OUD en JONG DE WEDLOOP jftxelarict Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland zoals het kan MEDITATIE ZEEUWSE KERKBODE TWAALFDE JAARGANG no. 16 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 19 OCTOBER 1956 Abonnementsprijs: ƒ3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. De vraag van de verhouding tussen de oudere en de jongere garde blijft altijd van betekenis. Er zijn nu eenmaal in elke tijd bejaarden en jongeren. Soms „spant" het tussen die gelederen. In vroeger tijden had men daar niet zoveel last van, omdat het jongerengilde haast geen stem in het kapittel had. Er was thuis al uitgemaakt, wat broer of zus zouden „worden", en het werd door de jongeren over het algemeen aanvaard. Natuurlijk met uitzonderingen, met later intredende veranderingen, ook wel met een tijdelijke verkoeling in de verhouding. Zó eenvoudig liggen de zaken nu niet meer. De jeugd wil zelf graag kiezen, althans meekiezen. En daar is niets te gen. Eindelijk betreedt ieder mens weer zijn eigen weg, en dan is het van belang, dat hij die weg zó kan inslaan, dat het met voldoening daarop kan voortgaan. Tegen je zin ergens wonen, of werk doen, dat je niet „ligt", is voor ieder een té zware opgave, waaruit conflicten voort komen. Of nu altijd, bij de meerdere bewe gingsvrijheid der jongeren, de verhouding met betrekking tot de ouderen altijd goed ligt, is een andere zaak. Men hoort nogal eens zuchten, in gezinnen, onder mensen die met jeugd te maken hebben, dat ze toch zo moeilijk zijn. Enwanneer daarbij dan nog de opmerking de lippen passeert, dat het vroeger toch maar veel beter wasdan wordt het in zulk een geval er in de regel niet beter op. Dan regent het klacht op klacht, over en weer, en.... klagers zijn zelden mensen, die wat klaar maken. Er staat ergens in uw Bijbel een kort verhaal, waarin de ideale verhouding tus sen oud en jong ook voor onze tijd wat te zeggen heeft. Al wat in Gods Woord geschreven staat, is prediking van de boodschap Gods voor ons. U leest het in Jozua 15. Daar treedt een oudere op de voorgrond, om zó maar van te houden, n.l. Kaleb. Ze hebben pas op een congres uitgemaakt, dat een mens van 55 jaar tot de „bejaarden" moet ge rekend worden. Nu, Kaleb ging daar nog 30 jaar bovenuit, en had de 85 op zijn naam staan! Toch nog „een frisse kerel", zoals de jeugd sportief zou zeggen. Hij doet nog mee in de verovering van Kanaan, is nog actief, om de Kerk een plaats te geven in die wereld van Kanaan. Maar, hij gebruikt jongere krachten. Hij behoort niet tot dat geslacht, dat zegt wacht maar, tot „wij" er niet meer zijn. Hij vuurt ze aan. Heeft zelfs beloofd, dat de veroveraar van Kirjath-Sefer zijn dochter tot vrouw zou krijgen! Blijkbaar kon je toen zoiets zeggen. Stel je nu eens voor, dat ouders zeiden: als je dit of dat klaar krijgt, dan mag je „haar" hebben.Van te voren stond de mislukking vast, en dochterlief zou het ouderpaar wel eens onderhanden nemen Maar goed, Kaleb kon het zeggen. En, Othniël werd de gelukkige. Hij neemt de moeilijk te veroveren plaats, en Achsa, de uitgeloofde dochter, wordt zijn vrouw. Jozua 15 leert ineens, dat er goed over leg moet zijn tussen man en vrouw. Daar mag de vrouw heus wel een goed woord in meespreken. Achsa behoort althans tot de vrouwen met initiatief. Zij spoort haai man aan, om van vader Kaleb bouwland te vragen. Bij Kirjath-Sefer was het maar een dorre beweging. Als je daar van leven moest, dan was het sober. Wanneer je dan jonge, energieke mensen bent, dan leun je meer, en je wilt óók meer. Zij willen graag meedoen, om daar in Ka naan mede te ontginnen en zo een plaats te bereiden, waar Israël verder leven kan tot Gods eer Othniël vindt het best, en Achsa zelf zal het vragen. Ze kan haar woordje wel doen. Zo gebeurt het dan ook. Ze gaat naar vader toe. Wanneer zij bij Kaleb komt, springt ze keurig van de ezel af, en groet vader. Kijk, dat is zo fijn, als ook jonge men sen weten, hoe ze een zaak moeten aan pakken. Zij beschouwt de 85-jarige va der niet als „uitgerangeerd", maar erkent hem. Let dan ook op vader Kaleb. Hij be gint zelf zijn dochter te vragenwat heb je? Hij zag het wel, Achsa „zat" ergens mee. Nu doet hij niet, alsof hij nergens van weethij voeltik moet dat kind een handje helpen. Voelt Udat is een benaderen van elkaar, tussen oud en jong. Dan durft Achsa, en zegt: alstublieft, geef mij ook waterbronnen, bij dat dorre land (vs. 19). Als dat er bij komt, dan kunnen ze werken. Dan wordt het leven een lieve lust. Al moet je dan je best doen, ploe teren, als je maar ziet, dat het ergens toe dient. In die arbeid willen zij met Israël meedoen in de dienst van God, en zij zullen hun krachten inzetten. Op geoorloofde wijze vragen zij om mogelijkheden tot ontplooiing. Zoals er zovele geoorloofde vragen van jongeren tot ouderen kunnen komen. Zaagt U ooit uw kind, terwijl U denken moest: hij heeft watofzij zit ergens meehebt U het dan, net als Kaleb gemakkelijk gemaakt, om er mee voor de dag te komen Als je ziet, dat er bij een leerling iets hapertis dat dan van onze kant de hulp, om ze te helpen uit te spreken, waar 't hart vol van is? Dat kan van allerlei zijn Mooie idealen, voor arbeid, studie, ver loving, wat niet al. Ook nare dingen als woningnoodteleurstelling in het werk, in het levensverlangen. Maak het ze gemakkelijk, om zich te Laat ons met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt" Hebr. 12:1. Het is er ver vandaan, dat het christelijke leven in de bijbel getekend zou worden als een gemakkelijk leven. Integendeel. Het is niet zo, dat je het wel op je sloffen afkunt. Zonder omwegen spreekt de bijbel van strijd. Van een alles op alles zetten: „Strijdt de goede strijd des geloofs". „Strijdt om in te gaan." „Wie overwint, die zal ontvangen de kroon des levens." En in dit zelfde hoofdstuk Hebr. 12 wordt gezegd: „Ge hebt nog niet ten bloede toe weerstand geboden in uw worsteling tegen de zonde". In onze tekst echter wordt het leven van geloof en van dagelijkse bekering getekend als een wedloop in de renbaan. Bij een wedloop, waarbij je alle krachten moet inspannen om er te komen. Waar je de eindstreep vast in het oog moet houden, en waar je alles op alles moet zetten om die eindstreep te halen. In de renbaan geldt: „loop wat je lopen kunt!" Maar in het chris telijke leven geldt: „Geloof wat je geloven kunt!" Om bij het behalen van de finish te ontvangen de kroon des levens. Misschien hebt u wel eens staan kijken bij een hardloopwedstrijd. U hebt dan wel gezien hoe die hardlopers zich tot 't uiterste inspanden om de finish te bereiken. Maar wij De Bijbel zegt dat het christelijke leven een wedloop is. Misschien wel een wedloop met hindernissen. Maar wij Wat zijn wij slechte hardlopers! Wat hebben wij in de wedloop aandacht voor duizend en één dingen die niets met de overwinning te maken hebben! Wat verslappen we gauw, als er ook maar één hindernis op ons pad komt. Wat wordt er bij ons nog maar weinig gevonden die goede strijd des geloofs, die strijd met die twee kanten: om de boze van je af te houden en de verleiding weg te duwen en om aan de andere kant de Heere Jezus en Zijn beloften vast te houden. Wat doen we weinig ons best om maar steeds dicht bij de Heere Jezus te leven. Capituleren we niet te snel voor de eis van de bijbel tot zelfver loochening en tot volharding? „Laat ons met volharding de wedloop lopen...." De verslapping heeft ons allemaal voor een goed deel in haar greep. En het gevolg daarvan is geestelijke schraalheid en gebrek aan geloofsblijdschap. En daarom roept dit woord uit Hebr. 12 ons toe: Houdt vol, zet door, loopt met volhardingHoudt Jezus vast, houdt Zijn beloften vast! Want wie volhardt tot het einde zal zalig wórden! D. A. D. kunnen uitspreken. En.gééf ze een kans, net zoals de 85-jarige Kaleb deed. Ze zeggen tegen woordig, dat alleen een jongere de vragen van de jongeren „snapt". Och, daar zul len ouderen zijn, die de jongeren nog be ter begrijpen dan de jeugd zichzelf be grijpt, en daar kunnen jongeren zijn, waar jeugd beslist niet terecht kan. Dat is niet aan een leeftijd gebonden, dat hangt ér maar van af, wie of het geldt. Nu ik Jozua 15 lees, geloof ik, dat we hier voor het probleem der opvoeding, voor de verhouding tussen ouderen en jongeren, een voorbeeld uit het leven krij gen, om nooit te vergeten Die Kaleb denkt: ze hebben gelijk. Ze willen in de goede zin meedoen. Waarom zou ik die jonge levenslust uitdoven? Waarom zal ik ze laten afknappen voor hun tijd Liet leven kan nog hard genoeg worden. Zij krijgen hun kans, en de wa terbronnen komen er bij. De verantwoordelijkheid wordt groter bij Othniël en Achsa. Dat is altijd zö. Als je meer „ruimte" krijgt, meer „vrij heid", dan draag je ook de grote verant woordelijkheid, wat je er mee doet! Kaleb geeft deze kans, in het geloof, dat zijn dochter Achsa met haar man de kracht zullen vinden in hetzelfde verbond, waarbij hij altijd heeft geleefd. Dit is voor hem ook een zaak van het geloof. De praktische kant, om de jongere generatie te helpen, dat zij een verant woordelijke taak op zich kunnen nemen. Naar dit voorbeeld te handelen, dat be tekent de les verstaan, die God in Jozua 15 geeft aangaande de verhouding tussen oud en jong. Dan is het beginsel voor een goede verhouding aanwezig. Geloof en liefde spreken daarin mee. Kaleb's lévensavond werd er door ver licht. Othniël en Achsa's levensmorgen kreeg er een stralend aanzien door. Zó op de scholen, in de samenleving, en het leven wordt er rijker door, en Gods Naam wordt om onzentwil geprezen. C. St. SS.R. Van de dagelijks nog zich vermenig vuldigende, grotendeels onherkenbare af kortingen voor allerlei corporaties, heb ik 'n grondige afkeer. S.H.A.E.F. Vochema H.W.O.T. onthoud weet wat al die schei kundige formules beduiden? Ik acht het de meest onzakelijke zake lijkheid. U moet die afkortingsmaniakken eens tegen elkaar horen uit pakken op één of ander congresIk geloof dat dergelijke lieden 's avonds hun minnegesprekken nog voeren zonder ook maar één woord helemaal uit te spreken. Enkel voor-letters lispelen ze elkaar toe in de maneschijn. Brrrh Daar is er echter één, die sedert wel haast vijftig jaar mij bespeelt als 'n to verfluit: SS.R Daarbij gaat opeens de gouden poort open naar het paradijs der herinnering aan mijn studententijd: SS.R Zo ben ik, eer uit innerlijke aandrift dan op eervolle nodiging onlangs weer naar mijn alma mater, Utrecht, ter bee vaart getogen met vele, vele anderen en heb daar onvergetelijke dagen en nachten doorgebracht. Maar wat hebben wij, voorstanders van Kampen en Vrije Universiteit met deze openbare Hogeschool van doen Ze moest niet bestaanLaten onze jongens en meis jes in de stad aan Amstel of IJssel stu deren en alle moeilijkheden en feestelijk heden zijn voorbij. Wat heeft vooral de Zeeuwse kerk bode uitstaande met 'n studentenlustrum in de stad van de zeven kerkhoven? Hebt geduld ik ga het u uitleggen. 17 October was het vijftig jaar gele den, dat vijf studenten van gereformeer den huize, die om de aard van hun studie aan de Vrije Universiteit niet terecht kon den, de óocietas Ó"tudieosorum i^eforma- torum, afd. Utrecht, oprichtten. Er bestonden reeds afdelingen in Am sterdam (sedert 1889) en Leiden (sedert 1901). Deze a.s. scheikundigen, artsen enz. konden alleen aan 'n openbare universi teit terecht, zoals a.s. ingenieurs, land bouwkundigen en allerlei soorten litera toren nog steeds zijn aangewezen op 'n z.g. neutrale staatshogeschool. Men noemde deze gereformeerde stu diosi schertsendJoden in de verstrooi- ing. Metterdaad: in de verstrooiing dat waren ze. Negentien-, twintig jarigen, sommigen net zeventien, die in veel moeilijker po sitie dan onze recruten in 't leger, vrijwel alléén stonden tegenover Hoogleraren en medestudenten, welke om geloof in we tenschap indien al niet openlijk spotten, veelal dan toch hooghartig de schouders ophaalden over 'n zó aftands standpunt. Bij hoge uitzondering was er 'n docent die ook op college van zijn christelijk ge loof getuigenis gaf. Ogenschijnlijk hadden ook die gere formeerde studenten toch maar 'n heren leven: 'n beetje collegelopen, thuis wat studeren, veel pret maken natuurlijk en onderwijl geen spatje verantwoordelijk heid dragen, vijf, soms zeven jaren van studie achtereen. Zo hebben jaloers neven en nichten hen soms bezien. In feite stond en staat het geheel an ders. Bij alle jool, die gelukkig aan veler jong leven niet ontbrak, hadden zij het veel en veel moeilijker dan bijv. onze te genwoordig haast in de watten gelegde soldaten. Niet één, doch vijf tot zeven jaar dien den zij. Niet beschut door allerlei wetten, toe zicht en steun van dominees, kerkeraden ènmilitaire tehuizen, kwamen deze jonge mannen in 'n geestelijke storm, zó fel en koud soms, dat menigeen daarin is omgekomen en voor het geloof verloren gegaan. Buitenstaanders hebben geen weet van de invloed van sommige geleerden die,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1956 | | pagina 1