de Hervorming
JTxelaria
WIE MOET ER GEBOEID WORDEN?
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
MEDITATIE
ZEEUWSE KERKBODE
TWAALFDE JAARGANG no. 17
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthoff,
Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
RedacteurenDs D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor.
DrukkersLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 26 OCTOBER 1956
Abonnementsprijs: ƒ3,per half
jaar (bij vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 cent.
Advertentiën 10 cent per mm.
De volgende week woensdag valt weer
de 31e oktober. Een dag, die wij in de
kerkelijke wereld niet mogen vergeten,
omdat toen de inzet kwam tot de grote
beweging der hervorming.
Luther was niet de eerste, die op ge
breken wees in de rooms-katholieke ere
dienst. Er waren wegbereiders voor hem
'uitgegaan, waarbij wij denken aan Johan
nes Hus, en het werk van de broeders des
gemenen levens.
Maar, het was voor Luther weggelegd,
om de strijd voor het evangelie door te
zetten, en de hervorming van de Kerk te
beleven.
Fel, hartstochtelijk als Luther was,
heeft hij zich gekeerd tegen de aflaat, de
reliquienhandel, de verheerlijking van het
pausdom en de verwaarlozing van het
evangelie. Hier is veel worsteling, diep
gaand onderzoek, persoonlijke strijd en
gebed aan voorafgegaan.
Het komt ons onbegrijpelijk voor, dat
de kerkelijke boetedoening en de aflaat,
de hiërarchie en de verering van heiligen
en de Mariadienst zo naar voren konden
dringen. Maar, wie in gedachten terug
gaat naar de 16e eeuw, en bedenkt, dat
alles gevangen zat in 't kerkelijk systeem,
dat de Kerk heerste over de wetenschap,
en het Woord Gods vrijwel onbekend
was en ongelezen bleef, die gaat er toch
wel iets van begrijpen, hoe de Geest des
Heren in Luther heeft gewerkt.
Tegenover een traditie van eeuwen
durfde hij staan. Wat hijzelf vond in het
evangelie, dat wilde hij anderen brengen.
Luther begreep, dat er geen concilie of
paus hem binden mocht in zijn geweten,
dat hij tegen Gods Woord zou ingaan.
Schrift en geloof komen nu op de voor
grond, en deze zullen de hervormingsbe
weging beheersen. Het evangelie brengt
door verkondiging tot geloof en belijden,
en in het belijden grijpt de Kerk terug
naar de oude, oecumenische symbolen.
Voortgaande in de lijn van profeten en
apostelen, heeft de Kerk zich in de her
vorming vrijgemaakt van een last, die
haar niet door Christus was opgelegd.
De vraag aangaande de zekerheid van
het geloof kwam in de hervorming naar
voren. Al te lang had deze belangrijke
zaak gerust. Rome had daarover nimmer
enig licht verspreid. In de jongste propa
ganda van het rooms-katholicisme moge
het worden voorgesteld, dat het terugke
ren van de protestant tot de moederkerk
te stellen is alseen komen tot zekerheid,
in werkelijkheid kan die zekerheid des ge
loof s alleen worden genoten, wanneer het
evangelie in levende verkondiging door
dringt tot het hart, en het sacrament
wordt ontvangen als een zegel op het le
vende Woord!
In de calvinistische ontwikkeling heeft
dit nog meer betekenis gekregen dan in
de lutherse kring.
Zowel in het belijden van het Woord
als in de inrichting en regering der Kerk
heeft de calvinistische reformatie groter
kracht getoond dan de luterse.
Daarmee wordt niets afgedaan van de
belangrijke inzet van het werk door Lu
ther. De verdere ontwikkeling heeft ech
ter uitgewezen, dat het achteraf jammer
is, dat Luther op bepaalde punten is blij
ven staan en zich niet méér gewend heeft
tot de gedachten, die uit de kring van
Genève naar voren kwamen.
Nu kan een jaarlijkse herdenking van
de hervorming zich bezig houden met een
memoreren van de feiten, zoals zij des
tijds plaats vonden.
Er zijn interessante bijzonderheden ge
noeg. Vooral in het leven van Luther.
Terwijl het ook hoogst belangrijk is, zich
enig idee te vormen van het leven in Ge
nève, waar Calvijn enerzijds stond tegen
over een liberalisme, dat zich niet wilde
binden aan een vaste handhaving van de
belijdenis, terwijl hij anderzijds te maken
had met predikanten, wier blik lang zo
vér niet reikte als de zijne. Dit heeft de
toepassing van zijn denkbeelden nogal
bemoeilijkt.
Maar, bij het kennis nemen van al die
bijzonderheden, blijft een nog belangrij
ker vraag liggen.
Wat doen wij heden met de erfenis van
de hervorming Zijn wij ons bewust, wat
de hervorming bracht, n.l. de terugkeer
tot het Woord van God, opdat het hele
leven daaraan onderworpen zou zijn?
Staan wij als het nageslacht van de vaders
der hervorming, nog altijd bij datzelfde
ideaal
Wanneer de Kerk de waarheid belijdt,
dan zal zij niet tegelijk naar tegenoverge
stelde kanten een vriendelijk gelaat kun
nen tonen. Wie dit als een halsstarrige
houding laakt, die heeft nog niet voldoen
de ernst gemaakt met de geweldige bete
kenis van de geopenbaarde waarheid.
Deze sluit een verdrag tussen ja èn
neen toch uit. De hervorming kwam tot
een verantwoorde houding tegenover
Rome door het leven uit de waarheid.
Wanneer de Kerk ook heden ten dage
zich zó in de geopenbaarde waarheid ver
diept, en daaruit afleest de roeping Gods
voor het heden, dan wordt de verant
woorde houding ook gevonden, zelfs in 't
moeilijke probleem van Gods éne Kerk
en de vele Kerken.
Het gesprek rond de waarheid moet op
gang komen. Wie aan dit gesprek wenst
deel te nemen, die moet uit het evangelie
een duidelijk beeld voor ogen hebben aan
gaande de wil Gods voor de verschijnings
vorm van de Kerk. Eerst vanuit dit cen
trale punt kunnen wij het moeilijke vraag
stuk van de vele Kerken naast elkaar be
naderen. Mét een erkenning zonder meer,
op grond van wat historisch geworden is,
zijn wij niet klaar. Ook kan het historisch
gewordene niet worden genegeerd.
Er is onlangs een hele discussie geweest
over het geval, dat iemand in de ene ker
kelijke kring zijn ambt ontnomen wordt,
terwijl hij in een andere kring weer als
ambtsdrager optreedt. Hoe is daar uit te
(Herdenking Reformatie.)
Maar het woord van God is niet geboeid.
2 Tim. 2: 9b.
elk bedenksel als krijgsgevangene brengen
onder de gehoorzaamheid aan Christus
2 Cor. 10:5b.
Deze dagen staan weer in het teken van het conflict Rome-Refor
matie. Dit conflict spitst zich toe bij de vraag, of de Bijbel het alleen
te zeggen zal hebben, dan wel of de kerk met haar traditie zich boven
de Schrift mag stellen. Een voorbeeld daarvan hebben we in „Maria-
Hemelvaart", die ook volgens Rome niet in de Schrift wordt geleerd,
maar als dogma door de eeuwen heen in de kerk gegroeid zou zijn.
Zo blijkt telkens, dat Rome met haar z.g. onfeilbaar leergezag de
kerk stelt boven de Schrift, en daarmede het Woord van God in de
boeien legt van menselijke bedenksels.
Maar het Woord van God laat zich niet boeien. Dat was Paulus'
troost, toen hij in de gevangenis het tijdstip van zijn verscheiden „voor
de deur" zag staan. De bedienaar van het Woord lean men in boeien
sluiten, de mond trachten te snoeren, hem zelfs het leven benemen,
„maar het woord van God is niet geboeid".
Dat is ook in ons vaderland gebleken, toen ondanks de vervolging
door de Inquisitie en het vele martelaarsbloed het evangelie der vrije
genade al meer invloed kreeg. Het bloed der martelaren werd een zaad
der kerk.
Beelden uit een ver verleden Is dit conflict Rome-Reformatie nog
wel actueel? Is het niet wat verouderd om weer aan te komen zetten
met „het Roomse spook"
Dan is het blijkbaar aan onze aandacht ontgaan, dat dit jaar er in
ons vaderland twee nieuwe bisschopszetels bij kwamen. Dan onder
schatten we de bedwelmende invloed, die er van Rome met haar
machtsvertoon nog steeds uitgaat.
Wat is nu het beste verweer tegen Rome?
Dit, dat wij in eigen leven hoe langer hoe meer leren „elk bedenksel
als krijgsgevangene te brengen onder de gehoorzaamheid van Christus".
Van alle kanten worden we bedolven onder een lawine van woorden,
woorden en nog eens woorden. Maar één Woord mag het maar te
zeggen hebben, het Woord van onze God. En daardoor moeten onze
„bedenksels" geboeid worden. We moeten ons laten overwinnen door
dat Woord, we worden door dat Woord „krijgsgevangene gemaakt".
Heus, het verzet tegen het Woord is er maar niet alleen bij de
Roomsen. We hebben maar al te vaak de neiging, als dat Woord ons
te lastig wordt, het „buiten gevecht te stellen". Maar het Woord van
God laat zich niet boeien, het zal ons redden óf veroordelen
„Protestant" zijn betekent allereerst protesteren tegen „het bedenken
van het vlees, dat vijandschap is tegen God". Het is: onze wil ver
enigen met Gods wil.
En als wij dan anders willen?
Als God een streep haalt door onze rekening?
Als Gods weg met ons door de diepte gaat?
Ja, dan toch „elk bedenksel brengen onder de gehoorzaamheid aan
Christus".
Niet: onderwerpen aan het noodlot.
Maar: gehoorzaam zijn aan Hem, Die met Zijn bloed u kocht.
En dan maar zien op Hem, op Hem alleen. Hij gaat vooraan
Gemakkelijk is het niet om zó „Protestant" te zijn. Het is een dage
lijkse strijd. Maar het Woord overwint.
„God heeft eenmaal gesproken, ik heb dit tweemaal gehoord: de
sterkte is Godes" (Ps. 62:12).
K. A. E.
komen? Wie zich hier even mee bezig
houdt, en bedenkt, dat de Kerken eikaars
ambtelijke handelingen aanvaarden, zoals
de bediening van het sacrament van de
doop, die gevoelt, dat hij voor een opeen
hoping van vragen staat, waarvan de op
lossing niet eenvoudig is.
De herdenking van de Kerkhervorming
roept ons, dat wij ons bezig houden vóór
alles met het waarheidsprobleem, en in
afhankelijkheid daarvan met het kerkelijk
vraagstuk. Wanneer wij deze dingen ern
stig nemen in de wereld van vandaag, dan
dringt ons het reformatorisch belijden tot
het uitroepen van het Koningschap van
Christus! En, een Koningschap belijden
houdt in de eerste plaats in, dat wij het
Koninklijk gezag aanvaarden, en ons wil
len onderwerpen aan het Koninklijke
woord. Daardoor zal de Kerk, die waar
lijk ge-reformeerd is, altijd gekenmerkt
moeten blijven! C. St.
S.S.R.-Tehuis.
Het was vooral voor ons, oudste reü
nisten, iets geweldigsdie onverwachte
ommekeer in datzelfde Utrecht, waar wij
als kleine groep niet meetelden of bela
chelijk werden geacht.
Stel je voor dat destijds Senaat of Rec
tor Magnificus ooit notitie van S.S.R.
zou hebben genomen
En nu?
Van de hoge trans van de machtige
Domtoren wapperden de feest vlaggen.
Elk uur sprenkelde het carrillon wijd over
de stad de vrolijke klanken van ons oude
corpslied. En in statige optocht achter het
mij zo vertrouwde vaandel, dat tientallen
jaren geleden mèt het archief op mijn ka
mer had gestaan, schreden wij door de
hoge, marmeren gangen van het univer
siteitsgebouw de eeuwen oudere, Gothi-
sche aula binnen, om daar met honderden
studiosi en tal van genodigden, de ope
ning van de feestweek mee te maken.
Dezelfde stilmakende schemer als toen
ik, noviet, voor het allereerst toeschouwer
bij de indrukwekkende optocht van cu
ratoren, senaat en professoren achter het
universiteitsvaandel, mij huiverig gevoel
de tegenover zóveel grootheid! Dezelfde
eeuwenoude gobelins, als wazige mythen
uit ver verledenDezelfde onaanraakbare
katheder, waar ik op eerbiedige afstand
slechts de geleerdsten van het land had
aanschouwd temidden van 'n élite naar
rang en geest! Datzelfde groot-auditori
um, voor óns S.S.R.-leden destijds on
toegankelijk als 'n Tibetaanse tempel,
thans door Edelgrootachtbare Heren Cu
ratoren gracielijk 'n middag afgestaan
voor opening van óns festijn en nog 'n
avond straks voor installatie der nieuwe
leden
Wie van de vergeten vijf oprichters had
dit ooit durven dromen?
Maar er was dan ook 'n halve eeuw,
vol veranderen en gebeuren, verlopen.
Twee wereldoorlogen hadden wreed,
doch hier en daar ook welkome opruiming
gehouden.
Verouderde, hooghartige ideeën, ook
in de aristocratische studentenwereld van
Utrecht, hadden het begeven. En de ar
metierige club van vijf groeide uit tot
bijna 300, van wie niet minder dan 69
novieten
Was die verrassende ommekeer en groei
enkel gevolg van de tijd
Of ook, of vooral zegen van God op
het bescheiden, pretentieloze begin dier
vijf meerendeels reeds ontslapenen?
In mijn openingsrede heb ik er dan ook
op gewezen, dat het eens uit moest zijn
met die onvruchtbare wedstrijd tussen
ouderen en jongeren, wiens tijd nu eigen
lijk de moeilijkste zou zijn.
Ongetwijfeld, voor menigeen viel het
na-oorlogse leven niet mee. Maar,
S.S.R.-leden hadden thans zoveel meer
steun aan elkaar, de macht haast van het
aantal en het aanzien naar buiten, dank
zij zoveel mannen van naam uit S.S.R.
naar voren getreden.
Zou het één hunner nu nog overkomen,
gelijk het mij zelf te beurt is gevallen,
dat tegen tien uur 's avonds mijn trap in
stormloop werd genomen, dat in no time
mijn „kast" vol liep met anti-gerefor
meerde oudere jaarsstudenten, die dit eer
ste jaarsje, deze foet, eens kwamen ver
tellen hoe pedant het was om n.b. bij het
begin van je studie al te wéten waar je
heen wou, in gereformeerde richting
Want dat dit de groep was, die zich in-