van
onreinheid".
Wanneer ik bij, mij overigens onbe
kenden, over de vloer kom, kijk ik nog
al eens naar de titels op de fraaie bandjes
in het fraaie kastje.... en dan schrik
je soms alleen al van de titels. Dan weet
je doorgaans al dadelijk, welk vlees je
in de kuip hebt.
Mondigheid.
In veel kerken heeft weer geklonken
het ja-woord van doopleden. Als gevolg
hiervan zijn ook weer veel administra
teurs van de kerkelijke boekhouding er
toe overgegaan de kaarten van deze doop
leden bij te werken en over te brengen
in de afdeling belijdende leden.
Een eenvoudige administratieve bezig
heid.
Intussen wordt verondersteld dat de
betreffende lidmaten dit alles niet opvat
ten als een administratieve aangelegen
heid.
Tijdens de catechisaties, in het gesprek
met de wijkouderling, op de avond van
het onderzoek naar de kennis en in pre
diking en toespraak op de bewuste Zon
dag der openbare belijdenis zal er op ge
wezen zijn dat hier sprake ook is van een
overgang van onmondigheid tot mondig
heid.
De meeste geschenkboekjes vragen
hiervoor ook aandacht en ergens is ook
nen herhaaldelijk gewijd zout gaf, en ook
andere dingen deed, die wij overbodig of;
zelfs schadelijk achten.
Maar tegenover de levendige roomse
ritus steekt toch wel heel sterk af de kil
heid van ónze inleiding op dat blijde
hoogtij feest van de heilige doop, die in
plaats van heel de gemeente, vooral ook
de kinderen, maar allereerst de doop-
ouders, aanstonds te boeien, aanvangt
met eenverhandeling!
En dit treft te meer, omdat wij gere
formeerden, in tegenstelling met Rome,
de doop willen doen plaats vinden in het
midden der gemeente, die erhelaas
haast verveeld bij zit
D. J. C.
x) Steeds meer wordt dit ook in onze
kringen beseft, getuige het pas te Amster
dam gehouden congres van de geref. con
tactkring „Kerk en Kunst". Zie het ver
slag daarover in Kerknieuws van 27 apr.
'57 van de Heer Scheps.
2) Hoe zóu dezelfde God, die Zijn
aards heiligdom deed maken naar het
voorbeeld Mozes op de berg getoond, be
hagen kunnen scheppen in de al te knusse
zaaltjes, die eer tot huiselijk gepraat dan
tot stille aanbidding nopen?
3) „Daarop blaast de priester driemaal
zachtjes het kind in het aangezicht en
zegtDaarna legt de pr. de hand
op het hoofd van de dopeling en bidt
God.... Tenslotte legt de priester een
weinig gewijd zout op de tong van de
dopeling, zeggende, enz."
4) Keur dit alles af, maar is het juist,
dat zelfs het dopen bij ons aan de wille
keur van de predikant wordt overgelaten,
zodat het voorkomt, dat éénmaal 'n en
kele druppel water soms maar de afwas
sing der zonden moet zichtbaar maken
Eén druppel, ook al uit angst, dat men
zou menen het in de hoeveelheid water
te zoeken? Dopen, moet toch duidelijk
zijn
'k Weet wel, dat je in deze tijd niet
verlangen kunt, dat jonge, pasgehuwde
mensen de dikke oude-schrijvers in de
kast hebben staan, maar er is toch dege
lijk lectuur genoeg, dat je niet de toe
vlucht hebt te nemen tot reeksen van
minder allooi. Veelal schermt men dan
met Colijn, die toch ook maar detective
romans pleegde te lezen. Maar men ver
geet, dat 't nemen van een beetje mosterd
nog niet betekent, dat Colijn zijn maal
tijd alleen uit mosterd bestond borden
vol
'k Wil maar zeggen, dat, als een kerk
ganger het hoofd gevuld heeft met de
inhoud van z'n mooie boekenkastje vol
oppervlakkige, nietszeggende lectuur, het
geen wonder is, dat de preek er niet in
wil. Dan is 't met die preek als met een
druppel olie in een glas water, het ver
mengt zich niet. Dan is die prediking net
als kwik in een thermometer, het geeft
de boekenkoorts aan.
Zo wordt de verkondiging van 't
Woord Gods een „vreemd lichaam" in
de geest, zo iets als een wandelende naald
in het lichaam. Zo iets als taart met spek
het smaakt niet.
Ja, zo'n boekenkastje rooft alle belang
stelling voor het Evangelie, al weet ik
heel goed, dat een mens, een christen,
niet hele weken in de Bijbel kan lezen,
zo min als een belangstellend gelovige
drie uur lang elke week een preek kan
aanhoren. Maar, wanneer de inhoud van
het mooie boekenmeubel ons hoofd en
hart onvatbaar maakt voor 't Woord
Gods, dan moeten we nodig de spade van
Jacob ter hand nemen en ze begraven,
gelijk de aartsvader met de terafim deed
Uit het oude-Vossenland.
wel eens voorgesteld dat met een bepaal
de formule de doopleden dienen beves
tigd te worden tot mondige leden van de
kerk van Christus.
Professor Brillenburg Wurth heeft op
de predikantenconferentie aandacht ge
vraagd voor die opvoedende taak van de
kerk, door te stellen dat de opvoeding
van de kerk het karakter dient te dragen
van opvoeding tot vrijheid, maar dan
vrijheid in Christus, die altijd verant
woordelijkheid insluit.
Dezelfde hoogleraar is van mening dat
een van de moeilijkheden van vandaag in
de gezinnen juist is het ontbreken van
een vast levenspatroon.
Ik meen dat deze stellingen volledig
juist zijn en dat ze als zodanig een beeld
geven van de kerkelijke werkelijkheid.
Wat moeten de jonge belijdende leden
beginnen in een kerkelijke sfeer waarin
juist een van de zwakke punten is de
mondigheid, het vaste levenspatroon
Hoe kunnen ze ooit vinden een bewus
te gerichtheid voor denken en doen, in
dien die kaartenbak vol belijdende leden
aangevuld wordt met een aantal kaarten,
zonder dat het in de levende werkelijk
heid iets anders betekent dan een vorm
van bijgezet worden?
Is het niet levensnoodzakelijk voor de
kerk weer op zoek te gaan naar een vast
levenspatroon
Het zal dadelijk duidelijk zijn dat er
een nauw verband is tussen het ontbre
ken van dat levenspatroon in de gezinnen
en in de kerk.
Het zoeken ten behoeve van de ene
gemeenschap, de kerk, is tevens zoeken
ten behoeve van die andere gemeenschap,
het gezin.
Het is tenslotte ook niet te verwaar
lozen dat blijkens het boek „Handelingen
der Apostelen" de kerk aanvankelijk op
gebouwd is uit huisgemeenten.
De uitdrukking „van huis tot huis
bróód breken" uit Handelingen 2 toont
een huiselijke activiteit van de kerk welke
ongetwijfeld het grote voordeel had van
een zeer nauwe betrokkenheid tussen ge
zinsleven en kerkelijk leven.
Met de uitbreiding van het aantal le
den ging gepaard het zoeken naar een
gelegenheid om in groter aantal samen
te komen.
Vandaag zien we waartoe dit geleid
heeft: massale samenkomsten in speciaal
daarvoor ingerichte gebouwen, terwijl in
ons kerkelijk gereformeerde bestaan geen
sprake meer is van huisgemeenten.
Indien dit alleen een practische kwes
tie was in deze eenvoudige zin dat, waar
de huizen te klein zijn geworden voor de
samenkomsten omgezien diende te wor
den naar betere en grotere gelegenheden,
dan zou men er vrede mee kunnen heb
ben.
Hoogstens zou betreurd kunnen wor
den het verlies van het intieme, geheel in
de sfeer van het gevoelsleven.
In wezen blijkt echter een veel ingrij
pender verschuiving.
Hier is verlies van verantwoordelijk
heid merkbaar.
Mogelijk is dit verlies het beste te ken
merken indien we die verschuiving noe
men een overgang van de dialoog naar
de monoloog.
We hebben namelijk deze voorstelling
omtrent de huisgemeente, dat in deze
sfeer de gemeenschap met elkaar gevierd
werd als een reële ontmoeting met elkaar
en een wezenlijke gemeenschappelijke
ontmoeting met God.
De nadruk moet veel meer gelegen
hebben op de inbreng, van ieder die deel
uitmaakte van zulk een gemeentesamen
komst.
De sfeer was hier een zaak van bewust
meedoen, een bewustheid welke meer ac
cent ontving naarmate de vijandigheid
van de wereld rondom, iedere samen
komst maakte tot een willen samenkomen,
een willen spreken samen over de levende
kracht van Gods genade in Jezus Chris-
Beroepen te Meliskerke, M. E. van
Heesen te Oosthem te Leimuiden,
Marken en te Sellingen, J. Vlaardinger-
broek, kand. te Loosduinen te Rotter
dam (9de pred. pk), F. Vroon te Gro-
ningen-Oost te Rotterdam-Charlois
(vac. J. Firet), A. C. Hofland te Mep-
pel.
Aangenomen naar Drijber, H. Langen-
burg, kand. te Emmercompascuum, die
bedankte voor Buzum (Fr.), Enumatil
en voor Sellingen naar Rotterdam-
Purwokerto (voor de miss. arbeid), F.
L. Schalkwijk te Hoek (Z.) naar
Öostwold (Old.), A. van Asselt, kand.
te Baarn, die bedankte voor Lexmond en
voor Giessen-Rijswijk naar Zuidhorn,
Th. Boersma te Uithuizermeeden.
Bedankt voor Oudewater, C. Klapwijk
te Bennebroek.
Teruggenomen tweetal'De kerke-
raad te Hardenberg heeft het gestelde
tweetal in de vacature J. van Reeven te
ruggenomen.
Kon. onderscheidingen in Geref.
kring. Tot officier in de orde van oranje-
nassau is benoemd Ds. H. W. H. v. An-
del te Utrecht. Tot ridder zijn be
noemd Ds. J. R. Goris te Apeldoorn en
W. C. F. Scheps, journalist te 's-Graven-
hage en hoofdredacteur van het weekblad
„Kerknieuws".
Dr. O. C. Broek Roelofs te Zuid
laren is weer telef. aangesloten doch niet
onder het oude nummer, maar onder een
nieuw, n.l. K 5905239.
- Ds. H. J. Heida, emeritus-predikant
te Vlaardingen, is afgetreden als voorzit
ter van de vereniging van zeekerken
„Bethsaïda" en benoemd tot ere-voorzit-
ter. Ds. Heida is thans bijkans 82 jaar.
Ds. H. Heule te Deventer, die het
beroep naar Leiden aannam, zal aldaar
gaan wonen Morsweg 138, want de com
missie van beheer heeft dit pand, thans
nog bewoond door de oud-directeur van
tus, een zich willen openstellen voor de
boodschap van het evangelie in een ont
redderde wereld. Een willen zoeken van
God, een in lofverheffing zich willen
uitdrukken.
Wanneer we dit karakteriseren met
het woord dialoog, dan willen we met dit
woord uitdrukking geven aan het bewuste
verlangen samen te spreken met God en
samen te spreken met elkaar. Verticaal
dus zowel als horizontaal een samenspre-
ken.
Plaatsen we daartegenover de samen
komsten in een kerkgebouw, dan ligt de
verschuiving hier, dat de inbreng een fi
nanciële ishet in stand houden van de
eredienst, kerkbouw, onderhoud gebou
wen, aanschaf en onderhoud inventaris.
Wat de sfeer betreft: als klein kind
word je er op attent gemaakt, dat je stil
behoort te zitten tijdens de dienst. Een
zuiver negatieve inbreng derhalve. En
komt men ooit boven dit negatieve stil
zitten uit?
Men zou soms denken dat deze jeugd-
opvoeding zo verweven is geworden met
ons bestaan, dat mensen soms te bang
zijn om mee te doen aan het opstaan tij
dens psalmgezang of een ander onderdeel
van de liturgie.
Wat komt er terecht van de positieve
inbreng
Wat wordt er gevraagd van de mensen
meer dan het negatieve stilzitten Lopen
we niet groot gevaar dat alles opgaat in
de monoloog, de alleen-spraak van de pre
dikant, zodat naarmate het aantal gebou
wen toeneemt en de massa zich uitbreidt,
slechts één vraag ter voorbereiding op
de Zondag overblijft: „Wie spreekt er
Zondag?"
En slechts één vorm van belangstelling
zich mogelijk nog doet gelden: deze
vraag„Ik ben benieuwd, wat de dominé
nu over God weet te vertellen". We zijn
van mening dat dit alles te maken heeft
met de mondigheid van de leden der ge
meente, een mondigheid die zich te uiten
heeft, die ook de gelegenheid moet ont
vangen zich te uiten door verantwoorde
lijkheid te dragen en dus verantwoorde
lijkheid te ontvangen voor de samen
komst. De inbreng derhalve voor de sa
menkomst mag niet beperkt worden door
koster, organist, dienstdoende ouderling,
collectanten en predikant te beschouwen
als de enigen, die verantwoordelijkheid
dragen.
Van de monoloog tot de dialoog.
Van de onmondigheid naar de mondig
heid vóór en tijdens de samenkomst.
Wat kan gedaan worden ter voorbe
reiding van de Zondagse samenkomsten
om deze twee doeleinden te bereikende
samenspraak tussen God en gemeente en
horizontaal de ontmoeting van elkaar?
Y. J. T.
de Chr. kweekschool, Dr. H. Schilp, als
pastorie aangekocht. Bij deze aankoop
deed het huis aan de Iiaagweg tevens
dienst als ruilobject.
Ds. J. Kuiper te Zevenhuizen (Gr.),
ontving van zijn kerkeraad een verlof van
vier maanden teneinde een bezoek te kun
nen brengen aan zijn ouders in de Ver.
Staten. Hij zal 23 mei a.s. vertrekken.
Ds. J. H. Staal te Doezum, ontving
van zijn kerkeraad een verlof van drie
maanden teneinde een bezoek te brengen
aan zijn kinderen in Canada.
Nijkerk. (Ds.) A. K(óffeman) te
Nijkerk schrijft in het „Veluws" kerk
blad over de nieuwe avondmaalsformu
lieren, die „ons nog wat vreemd in de
oren klonken". Misschien werd er daarom
zo aandachtig geluisterd? Dat is dan in
elk geval winst. De taal en de stijl zijn,
vooral voor de jeugd beter verstaanbaar.
Een nadeel is wel, dat met name het eer
ste formulier zo weinig concreet is. De
opsomming van hoererijen, dieverijen en
muiterijen van het oude formulier is nu
geheel verdwenen en wat er nu voor in
de plaats gekomen is, blijft zo algemeen,
dat het schuldbesef er nauwelijks door
wordt versterkt. We zouden haast spre
ken van verschraling, als de formulieren
niet waren vastgesteld door een synode,
die juist zo tegen verschraling gewaar
schuwd heeft.
Usquert. De kerk van Baflo heeft
hier ter plaatse een eigen gebouw aange
kocht ten behoeve van de evangelisatie.
De clubs vergaderen thans in een open
bare school, maar moeten daar nu uit,
waarom men in een café onderdak vond.
Voor billijke prijs is men er in geslaagd
een huis aan te kopen dat voorheen als
café dienst deed. Het verkeert in uitste
kende staat en bevat ook een zaaltje, ter
wijl een gezin er huisvesting in vinden
kan voor conciergediensten. Deputaten en
classis waren eenparig van gevoelen, dat
deze kans niet onbenut mocht blijven. De
kerken in de classis Warffum zullen de
aankoop gezamenlijk financieren.
Uitkering van de kindertoelage. De