PASEN
PASEN
JTxelaria
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
MEDITATIE
ZEEUWSE KERKBODE
TWAALFDE JAARGANG no 42
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthoff,
Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor.
Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 19 APRIL 1957
Abonnementsprijs: ƒ3,per half
jaar (bij vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 cent.
Advertentiën 10 cent per mm.
Pasen, het feest van de overwinning
De dag, waarop banden zijn verbroken.
Donkere wolken drijven weg, het licht
straalt naar alle kanten uit.
Er gebeurt iets wonderlijks, in Jozefs
hof.
Daar is geroepen tot ontwaken. En dat
op een plaats, waar zich een graf bevindt,
waar een dode is bijgezet.
Anders wordt op een begraafplaats niet
gewekt. Die daar liggen, zijn immers het
leven uitZij doen niet meer mee.
In Jozefs hof heeft God Zijn stem
verheven. Het was tijd om wakker te
worden voor Jezus, Die daar begraven
lag. Op de roepstem van God is Jezus
dadelijk opgestaan. Alsof Hij in Zijn
slaapkamer was.
Het is tijd, om de slaapkamer te ver
laten. Een nieuwe dag is aangebroken,
een nieuwe tijd is begonnen.
Zoals Jezus deze „slaapkamer" heeft
achtergelaten, blijkt, dat Hij daar niet
meer terugkomt. Wanneer Petrus en Jo
hannes het graf bezoeken, vinden zij daar
alles geordend. Plet verblijf aldaar is af
gelopen. Dat wil zeggenChristus heeft
het dodenrijk verlaten, om naar het leven
terug te keren.
In deze terugkeer is alles anders ge
worden.
Toen Hij tot het sterven kwam, lag
onze vloek op Hem. Hij verkeerde in de
staat, waarin wij waren terecht gekomen
door de zonde. Veroordeeld, om te gaan
sterven.
Deze weg heeft Plij ten einde toe af
gelopen.
Nu keert Jezus naar het leven terug.
De vloek is geborgen in het graf.
De dood is doorgemaakt als straf op
ons bedreven kwaad.
Die wekstem van God, vroeg in de
morgen, was tot een verkondiging, dat
God werkelijk alles had ontvangen, wat
Hij te eisen had. Aan alle regels van de
wet had Jezus zich gehouden. Voor alle
schuld bood Hij genoegdoening.
Er is niets meer te verrekenen met
God.
Daarom riep God Zelf: Kom terug!
Deze roep van God betrof in Jezus het
leven, waarvoor Hij verzoening had ge
werkt.
Pasen luidt de tijd in, waarin God tot
de gemeente van Christus roept: Keer
terug
Niet meer, om het gericht te onder
gaan.
Dat is voorbij.
Deze terugkeer is de terugkomst uit
de staat, waaruit wij waren uitgevallen.
De staat van kinderen Gods.
Pasen is de oproep, die tot overtreders
zegtgij zijt niet langer vijanden of
vreemdelingen, maar huisgenoten van
God!
Wat daar met de Eersteling gebeurt,
dat geldt voor allen, die in Christus zijn
begrepen. God roept hen in Christus als
kinderen bij Zich, opdat zij nu de rijkdom
van dat kindschap zullen genieten.
Hier wordt de overwinning over satan
en hel gevierd, 't Graf gaat open, en Je
zus keert zich weer tot het leven, nu met
de verworven buit, de vergeving der zon
den en de toezeggingstraksin
Gods woning, als Gods kinderen
Pasen betekent vreugde in de hemel.
De inbreuk op Gods recht is teniet ge
daan, en voor de afval van God komt in
de plaatsde wederopname in Gods
kring, om nu de vreugde in 's Vaders
huis te hebben.
En, Pasen betekent voor de kerk in dit
leveneen komen tot de vreugde.
Daarbij zijn nogal enkele weerstanden
te overwinnen. Dat leert u het evangelie
van d^opstanding. Er is ongeloof te be
strijden in de kring der gemeente. Jezus
heeft het allemaal wel gezegd, maar.
De discipelen, en de vrouwen, hebben net
zo zuinig geluisterd als wij zelf.
U kunt soms vergrijsde christenen ont
moeten, die het aantal preken, waar zij
onder zaten, moeilijk kunnen opgeven.
Maar, wat hebben zij er van gehoord
't Is nog altijd zuchten, alsof het verlos
sende woord van de hemel nog moet ge
sproken worden.
En, dan „snappen" zij maar niet, dat
Jezus zó maar bij hen kan komen. Bij
die Emmaüsgangers loopt Hij mee als
een mens van buiten. Alleen, de Bijbel
wordt rijker onderweg, de beloften gaan
open, en 't einde is: de ontwaking: maar,
dat is Jezus Zelf
Zover moet het komen, na alle kerk
diensten, die wij hebben bijgewoond. Dat
er iets van ontwaking komt: hier is Je
zus Zó vond Petrus Hem in zijn berouw,
Maria Magdalena in haar verdriet.
Zo komt Plij tot ons, in het leven dat
wij leiden, en in alles wat wij doormaken
en dragen.
Hij komt er bijmet de buit, door Hem
verworven.
Als dan nu uw tranen nog niet ver
dwijnen, ofvreugdetranen worden,
wanneer zullen zij dan ooit weggaan Als
u dan nu nog niet wéét, wat u met de
beloften Gods moet doen, wanneer zult
u het dan weten
De vreugderoep gaat uit.
Uw antwoord moet zijnde vlucht van
het kind in de armen van Vadej*. Omdat
Vader er is, en Zelf u geroepen heeft,
daarom moogt u komen.
Daar is één onderwerp, waarover niet
meer gepraat zal worden. De schuld is
vereffend.
Gelukkig, u krijgt er een kwitantie
voor. Dat is de verkondiging van het
evangelie.
U krijgt er ook een zegel op.
Dat is het sakrament.
Met die gezegelde kwitantie is de toe
gang verzekerd.
Dat is de opstandingsvreugde in elke
kerkdienst. Het is te hopen, dat elke Zon
dag blijkt, hoe of u naar deze vreugde
verlangt.
Een blijde schare, rond een blijde Va
der
Als u nog weer eens wat over de „kerk
dienst" hebt, dan kunt u mij nog méér
vertellenC. St.
II (Slot)
'n Tikje formüliervergoding?
Wilt ge 'n bewijs?
Eén voorbeeld uit vele.
Op 'n catechisatie voor ouderen, zo'n
winterstoomkursus, waar ook wat vaders
en moeders komen, vraagt dominee: jul
lie bent zelf gedoopt; enkelen van jullie
hebben kinderen laten dopen; wat beté
kent dat?
Er is er één, die, diep-verzinnend, ein
delijk antwoordt: „dat dan je erfzonde
afgewassen is
Die énige was 'n jonge vrouw, die el
ders jaren lang had gecatechiseerd, zelf
reeds 'n gedoopt kind bezat en, als vrucht
van dit jaren catechiseren en van het
vrijwel wekelijks aanhoren van het doop
formulier in de Zondagavonddienst
slechts 'n volslagen rooms antwoord ver
mocht te geven3)
Waarom zong, waarom jubelde deze
jonge moeder niet: dat ons èn onze kin
deren alle zonden zijn afgewassen door
Jezus' bloed?
Zij wist het niet.
Zij genoot er niet van.
Haar „roomse" antwoord bewees
slechts, dat in het verleden dóór één of
ander predikant de zaak „behandeld"
was. Anders had zij deze, destijds bij die
„behandeling" bestreden of slechts
genoemde ketterij, niet uit haar geheugen
kunnen opdiepen.
Maar het resultaat is toch wel heel
pover.
De anderen wisten nog minder.
Enlezergij Had gij de
fout dadelijk door?
Bewijst dit niet, dat het steeds maar
weer aanhoren van precies dezelfde zwa-
Op de Goede Vrijdagavond heeft over Golgotha's kale top de triom-
phantelijke roep weerklonken„Het is volbracht". Plet zware werk
van de Middelaar was ten einde gebracht, de strijd was gestreden, de
overwinning behaald. De Heiland wist Zijn taak volledig volbracht te
hebben en het hoofd buigende gaf Hij de Geest.
Zo hing daar uitgeteerd en stil het dode lichaam van Jezus aan het
kruis. Afgelopen. Dood.
Maar in dat triomphantelijke „Plet is volbracht" ligt het Paasevan-
gelie al opgesloten. Want, had God niet Zelf gezegd„Doe dat en gij
zult leven?" Welnu, Jezus had het gedaan. Alles wat Gods gerechtig
heid van Hem eiste had hij gedaan in uiterste bereidwilligheid. En toen
Hij het moegestreden hoofd gebogen had en Zijn geest had over
gegeven in de handen van Zijn Vader, toen lag daar het onaantastbare
woord van God„En gij zult leven".
Het is daarom niet verwonderlijk dat wij in de Bijbel dit opmerke
lijke woord lezen„Het was niet mogelijk dat Hij door de dood werd
vastgehouden. Want door Zijn gehoorzaamheid had Plij recht op het
eeuwige leven naar lichaam en ziel. En God is geen mens dat Hij
liegen zou. Daarom eindigt de geschiedenis van de Heiland niet met
Zijn dood en begrafenis, maar gaat de geschiedenis van Jezus Christus
dóór, en volgt op de donkere Goede Vrijdag de stralende Paasmorgen.
Plij is opgestaan. Jezus leeft!
Ja, Jezus leeft en wij met Hem. Het Paasgebeuren staat in directe
verbinding met ons leven. Want dat goddelijke woord „en gij zult
leven" geldt niet alleen voor Jezus, maar het geldt in dezelfde mate
voor ieder die in Hem gelooft.
Want dat is immers het wonder van het geloof, dat wij weten mogen,
dat alles wat God van ons eist, door Jezus is gedaan. Onze zonden
door hem betaaldde gehoorzaamheid die God van ons vraagt
door hem volbracht.
En daarom toen Jezus riep: „Het is volbracht", toen was daar
mee voor ons aan al Gods recht voldaan. En zo komt om Jezus' wil
het woord „en gij zult leven" als een geweldige bevrijding over ons
leven.
Ja, Jezus leeft en wij met Hem. De dood heeft nog wel macht over
ons, maar niet ten einde toe. Er is uitzicht over de dood heen. Want
eens zal Zijn macht ook over ons en onze lichamen te niet gedaan
worden. Want ik geloof in Jezus Christus die is opgestaan uit de
doden, en ik verwacht de wederopstanding des vleses en een eeuwig
leven
D.
A. J. D.
re volzinnen wel verstompt en verdooft,
maar niet tot leven brengt.
Plet gaat er mee als met die klas, waar
de meester op het bord 'n meter had la
ten schilderen en daarnaast 'n el.
Toen de schoolopziener eens op inspec
tie kwam, vroeg hij aan die zelfde klas,
zo langs zijn neus weg, o.a.wie van
jullie wijst me eens de grootte van 'n
meter.
Het éne kind na het andere spreidde
de armen uiteen om, al minder juist, de
grootte van 'n meter aan te geven.
Niet één dacht zelfs maar aan de voor
hun ogen op het bord geschilderde me
ter !3a).
Telkens weer volmaakt hetzelfde zien
of horen, doet tenslotte niets meer zien
of horen.
De telkens variërende reclame-expert
kent die wet beter dan de kerk.
Zo sukkelen velen ook op de draf der
formulierwoorden, in.
Maar bovendien, aan velen, misschien
zelfs wel de meeste kerkgangers, zijn ze
nooit uitgelegd. Op hoe weinig catechi
saties misschien werd het ooit bespro
ken. 4) En hoe zwaar blijkt het dan om
te verstaan, zelfs nü nog na de
spaarzame modernisering. En daarna,
week aan week in de kerk, worden de
groeven in ons geheugen door het ge
dachteloos luisteren eer verflauwd dan
verdiept en onze belangstelling slaapt in
bij het grootse, dat voor onze ogen 'n
kind Gods wordt ingelijfd, misschien
zelfs wedergeboren, in Zijn gemeente!
Ik wéét, dat er in elke stad of dorp
althans enkelen zijn, die dit voor zich
zelf mogen ontkennen. De begenadigden,
veelal ouderen, die jaar op jaar vijftig
maal werkelijk kans zien hun aandacht
te houden bij de schone inhoud van het
formulier. Dat zijn de minste leden niet.
Maar de talrijke overigen? De één leest
mee. De ander doet alsof. De meesten
wachten op het eind, staan machinaal op
voor het ook al te bekende en te veel
redenerend dankgebed.
Wordt er door héél de gemeente ge
beden? 4)
Dan zou men nergens de dopeling laten
brullen onder het gebed.
Juist die besten vraag ik: zijn ze in
üw gemeente allen zo wakker? En zoudt
ge ieder willen vermaken naar uw eigen
model, omdat gij, door uw aanleg, door
uw rijping, dit alles wél telkens opnieuw
verwerken kunt?
Of moet ge, zoals de Schrift ons daar
in voorgaat, niet met de behoeften en de
geestelijke draagkracht van allen reke
nen Meer dan de helft van de gemeente
bestaat uit de nog onrijpe jeugd.
We kunnen de beslist onverschilligen
er buiten laten.
Hoewel is dit eigenlijk wel verant
woord? Naar de eis der liefde? En van
de lankmoedigheid Gods?
Zij vooral, zij juist moeten om Gods
wil, als het kan, door list worden gevan
gen en dus zeker niet door eentonigheid
afgestoten. Zij ook zijn kinderen van
's Heren genade-verbond
Maar goed, laat ze voor dit keer even
buiten beschouwing.
Meent ge nu heus, dat ieder dragen
kan, wat de-kerk of soms zelfs maar één
dwingeland aan ieder opdringtop één
Zondag tweemaal hetzelfde avondmaals-
formulier aanhoren en soms nog het
doopformulier in de middagdienst er bo
venop 5) In Meppel lazen we destijds
ook nog wel het huwelijksformulier er
bij, opdat toch vooral héél de gemeente
er „bij" zou zijn en „mee-léven!" Nu
aan „leven", gehoest en gedraai was er
dan onder zo'n latertje geen gebrek.
Of, werd het u, formulier-verheerlij-
ker, toch ook wel eens te machtig?
Dat zou geen bewijs van geestelijke
inzinking bij u zijn. Het zou juist kunnen
tonen, dat ge wakker zijt geworden en
de vrees u bekroop het heilige onbedoeld
te ontheiligen
Ge loopt immers ook zelf gevaar.
Uw herder en leraar inkluis, ondanks
zijn voordeel, dat hij tenminste het hard
op moet lezen.
Zijt ge mens genoeg om dat te erken
nen en vooral, gedachtig aan uw eigen
jeugd, mens genoeg om ook eens te den-