DE ZWINGLI-GROEP SCHULD EN BOETE JTxelaria Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland MEDITATIE ZEEUWSE KERKBODE TWAALFDE JAARGANG no. 31 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. HoofdredacteurDr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 1 FEBRUARI 1957 Abonnementsprijs: ƒ3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. Misschien weet niet iedere lezer, wat we verstaan onder de Zwingli-groep. Dat zijn de uitgesproken vrijzinnigen, die de belijdenis van de drie-eenheid niet aan vaarden, de Godheid van Christus niet er kennen. Bij hen vindt U het oude ratio nalisme, en de verwerping van het gezag van het Woord Gods. Deze Zwingli-groep heeft zich nu ge wend tot de generale synode van de Ned. Herv. Kerk, en heeft wel opmerkelijke dingen onder de aandacht der synode ge bracht. U hebt er al iets van kunnen le zen in de rubriek: „Stemmen uit de Ker ken", in het Zeeuws Dagblad. In de eerste plaats wil deze groep met de synode wel instemmen, dat er een voortgaande ontkerstening en ontkerke lijking onder ons volk is. In verband daar mee wordt dan vermeld, dat de synodé sterk de nadruk legt op het apostolaat, om met het evangelie te gaan naar hen, die er van vervreemd zijn. Men zou zo zeggen, wanneer de Zwing li-groep dit ernstige feit van ontkerste ning mede erkent, dan moet daarop vol gen bezinning op de weg, die moet wor den ingeslagen, om in het volksleven dit ontkerstening tegen te gaan. Ontkerste ning wil zeggenvreemd aan Christus worden. De Christus der Schriften! Het zou de moeite waard zijn geweest, wanneer de Zwingli-groep zich hiermede bezig gehouden had. Dit had kunnen lei den tot het steken van de hand in eigen boezem, in hoever hier een gevolg is van de vrijzinnige prediking. Maar, de Zwingli-groep slaat een heel andere weg in. Er komt ernstige critiek op de Kerkorde van de Ned. Herv. Kerk, in 1951 ingevoerd, die in 1961 moet leiden tot positie-keuze, o.a. van deze Zwingli- groep. Zij voelen het aankomen, dat hun positie binnen het kerkverband moeilijk wordt. Op verschillende artikelen kunnen zij niet positief antwoorden. Eenvoudig, omdat zij wel zeer ver verwijderd zijn van de Schrift, waarvan de Kerkorde wil uitgaan. Dit laatste schijnt, althans op dit ogenblik, in deze Zwingli-kring geen re den tot critische bezinning te zijn. Inte gendeel. Zij richten een ernstig verwijt tot de Synode, dat deze laatste het is, die hun positie aan het wankelen brengt. Merkwaardig genoeg karakteriseren de Zwinglianen onze tijd als een tijd van ver der voortgaand materialisme en nihilisme. Endan komt de klap op de vuurpijl. Dan durven zij het aan, om te spreken van zonde tegen de Heilige Geestwan neer christenen, als leden van één kerk, elkaar verketteren, door de kernartikelen zó te maken en zó te houden, dat zij niet meer voor allen aanvaardbaar zijn. Bij deze ontzettende beschuldiging slaat men de handen van verbazing in elkaar. Haast zou men vragen: weet men wel, wat men uitspreekt? Zonde tegen de Heilige Geest. Dat is: zondigen tegen beter weten in. Zoals U daarvan leest in het Nieuwe Tes tament. Jezus werpt een duivel uit. Zijn vijanden zien het; Enmoedwillig zeggen ze nuHij doet dit door de duivel zelfDat is de brute ontkenning van het wonder uit God, waarbij zij zelf getuigen waren. In deze zin spreekt de Schrift van zon de tegen de Heilige Geest. Dan is de band aan God radicaal doorgesneden. Het gaat van kwaad tot erger, en er is van deze zonde geen wederkeer mogelijk. Mocht nu de Zwingli-groep willen op merken, dat zij het in deze zin niet be doeld hebben, dan zij hun met ernst ge zegd pas dan beter op de termen, die gij gebruikt. Want, gij schrijft dat zo maar openlijk neer Verder is hier wel een- totale omkeer van zaken. De nieuwe Kerkorde behoort stellig tot al het pogen en worstelen in de Ned. Herv. Kerk, om de Kerk te bren gen tot wat zij behoort te zijnChristus- belijdende volkskerk. Dat belijden moet dan zijn in gemeenschap met het belijden der vaderen. Wij gaan nu over dit ideaal niet spre ken, dat valt buiten de orde van dit ar tikel. De bedoeling is dus, dat wat er groeit aan confessioneel leven, dat moet er getuigenis van afleggen, dat het wortelt in de historie, in de belijdenis, die de Kerk voorheen heeft gebonden. Wanneer dit de opzet is, dan is het on verklaarbaar, hoe hier de Zwingli-groep durfde en kón komen op de gedachte van zonde tegen de Heilige Geest. Werkt de Heilige Geest niet verder, uit de historie, naar het uiteindelijk doel Hoe kan dan een groep, die èn met de belijdenis èn met de Schrift als geopen baard Woord van God, gebroken heeft, dit pogen der Kerk betitelen als zonde tegen de Heilige Geest? Eén ding wordt wel duidelijk: de Zwingli-groep verstaat, dat het tegen 1961 erg warm, té warm zal worden onder hun voeten, op kerkelijke bodem, waarop zij, naar onze overtuiging, al véél te lang ten onrechte vertoeven. Er zijn in de geschiedenis mannen van moderne opvatting geweest, die zelf in zagen, dat hun positie met het belijden in de Kerk niet viel te handhaven, en die eigener beweging heengingen. Maar, als de Zwingli-groep met dergelijke ont stellende uitspraken probeert op te komen voor een vermeend recht in de Kerk, dan gaat dit toch wel alle perken te buiten. Het is gauw neergeschreven: christe nen als leden van één Kerk. Maar wat is het christen-zijn, wanneer de Chris tus naar het evangelie niet wordt beleden, Zijn wonderen worden ontkend, en het belijden van de Drie-eenheid wordt afge wezen Wat is er dan in feite over, waar van men zou kunnen zeggen, dat het nog enige gemeenschap heeft met de belijde nis der vaderen? Men kan zelfs verder gaan en beweren, dat het belijden der eeuwen, de kern van de oecumenische symbolen, hiermede wordt uitgerangeerd. Wanneer onze jongeren dit lezen, en ik hoop dat. zij dit doen, dan zullen zij met ons verstaan, waarom de openbaring van het gereformeerd kerkelijk leven noodzakelijk was, en roeping van God. Dan houdt juist deze tijd voor ons een duidelijke aanwijzing in, dat wij in de weg van het gereformeerd belijden in ons volk een taak hebben. Een taak, mits ge trouw waargenomen, waarvan de uitvoe ring ook voor andere kerkelijke kring tot zegen kan zijn, waarbij wij zeker ook denken aan de Ned. Herv. Kerk. Het valt af te wachten, welke reactie op deze uitval van de Zwingli-groep zal komen. Het blijkt wel, dat 1961 een be langrijk jaar moet worden voor de ker kelijke ontwikkeling. Het zal dan toch heel anders moeten gaan dan onlangs er gens in Friesland. Het is te hopen, dat het Koningschap van Christus zal erkend worden, met name in het weerleggen en uitwijzen van dwalingen, opdat de heer lijkheid van het belijden van de Christus van het Evangelie op de voorgrond kome. C. St. Engelen heidenen. Die verscheen aan de engelen, is verkondigd onder de heidenen! jubelt Paulus voort. En hij toont 'n nieuw facet aan het Christusmysterie. Maar wannéér dan is Christus aan engelen verschenen? De aan Paulus verwante schrijver van de brief aan de Hebreeën kent ze als „dienende geesten, die uitgezonden wor den ten dienste van hen, die het heil zul len beërven". Die zendingsarbeid ligt hun allerminst zwaar. Immers zijn zij ook uit zich zelf reeds, naar het woord van 'n ander apostel be gerig „om 'n blik te slaan in de dingen van Gods koninkrijk". Bogen zich niet, twee Cherubijnen, dag en nacht over het bedekkend verzoendek- „Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de Here heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen Jes. 53: 6. Hier wordt de balans van ons leven opgemaakt. We worden gewezen op onze natuurlijke armoede. We hebben dat is het eerste God verloren. „Wij allen dwaalden als schapen", zegt Jesaja. We zijn afgezworven van de grote Herder der schapen. Het ziet er niet best uit in de wereld voor schapen, die verdwaald zijn. Wie gaat ze voor naar weiden en drenkplaatsen, opdat ze leven en overvloed hebben? Wie stelt zich voor hen te weer tegen de wilde dieren, die uit zijn op roof Wie ontsluit voor hen de deur van de stal, wanneer de avond is gevallen en het duister over de aarde strijkt Wat is een schaap zonder herder? Enwat is een mens zonder God Het ziet er niet best uit voor mensen, die van God zijn afgedwaald. Wie gaat hen voor naar de bronnen van het water des levens? Wie beveiligt hen tegen de machten van duivel en dood, die uit zijn op hun verderf Wie ontsluit voor hen de poort van de hemel wanneer hun levensavond valt en het grote duister van de dood over hun ogen strijkt Zonder God, dat is zonder gids in den vreemde, zonder hulp in nood, zonder troost in smart. Zo waren we, zegt de profeet. Zo waren wij allen. Wij allen dwaal den als schapen. En. met God hebben we ook elkander verloren. „Wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg." Wat is een kudde schapen zonder herder? Ze raakt verstrooid over de vele wegen dezer wereld. En wat is een mensheid zonder God? Ze wordt uiteengeslagen in enkelingen, die ieder zijn eigen weg bewandelen. Een wereld zonder God, dat is een wereld zonder liefde, een wereld waarin men elkander verdringt, een wereld waarin egoïsme en haat hoogtij vieren, een wereld waarin men alleen staat, waarin ieder het zijne zoekt. Zo waren wij, zegt Jesaja. Zo waren wij allen. Wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg. En dit verlies en deze verlorenheid zijn ons niet als een grillig noodlot overkomen. Ons afzwerven op dwaalwegen is Jesaja ver heelt het niet ongerechtigheid, zonde, schuld. Schuld, niet van de herder, die in zorg zou zijn te kort geschoten. Maar van de schapen, die niet hebben geluisterd naar de stem van de herder, maar in eigen zinnigheid zelf gekozen wegen zijn gegaan. We staan allen in de schuld. Daar moet gesproken worden van ons aller ongerechtigheid. Werden we daarin alleen gelaten, we zouden reddeloos het verderf ten prooi vallen, als dwalende schapen. Dat is onze natuurlijke armoede. Maarnu komt het verrassende. De belijdenis van deze natuur lijke armoede blijkt de weg te zijn tot het verkrijgen van geestelijke rijkdom. „Wij 'allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de Here heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen." Onze schuld wordt geboet. Niet door ons zelf. Maar door een ander. Door Hem, de lijdende Knecht des Heren, Jezus Christus. Door Plem, die geen onrecht heeft gedaan, die nooit is afgewezen op de dool paden der zonde, die geen moment God of de mensen uit het oog ver loren heeft. En toch verliest Hij op Golgotha God, zodat Hij moet klagen„Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten. Toch verliest Hij de mensen, die allen aanstoot aan Hem nemen, Hem ver laten en verloochenen en verraden. Hij wordt getroffen door de schuld van onze dwaalwegen. Zo maakt bij belijdenis van schuld het boeten van die schuld door Christus ons rijk. Daardoor vinden we God en elkander terug. Eén kudde, onder de éne grote Herder, die ons voedt en hoedt. Eén ontel bare schare, die aanbiddend belijdt: „De zaligheid is van onzen God, die op den troon gezeten is, en van het Lam!" K. R. sel boven de ark Symbool van dat vurig verlangen om in te zien in het bloedig geheim der verzoening. Zo hebben zij gedurende heel de gang der heilshistorie, en in nog stijgende mate bij de komst en rondgang van Jezus op aarde, toegezien op de mysterieuse ont wikkeling der Goddelijke dingen. Reeds vóór Zijn wondere ontvangenis was één hunner grootsten, Gabriël, be trokken bij de aankondiging. Maar bij Zijn komst in het vlees, stro men de hemelen leeg en breken engel en kelen los in het „Ere zij Godals zij dwars door de stalmuur heen Góds Zoon zien liggen in de krib en in doeken ge wonden en zich verbazen dat zó diep en nederig de gang is van 's Fleren welbe hagen in mensen. Hoe hebben deze vuurvlammen zich moeten intomen, toen Satan, de afvallige troongeest, Jezus verzocht in de woestijn en de duivelse onverlaat, misbruik ma kend van Gods Woord en van hun ge willigheid, hun Heer voorhield dat God Zijn engelen opdracht zou geven Zijn Zoon bij 'n sprong van het tempeldak wel te behoeden, 'ja op hun handen te dragen, opdat Zijn voet niet aan 'n steen zou sto ten. Waren toen op het eind engelen niet gekomen om de uitgehongerde te dienen Floe hebben zij andermaal zich moeten bedwingen, toen de bende van Kajafas met zwaarden en stokken tegenover Hem als tegenover 'n gewone rover over stond en zijn aardse lijfwacht het niet verder bracht dan het afslaan van 'n oor Toen trilden meer dan twaalf legioe nen engelen op hun gerede voeten om op Zijn eerste wenk toe te schieten tot beter hulp Doch gaan mochten zij niet. Slechts 'n blik werpen van ver ip. de

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1957 | | pagina 1