DE CRISIS
Het leven
genieten
jVxelaria
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
MEDITATIE
ZEEUWSE KERKBODE
TWAALFDE JAARGANG no. 37
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthoff,
Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor.
Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 15 MAART 1957
Abonnementsprijs: ƒ3,per half
jaar (bij vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 cent.
Advertentiën 10 cent per mm.
Nu gaat er een oordeel over deze wereld;
nu zal de overste dezer wereld buitengeworpen worden.
Joh. 12:31.
Wat staan wij mensen soms spoedig klaar met ons oordeel over
anderen. We hebben iemand pas éénmaal ontmoet, maar hebben hem
of haar direct „door". Het is niet voor niets, dat de catechismus waar
schuwt tegen het „lichtelijk en onverhoord oordelen", wat zo spoedig
wordt z/é?roordelen.
Als het over onszelf gaat, is het dikwijls juist andersom: Waar we
onszelf moesten z^roordelen, spreken we ons met allerlei foefjes maar
al te gemakkelijk vrij.
Tussen dat tweeërlei oordeel is verband. Men haalt anderen naar
beneden om zelf hoger te lijken.
Ten diepste is dat ongeloof. I-Iet is een niet willen erkennen van
onze eigen zondige aard. Iiet is een niet willen aanvaarden van het
oordeel van God, dat over ons gaat.
De lijdensweken zijn weer begonnen. Gaan we „kijken" naar „het
grootste drama van alle tijden"? Niet in Oberammergau of in Tegelen
maar in de kerk? Maar dan toch als toeschouwers! Dan verstaan we
nog niets van dit lijdensdrama.
Want tenslotte gaat het om een oordeel. „Nu gaat er een oordeel
over deze wereld", nu-gaat er een oordeel, een beoordeling, over ons.
En God moet ons wroordelen, het vonnis van de eeuwige dood over
ons uitspreken. Dat is toch geen kleinigheid, waar je alleen maar
toeschouwer bij kunt blijven. Of ge het wilt of niet, ge zijt bij dat
oordeel zelf ten nauwste betrokken.
En de grote vraag is nu, of ge met dat oordeel van God, met die
6/<?roordeling instemtde Heer is recht in al Zijn weg en werk
Daarom staat er straks op Golgotha het Kruis. „Nu is mijn ziel
ontroerd, en wat zal Ik zeggen", spreekt de Heiland.
Nu is de grote crisis aanstaande. Nu gaat het er op of er onder.
Deze wereld gered of behouden. God of satan de Overwinnaar.
Maar Jezus is zeker van zijn overwinning: „nu zal de overste dezer
wereld buitengeworpen worden".
Het scheen alsof de duivel haast alle macht had. Pleel de mensheid
is in het verderf gestort. Ieder mens één en al corruptie, als het om
het oordeel van God gaat. Een wereld vol van haat en nijd, de dood
overal loerend. Wat een machtde duivel, de overste dezer wereld
kan tevreden zijn, deze mens'enmoorder.
Maar het laatste woord is niet aan hem. Nu zal de overste dezer
wereld buitengeworpen worden. Terwijl op Golgotha Jezus buiten
geworpen wordt uit deze wereld, vindt ook dat andere plaatsdat
de duivel buitengeworpen wordt: Gij hebt aan 't kruis de dood zijn
macht ontnomen.
Nu kunt ge getroost zijn. De macht van de zonde, die nog in ons
is, is in beginsel al overwonnen. En de duivel kan het nooit winnen.
Genade triumfeert!
En alle duivelse machten van de wereld kunnen het niet winnen,
ook al organiseren zij zich nog zo goed en schijnen ze heel de wereld
onder hun beslag te hebben. Ziet u Gods kerk als een levend bewijs
van die uitwerping van de overste dezer wereld In die kerk is immers
Jezus de Overstede overste Leidsman en de Voleinder van het geloof.
En het gaat naar de eindcrisis, naar de voltooiing van het koninkrijk
van onze God.
De slotphase komt nog, de totale afrekening, ook over alle ©nrecht
van deze tijd. Er komt een einde ook aan alle verleiiding.
„En de duivel die hen verleidde, werd geworpen in de poel van
vuur en zwavel, waar ook het beest en de valse profeet zijn, en zij
zullen dag en nacht gepijnigd worden in alle eeuwigheden."
Dan moeten we nu toch wel goed weten, wiens eigendom we zijn.
A. E.
Er is één opwekking in de Bijbel, waar
mee wij in de practijk niet erg gemakke
lijk klaar komen.
Dat is de roep om met intense vreugde
van dit leven, en van het goede in dit le
ven, te genieten.
Wij hebben die opwekking wel gelezen.
Denkt U alleen maar aan het boek Pre
diker. Wanneer iemand ons echter de op
roep tot de jeugd, om zich te verblijden,
onder de aandacht brengt, dan zijn wij
tegelijk klaar, om te wijzen, wat daarop
volgtdat er eenmaal verantwoording
moet worden afgelegd. Dit laatste heeft
zeker niet de bedoeling, om ons te zeg
gen onthoudt U liefst zoveel mogelijk
want er komt eën gericht. Het mag alleen
zó worden gelezen, dat de wijze, waarop
wij aan het leven deelnemen, in overeen
stemming behoort te wezen met onze roe
ping: als Gods kinderen in Gods wereld
wandelen.
Het schijnt wel, alsof het oude Israël
hiervan meer begrip gehad heeft dan de
christenheid in later eeuwen. Israël ge
noot van het land met zijn opbrengst, van
zijn arbeid en zijn rust onder de wijnstok
en de vijgeboom. Een bruiloft werd tot
een dorpsaangelegenheid, allen namen
deel aan het feest. Israël leefde op bij
zang en muziek en reidans. Elk kind van
Abraham beschouwde het als een bijzon
dere weldaad van God, een lang leven op
aarde te ontvangen. Zij hebben zich zeker
niet toegelegd op „zoveel mogelijk zich
onthouden", maar in hun levensgenot lag
voor hen de zegen en de weelde, die God
in Zijn verbond hun toedacht.
Zó is dat leven van Israël, met zijn
oogstfeesten en huiselijke blijdschap, met
zijn kerkelijk vreugdebetoon, een scha
duwbeeld van de verzadiging van vreugde,
van de liefelijkheden voor Gods aange
zicht, waarin eeuwig het paradijsgenot
wordt teruggevonden.
Men kan daar niet tegen inbrengen,
dat Israël juist in deze weg afwijkende
werd van de geboden Gods. Want, hun
ongehoorzaamheid lag in het vergeten van
de woorden des Heren en het in de plaats
stellen van nietswaardige afgoden met on
zedelijke eredienst voor de heerlijkheid
en zuivere vreugde van de dienst van God.
Niet in de vreugde op zichzelf school
de oppervlakkigheid. Dat is onmogelijk.
Wat de Bijbel leert van de toekomst, ver
telt ons, dat de vreugde eenmaal „het één
en al" zal zijn.
Hun hart dook onder in aardsgezind-
heid, en de invloeden van de aarde, de
zelfzucht van het hart, hebben juist het
waarachtige levensgenot bij Israël wegge
nomen. Toen kwamen er bedelaars en ar
men, welke categorieën naar het bevel
Gods onder Israël beslist niet mochten
gevonden worden.
De gemeenschap week uit de gezichts
kring, en zodoende kon de één zwelgen,
waar de ander onrecht leed. Daarmee ver
dween de ware vreugde.
Bij elke reformatie, b.v. ten tijde van
Hizkia, zelfs nog bij Josia, keert de
vreugde weer, als er rechte verhoudingen
komen in Kerk en maatschappij.
Rabbinale censuur.
Geruime tijd geleden in 'n zeer gemengd
gezelschap van academici, waarin ik de
enige gereformeerde en dan nog wel de
enige „rabbi" was, duwde iemand mij 'n
krantenknipsel onder de neus met het
halfspottend gezicht van: zou je daarvan
terug hebben, rabbi?
Vluchtig las ik de aanklacht, die zich
vooral tegen in kerkbodes kunst-beoorde
lende dominees richtte en beloofde we
gingen kort daarop uiteen te zijner tijd
van repliek te zullen dienen.
De vacantie kwam. Ik vergat het. Ik
doe het nu hierbij in het openbaar, maar
toch 'n beetje anders dan ik mij bij haas
tige eerste lezing had voorgesteld.
Doch, eerst dan het knipsel, uit de
Haagse editie van de Christelijke Rotter
dammer:
Wanneer Jezus Christus als mens on
der mensen woont, dan heeft Zijn voor
beeld wel getoond, hoe men alle goede
gave van God genieten mag. Onze Hei
land heeft genoten van de natuur en het
kinderspel, van de bruiloftsvreugde en het
vriendschapsmaal. U kunt Hem vinden in
de afzondering, in biddend verkeer met
God, maar ook in omgang met de wer
kende en spelende en feestvierende mens.
Blijkbaar is het de christelijke kerk
moeilijk gevallen, Hem hierin te verstaan.
Maar al te spoedig werd „onthouding"
het wachtwoord.
Bekend is een uitspraak bij de kerkva
ders, dat het van belang was, deze' wereld
zo spoedig mogelijk te ontvlieden. Ande
ren beroemen zich er op, dat zij, tijdens
hun studie, in hun stad maar tzvee straten
kenden: één naar de Kerk, en één naar
het college
Ik zou niet graag een onderzoek instel
len bij de studenten van vandaag, of zij
óók zulk een verklaring kunnen afleg
gen. Eerlijk gezegd, zou ik zulke „mij
ding" helemaal niet op prijs stellen.
Onthouding, zelfs van het huwelijk,
werd een wachtwoord, en de asceet kreeg
een overdreven eerbetoon. Dat zulke ont
houding ook „vlucht" kan zijn voor de
verantwoordelijkheid, en tegelijk misken
ning van het leven als gave Gods, om daar
dankbaar van te genieten, werd weinig
verstaan.
Naar twee kanten kwamen de „uitwas
sen". Enerzijdsvan alles afstand doen
en anderzijds: een gewaagd en ongeoor
loofd levensgenot, waarbij van verant
woordelijkheidsgevoel geen sprake was.
Telkens sloeg de evenaar door, naar
één van de uitersten. Dat is kaarakteris-
tiek tot in de tijd van de hervorming.
De grote hervormers als Luther en
Calvijn, hebben veel zuiverder en bijbel-
ser levenswaardering gekend. Bij hen
vindt men niet die terughoudendheid ten
opzichte van deelname aan het volle le
ven. Zij hadden begrip voor muziek en
spel.
Om de wil van anderen heeft Calvijn
zich op de achtergrond gehouden, maar
zijn overtuiging was, dat alle schepsel
Gods goed was, en met dankzegging
mocht worden genoten.
De piëtistische stromingen, waarin het
„onthoudingselement" weer sterk was,
hebben de ontwikkeling in dit opzicht óok
in ons land gestuit. Tot in onze dagen toe
blijft daarom het vraagstuk van een ver
antwoorde deelname aan het leven bestaan,
zonder dat een bevredigende oplossing is
geboden. Zodoende worstelt het reforma
torisch christendom met een armoede op
cultuurgebied, die zeker niet in overeen
stemming is met de wezenlijke rijkdom,
door God ons geschonken. Er is weinig
voorbereiding voor de schittering en blijd
schap, waarvan Openb. 19 ons vertelt.
Als wij nu nog lezen van een kerkeraad,
dat hij de predikanten toestemming geeft
om een „voorzichtig" gebruik te gaan ma
ken van een gezang in de eredienst, dan
denk jewat moeten we dan toch gewel
dig „omzwaaien", om straks het lied van
„De protestantse Haagse kunstcriti
cus Corn. Basoski heeft gisteravond een
„podiumgesprek" van het Protestants
Cultureel Contact voorgezeten en tij
dens een zeer krachtig inleidend betoog
heeft hij stelling genomen tegen de
„rabbinale censuur", waaraan naar zijn
oordeel, de kunstuitingen van Christe
lijke afkomst nog steeds onderworpen
zijn.
Een talrijk publiek luisterde in het
Parkhotel ademloos toe, toen hij op niet
mis te verstane wijze van leer trok
tegen de vele misvattingen omtrent
„kunst", die in protestantse kringen nog
leven. Uitgangspunt voor de heer Ba
soski was het puddingkleurige, zoetelij
ke omslag van Risseeuws nieuwe boek
„Weekend in de Archipel", een Chris
telijke roman, die zich afspeelt in de
Plaagse Archipelwijk. De voorzitter
maakte volkomen duidelijk, dat de Pro
testanten een heel andere kant uit moe
Mozes en van het Lam enthousiast mee
te zingen.
Het moet een onderwerp worden, waar
mee niet alléén jongeren, maar ook oude
ren zich bezig houdenhoe zullen wij het
leven genieten als schepsel Gods? Piet-
volle leven, waarbij zowel de natuurlijke
als de geestelijke kant aan de orde komen.
ten en nu eindelijk eens dienen af te
stappen van het eenstemmig Zondag
avondgezang van de N.C.R.V., de evan
gelisatiekoortjes en de boeken met een
Christelijk vernisje. Waar blijven onze
Doris Day, onze Anna Blaman, onze
Dixieland Pipers? zo vroeg de heer
Basoski zich af. Wij hebben hen even
hard nodig als de anderen, zuiverder,
maar even populair. Wat wij ook nodig
hebben is bevrijding van de rabbinale
censuur, van het keurslijf, waarvan de
maten door menige dominee iedere weck
in de kerkbode worden opgegeven. Het
afwerpen van het keurslijf gaat niet
zonder kleerscheuren, maar dat behoort
tot de dynamiek van het Christendom.
Aan het „podium-gesprek", dat in
het kader van de Boekenweek gehouden
werd, namen de schrijvers P. J. Ris-
seeuw en B. Nijenhuis, de directrice van
de openbare Chr. leeszaal, mej. T. Hoo-
i
Stellen wij ons ideaal in de voorbereiding-
van de toekomstige bruiloftsvreugde, of.
ligt „de vlucht" ons gemakkelijker, met
als vanzelf sprekend gevolgeen oordeel
over degenen, die anders handelen?
Ascese of deelname, wat is méér
Wie hierover bijbels licht verspreidt,
doet opbouwend werk. C. St.
genraad en de boekverkoper E. Wattez
deel. Het werd een ongedwongen, goed
geleide, openbare gedachtenwisseling,
waarbij tal van onderwerpen ter sprake
kwamen. Zo kon men vernemen, dat de
belangstelling van het publiek voor het
boek zich de laatste 20 jaren sterk heeft
gewijzigdhet vroegere afwijzend
standpunt van de Protestantse lezer
t.o.v. de Bijbelse roman is grotendeels
verdwenenPlet realisme in de ro
man is niet af te wijzen, wanneer de
schrijver het tegenkomt.
Wat zullen we antwoorden op dit niet
heel fraaie résumé, met zijn laatste on
beholpen zinhet realisme in de roman
is niet af te wijzen, wanneerde
schrijverhettegenkomt
Waar? In zijn eigen roman?
Voorlopig dit: dat ik, rabbi, het met-
de strekking van dit exposé grotendeels.
eens ben.