Wat ons te doen staat
Jïxelaria
NIEUWJAARSGESCHENK
;-/i\
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
MEDITATIE
4/
ZEEUWSE KERKBOD
^onsia 3*w?ï
TWAALFDE JAARGANG no. 27
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthoff,
Spanjaardstraat 47, Middelburg.
HoofdredacteurDr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor.
Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
V R IJ D A G 4 JANUARI 1957
Abonnementsprijs: ƒ3,per half
jaar (bij vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 cent.
Advertentiën 10 cent per mm.
Bij het begin van een nieuw jaar mer
ken wij verschillende stemmingen bij ons
zelf.
Wij zijn opgewekt, zoals een mens kan
zijn, wanneer hij aan nieuwe mogelijkhe
den denkt. En tegelijk gevoelen wij ons
wat onzeker, omdat cle mogelijkheden zo
verschillend kunnen uitvallen. Daarbij
dragen wij mee, wat 1956 aan gebeurte
nissen ons bood. Vooral op het gebied van
het volkerenleven was dat nogal grillig.
De verhouding Oost en West biedt on
derscheiden spanningen en de verhouding
van Amerika tot het Westen onderging
ook enige wijziging. Zo stond er dezer
dagen in een artikel in Trouw, dat een
rapport aan de commissie van buitenland
se zaken van het Amerikaanse huis van
afgevaardigden er op aandringt: meer
verwijdering van de West-Europese lan
den, omdat de betrekkingen met het Wes
ten afbreuk gedaan hebben aan het con
tact met nieuwe, minder ontwikkelde lan
den. Zou de invloed van de bezoeken van
Soekarno en Nehroe aan Amerika daarin
te vinden zijn?
Met belangstelling moet de ontwikke
ling van de grote wereldpolitiek worden
afgewacht, terwijl ons hart zich verheft
tot Hein, Die door de gang van het poli
tieke leven Zijn weg gaat naar de uitein
delijke oplossing.
De gistingen in Indonesië, de moeilijk
heden rond. het Suez-kanaal, de positie
van de staat Israël en het lot van Honga
rije, zullen nog wel niet dadelijk „uit het
nieuws" zijn. Het „regeren" is altijd een
uiterst verantwoordelijke taak: in de hui
dige toestand vraagt het schier boven
menselijke inspanning. Het gebed voor de
overheid is waarlijk geen holle frase, maar
behoort een bewuste daad der Kerk te
zijn.
In het kerkelijk leven, met name in ons
land, liggen er op 't ogenblik niet zulke
dreigende problemen.
Als we eens bij onze provincie mogen
beginnen, dan kenmerkt zich 't leven van
de Kerk door een kalme voortgang. Het
jaar 1956 bracht geen zware schokken.
Van grote toeloop vernamen wij nergens.
De Kerken blijven in zielenaantal vrijwel
gelijk, in sommige dorpen soms een klei
ne teruggang door vertrek. In de centra
is de toename te merken.
Brouwershaven beleefde de vreugde
dag, dat de gemeente Laar eigen huis kon
betrekken. Daarvan mochten wij dankbaar
kennis nemen, al is het tegelijk pijnlijk,
dat men in gereformeerde kring naast el
kaar moet bouwen. En dat in plaatsen,
waar de samenbinding van gelijk-gezinden
bepaald roeping is. Maar, het schijnt op
kerkelijk erf moeilijk, om de tekenen dei-
tijden te verstaan.
Het is te hopen, dat er van die kleine
gemeente grote opbouwende kracht mag
uitgaan, onder leiding van haar actieve
pastor.
Over het tweede kerkgebouw in Goes
hebben wij onlangs geschreven, zodat we
met een enkele vermelding van dit feit
kunnen volstaan.
De invloed van het gereformeerde le
ven moge in onze provincie zich in posi
tieve zin doen gevoelen. Een getrouwe
kerkgang, die op de levenspractijk een
stempel drukt en anderen nodigt om met
ons te gaan. Als hier de jeugd haar ver
antwoordelijkheid kent, clan zullen onze
Kerken in het volksleven van toenemende
betekenis worden. Dat wij daarbij ook
denken aan het belang van het jeugdwerk,
spreekt vanzelf. De jeugd moet daar
enthousiast aan deelnemen en zich vor
men, om met kracht van overtuiging de
dienst des Heren te kunnen waarnemen.
Ook in ons vaderland had het kerkelijk
leven een geregeld verloop. 14 Dienaren
des Woords werden uit dit leven wegge
nomen, van wie 8 tot de emeriti behoor
den. Er waren plotselinge sterfgevallen,
o.a. van Dr P. Prins en de ziekenhuis
predikant Ds A. M. Spiering. Onder hen-,
die van ons gingen, gedenken wij wijlen
Ds H. Veldkamp, onze vroegere hoofd
redacteur.
Hij spreekt nog, nadat hij gestorven is,
door zijn werken, die in her-druk komen,
en door een na zijn verscheiden uitgege
ven boek over moeders in de bijbel. Het
geslacht, dat heenging, dringt ons verder
te werken in de weg, die zij ons mochten
wijzen.
Onze theologische hogeschool kent zor
gen, doordat de te Leeuwarden benoemde
hoogleraar, Prof. Dr J. Bakker, door
ziekte nog steeds is verhinderd om zijn
taak op te vatten. Sterke God hem en de
zijnen in deze beproeving en gedenke Hij
de theologische hogeschool.
Een pijnlijk verschijnsel, dat de aan
dacht trok, was het tot driemaal toe neer
leggen van het ambt van dienaar des
Woords. Wij hebben steeds vermeden,
hierover te schrijven, hoewel de vraag bij
ons leefde: kan dat? Kan een dienaar zó
maar uit het ambt stappen, waarin God
hem stelde door de roeping der Kerk?
Het kerkblad voor Drente en Overijsel
had hierover een gedegen artikel. De Ker
ken zullen zich hebben te bezinnen op de
vraag, of „berusten" bij zulk een mede
deling juist is, dan wel, of de Kerken,
na achteraf de zaken te hebben gehoord,
niet zelf hebben te beslissen, of iemand
het ambt waardig bleek, dan wel een ver
vallen verklaren van deze eer en waardig
heid nodig is. Het ambt is geen „baantje",
waar iemand uitloopt. Hier moet over het
ambt voor de toekomst worden gewaakt.
Plet vraagstuk van de gereformeerde
gezindte vinden wij, bij de aanvang van
het nieuwe jaar, zoals het achter bleef uit
hét vorige jaar. Zonder oplossing.
Onlangs heeft een Utrechts hoogleraar
hierover waardevolle dingen gezegd. Het
negativisme viert hoogtij. De ene gere
formeerde kring probeert zich af te zetten
tegen de andere, en men ziet bij elkaar
En Hij, Die op den troon gezeten is, zeide:
Zie, Ik maak alle dingen nieuw.
Openb. 215a.
Geweldig nieuwjaarswoord
Door ons maar al te uitsluitend betrokken op de verre toekomst.
Alsof de Bijbel niet overal en telkens de vernieuwing hier en nu
proclameert.
Een nieuw verbond zal Ik met u maken. Een nieuw kleed zult ge
ontvangen, een nieuw lied zingen, een nieuw gebod geef Ik u.
Nieuwe hemelen en een nieuwe aarde.
Nieuwe mensen en een nieuw hart.
't Is alles nieuw wat de klok van de Schrift slaat.
Wie Kerstfeest vierde, wie weet van het wonen Gods bij de mensen,
van het Woord dat vlees werd, hij haalt de heerlijke dingen van Open
baring 21 naar zich toe.
Stelt zich niet tevreden met de toekomst, trekt geen wissel op de
eeuwigheid, maar leert nu al in „nieuwigheid des levens" te wandelen.
En hij weet dat dit een geschenk is. Een wonder, dat uit ons niet is,
maar uit God, Die alléén wonderen doet.
De vernieuwing van de wereld wordt telkens geprobeerd van de
fijnzinnigste humanisten tot de op de fanatiekste drijvers toe.
Zij hébben gefaald en zij zullen falen.
Maar Hij faalt niet uw God
Die op de troon is gezeten.
Hij maakt alle dingen nieuw.
Waar dan toch roept het menselijk ongeduld.
Overal waar een mens ophoudt dom weg voor zichzelf te leven.
Waar God het voor het zeggen krijgt.
Daar worden alle dingen nieuw, daar de verhoudingen gezuiverd,
de relaties met de medemens onder de loupe genomen.
Daar ziet u uw man, uw vrouw, uw gezin, uw werk, uw vrienden,
uw collega's met andere ogen.
Met verlichte ogen van uw hart (Ef. 1: 18).
Vanuit een door Christus vernieuwd hart.
Dat is het beste nieuwjaarsgeschenk.
M.
De B.
zóveel, dat ieder maar graag „op zich
zelf" blijft. Altijd gepaard gaande met
gevoelens van droefheid over de verdeeld
heid, voor welke „gevoelens" wij overi
gens niet erg veel „geven". Jammeren
zonder ingrijpen, is meer sentimenteel
dan gezond.
De zaak van het vertrouwen moet meer
worden gesteld. Als men elkaar in de
hoofdzaak, in het belijden, vertrouwt.
dan moet de weg tot elkaar worden ge
vonden. Maarblijkt zulk vertrouwen
niet aanwezig, dan is alle geredeneer
symptoom van gebrek aan luisteren naar
het woord van de Koning der Kerk!
Op dit punt hebben wij in dit jaar te
staan naar openheid en eerlijkheid ten op
zichte van elkaar. Gelijk in heel de zaak
van de verhouding der Kerken. Wij gaan
weer een generale synode tegemoet. Deze
moet trachten hier meer klaarheid te bren
gen.
In steden en dorpen wordt de klacht
vernomen van achteruitgang van kerkbe
zoek. Als dit 't gevolg is van een niet meer
verstaan van de betekenis" der ontmoeting
tussen God en Zijn volk, van de zin van
het gemeenschappelijk gebed, en het doen
der offeranden, dan wijst dit op een groot
geestelijk tekort. Men kome dan niet aan
dragen met het feit, dat hier en daar „ge
bedskringen" zijn. Wanneer niet blijkt,
dat de gemeente in het uur van samen
komen met God, de grote gebedskring,
waar Christus Zelf Zijn Woord laat be
dienen, haar voornaamste kracht ziet lig
gen, dan hebben andere pogingen gefaald
in opzet en gevolg.
Dankbaar zijn wij voor de berichten
uit sommige plaatsen, waarin sprake is
van toename van het kerkbezoek. Hier
door wordt God verheerlijkt, en de zegen
Gods zal daarop rusten. Het is moeilijk
om hier namen te noemen. Misschien zou
het voor andere plaatsen iets hebben van
de oproep uit Ps. 122Kom, ga met ons
en doe als wij.
Wij moeten in het volksleven, en in het
wereldleven, ons betonen: de schare, die
haar Koning verwacht.
Dat staat ons te doen voor 1957.
Dan zal ook ieder gereed zijn, wanneer
het geluid van de Koning wordt verno
men. Een volk, gewillig op de dag van
des Konings heirkracht. Rijker taak, en
groter genoegdoening in het nieuwe jaar
is niet denkbaar. Vinde God ons allen
daarin bezig. C. St.
Redactie en Administratie wensen al de
lezers van onze Kerkbode Gods zegen
voor 1957.
Het Mysterie.
Onder 'de oudste geestelijke liederen,
welke de eerste Christus-gemeenten mo
gelijk gezongen hebben, behoort ook het
slot van 'n vrij prozaïsch kapittel over de
ambten.
Wie kent niet die drie paar, elkaar
steeds sterker contrasterende strofen:
Die Zich heeft onthuld in het vlees,
is gelegitimeerd door de Geest,
is gezien van de engelen,
verkondigd onder de heidenen,
geloofd in de wereld
opgenomen in heerlijkheid
En Paulus karakteriseert deze dichter
lijke saamvatting van Jezus' levensgang
als 'n mysterie, 'n religieus geheimenis.
Zou hij met deze typering niet tegelijk
hebben gezinspeeld op de tot ver over zijn
tijd nabloeiende Grieks-heidense en Gnos
tische mysteriën?
Naast, boven de vrij grove religie voor
Jan en Alleman, kenden de Grieken streng
verzwegen diensten, waarin oorspronke
lijk alleen adel van geest of geld mocht
worden ingewijd.
Zó geheimzinnig en onder zó geducht
zwijggebod werden met name de Eleusi-
nische mysteriën eeuwenlang gevierd, dat
wij nog steeds omtrent tal van bijzonder
heden in het duister tasten. In grote trek
ken moeten ze, elk weer op eigen wijs/
bedoeld, gesuggereerd hebben deel te ge
ven aan het lot van één of andere god
heid en in zeker opzicht te doen triom
feren over de dood.
Door tal van mysterieuse handelingen
en symbolen dramatiseerde men, treurend
en juichend de levensgang zeg van De-
meter, de goddelijke moeder aarde, wier
dochter Persephone door Hades gerooid,
maar door Zeus aan de moeder voor twee
derde gedeelten van het jaar uit de dood
weer wordt teruggegeven.
Het heilig geheim nu bestaat voor de
ingewijde in de verbinding tussen de lij
dende godheid en de mens, die aan dit
goddelijk noodlot en daarmee aan de god
delijke levenskracht deel ontvangt. Bij
alle onduidelijkheid in het gebezigde ri
tueel, gaat het steeds om het beloofde heil,
om zonder vernietiging het dodenrijk te
kunnen doorschrijden, om 'n bevrijding
van de dood.
Allerminst echter kwam men op één
maal tot deze hoogste hoogte. Eerst na
lange voorbereiding en dan weer niet
ieder der voorbereiden scheen men
langs drie trappen te kunnen opklimmen
tot de hoop op 'n gelukzalig leven na de
dood.
Naar het schijnt had de jonge wijde
ling zich in het beginstadium door stor
ting van eigen bloed zich zelf te reinigen.
Had men geruime tijd allerlei inleiden
de proeven doorstaan, dan kón men, ouder
geworden, stijgen tot de volgende trap,
die van de eigenlijke inwijding, waarbij
'n zaligende drank werd geboden. Ten
laatste volgde voor de meest bevoorrech
ten de volle aanschouwing in de eigenlijke
wijdingsmacht, de epoptie, de blik op het
levend zinnebeeld der godheid. Door 'n
„vrijwillige dood" werd men vergodde
lijkt en verwierf „genaderijk heil" voor
het leven aan deze en aan gene zijde van
't graf. „Zalig", zegt Pindarus, „wie dit
heeft geschouwd en dan ingaat onder de
aarde. Hij kent 's levenseind, kent ook
de van God gegeven aanvang."
Zeg dat deze heidense religie op dwa
ling berustte.
Doch ontken niet, dat er, hoe dan ook,
voor menigeen 'n suggestieve, gelukkig-
makende kracht van uitging, die althans
tijdelijk hielp triomferen over levensangst
en nood.
In 'n condoleantiebrief van Seneca aan
'n vader, die zijn enig kind door de dood
had verloren, troost de Romeinse wijsgeer
met deze woorden: maar gij ként toch
het geheim en de kracht der mysteriën