„Kleine Vossen" „Strijdt om in te gaan" Kerknieuws ren sterk uit. De arbeidsdag- is verkort tot 8 uur. Het ziekenhuis is een roulerend bedrijf, moet dag en nacht doorgaan. Alle mensen zijn tegenwoordig verze kerd en hebben recht op ziekenhuisver- pleging. Vroeger was men schuw ten aan zien van opname in een ziekenhuis. Dit is nu weggevallen. Men gaat er veel ge ruster heen. De vrouwen om hun baby af te wachten enz. En er zijn meisjes minder. De crisis jaren 30—40 hebben gevolgen gehad. Toen zijn procentsgewijze minder huwe lijken gesloten dan normaal. Dientenge volge minder kinderen geboren, wat nu tengevolge heeft een minder aanbod van meisjes. Na plm. 20 jaar. Er is dus veranderde vraag en vermin derde aanbod. Bovendien worden in onze dagen de meisjes zoveel kans geboden in ander werkconductrice, kantoor, atelier, Milva, Marva, politie, stewardess. Ik voeg er weer aan toe, dat deze laat ste opsomming wel illustratief, maar on volledig is. Er is ook te denken aan al de mogelijkheden, die er, in het bijzonder voor meisjes uit christelijke kring liggen op het terrein van kerkelijk, maatschap pelijk en sociaal werk, evangelisatie enz. Daar wijst mijn briefschrijver ook op, maar ik rond de rij even af. „Er is dan ook in de allereerste plaats niet alleen te denken aan een tekort aan barmhartigheid. Het meisje van nu ligt meer in de watten. De maatschappelijke welstand van het ouderlijk huis is groter. Moeder vindt het gemakkelijker met een meisje thuis. Ze kan zich die weelde per mitteren. Er is ook echter de noodzaak, dat in veel bedrijven de dochter meehelpt. Ze kunnen in allerlei middenstandsbedrijven onmogelijk gemist worden. Tenslotte onze meisjes verloven zich op 2325-jarige leeftijd. Ook de verpleeg sters huwen of gaan van de B-inrichting naar A." Dat is de stem van de praktijk. Goed om er naar te horen. Van algemene be schouwingen kunnen wij het alleen niet hebben. Anders worden er te eenzijdig be schuldigingen geuit, die niet vallen waar te maken. Ook de andere zijde moet wor den bezien. Nu was het echter helemaal niet de bedoeling van mijn briefschrijver om met het verstrekken van deze gegevens en het laten zien van de andere zijde van dit vraagstuk de nood aan verpleegsters e.d. te ontkennen. Integendeel. Hij merkt op, dat hoewel het vraagstuk gecompliceerder is dan in het artikel van Prof. Dijk wordt voorgesteld de nood er is en bestreden moet worden. O.a. ook daardoor dat in de bladen er over geschreven moet wor den. Maar dan op de juiste wijze. In de eerste plaats, zoals boven al werd opgemerkt niet alleen de kranten open stellen voor advertenties, waarin verpleeg sters worden gevraagd. Het is m.i. een aanklacht, die steeds weer voorkomende getuigen van de nood. Maar ook in de redactionele kolommen aandacht er aan besteed, zich niet alleen richtend tot de meisjes zelf, waarop een beroep wordt gedaan. Maar ook op de ouders, die over tuigd moeten worden van deze nood. Er zijn gezinnen, waar een meisje bereid is zich te geven, maar bij vader en moeder op tegenstand stuit. Ook natuurlijk wel andersom. Ouders, die gaarne zouden zien, dat hun meisje zich zou geven aan enig werk van barmhartigheid, maar zij de prettiger finantiëel en maatschappelijk aanlokkelijker andere werkkring verkiest. Vaste werktijden bieden de Ziekenhuizen en Inrichtingen wel. Maar niet zoals op Zeg, je hebt 't zeker wel gelezen in de krant van die roekeloze chauffeur? Die kerel beging een domme verkeersfout en reed daardoor een jongen en meisje aan, die aan hun verwondingen bezweken. En nu krijgt die misdadiger, die bovendien geheel onbewogen zijn verkeerde ma noeuvre beleed, zegge en schrijve zes we ken gevangenisstraf, 't Is toch een schan daal Zo gaat het in de volksmond rond en we kunnen deze verontwaardi ging verstaan. Hoevelen worden er echter jaarlijks door verkeersfouten gedood of gewond Slachtoffers van onbedachtzaamheid, on oplettendheid, roekeloosheid. Maar zo dacht ik hoeveel slacht offers vallen er niet door fouten in het onderling verkeer, waarvan de kranten geen melding maken? Opvoedingsfouten, omgangsfouten, kerkfouten, waardoor on- telbaren geestelijk en zedelijk worden ge kwetst. Je kunt soms van die gevallen in eigen leven ontdekken. Er liggen over al slachtoffers langs onze levensweg, ook kantoor, winkel en bedrijf. Een zieken huis sluit niet om 5 uur of houdt er een gesloten Zaterdagmiddag op na. Elk werk heeft zijn eigen voorwaarden. Wie zich geeft, moet weten, waarvoor het is en niet altijd het eerst om zich zelf denken. Ziehier de brief met enkele toevoegin gen tot een artikel verwerkt. Belangrijk genoeg om de aandacht te vragen. Be langrijk genoeg om er nog eens op terug te komen. Temeer daar wij er zo nauw bij betrokken zijn W. J. MEISTER. Vragen staat vrij. Dat heeft die man vast ook gedacht, die aan Jezus de vraag stelt, of er maar weinig zijn, die behou den zullen worden, 't Lijkt er wel op, dat er in de tijd van onze Heiland ook al mensen waren met die beperkte kijk op de zaligheid. Mensen, die je in be paalde kringen van ons vaderland vandaag aan den dag nog in overvloed vindt. Ze komen aandragen altijd weer met de ver keerd aangehaalde tekst, dat het er maar enkelen zullen zijn. „Eén uit een stad." Vragen staat vrij. Maar, als je vraagt, moet je ook bereid zijn om het antwoord te aanvaarden. Jezus zet geen theologisch debat op. Het gaat er immers in de vraag over om behouden te worden. Als da-t ernst is geweest, moet ook een ernstig, persoonlijk antwoord gegeven worden. Met iemand, die in nood verkeerd, ga je niet discussieren over de mogelijkheid van redding. Je zegt alleen, hóè hij kan gered worden of je strekt de handen uit om te redden. Veronderstel, dat Jezus eens tegen deze man geantwoo'rd had: „Jij behoort er zeker toeDan was alle spanning voor hem geweken. Welk een onderwijzer zou in de repe titietij d, enkele weken voor de overgang- in een klas, gaan bekend maken, wie zou overgaan en wie zou blijven zitten. Dan zakte alle ijver weg. Bij de een de zelf verzekering „Ik ben erbij de ander de moedeloosheid: „Het baat toch alle maal niets Vandaar het activerend antwoord van Jezus. Er moet gestreden worden. Waar voor Om in te gaan door de enge poort. Dat antwoord van Jezus wordt tegen alle bedoeling in door vele hardnekkige mensen verkeerd geïnterpreteerd. Aller eerst leggen zij een verkeerde nadruk. De poort is eng. Met het zo sterk de na druk leggen op dat bijvoegelijk naam woord, wordt tegelijkertijd de gedachte gesuggereerd, dat die poort eigenlijk al voor de grootste helft gesloten is en dat de meesten er niet dóór kunnen. Wat een dwaze manier van doen. Een poort is een póórt. Iedere poort geeft toe gang. Of die poort eng is of breed. Je kunt er altijd door. Het enig verschil tus sen een enge en een brede poort is, dat je door de brede poort met een aantal mensen op hetzelfde ogenblik kunt gaan en bij de enge poort gaat er maar één te gelijk door. Je wordt niet als kring, als gemeenschap, als kerk behouden, maar persoonlijk. Je kunt er als meeloper niet door glippen. Het komt er voor ieder per soonlijk op aan, dat je er welbewust dóór gaat. Van de open toegang gebruik ge maakt. Ook echt gebruik maakt. Om er door te gaan. Om door persoonlijk geloof behouden te worden. langs onze kerkweg. Zo hoorde ik dezer dagen van zulk een ongeval op de kerke lijke verkeersweg. Een militair was ergens gelegerd en voelde zich in die plaats erg onwennig. Hij wilde graag contact zoeken met Ge reformeerden en vond een lijst van namen van hen, die militairen wilden ontvangen. Op deze lijst ontdekte hij de naam van een bekende uit z'n geboorteplaats en dacht ha, dat treft, ik ga er vandaag heen en hoop een prettige, gezellige avond te hebben. Deze jonge man zocht steun en mee leven op z'n moeilijke soldatenweg. Aan de deur hoorde hij van Mevrouw, dat haar man niet thuis was, dat ze hem moei lijk ontvangen kon, nodigde hem ook niet uit voor een andere avond en de deur ging dicht. Terwijl hij het erf afloopt, stuit hij op Mijnheer zelf, die net thuis komt. Hij groet hem amicaal als een oude bekende en verwacht natuurlijk niet an ders, dan dat z'n vroegere dorpsgenoot zou zeggen: kerel, daar ben ik blij om, dat je ons komt opzoeken. Nu tref je het jslecht, want vanavond hebben we verhin dering, maar kom morgen, overmorgen Ja, zeggen weer anderen, maar er staat toch maar bij, dat velen zullen willen, maar niet kunnen. Dat staat er helemaal niet. Dat maken wij er maar van. Hier zegt het verband ook weer alles. Waarom zullen velen, die willen binnen gaan niet kunnen? Omdat ze te laat zijn. Omdat op het ogenblik, dat zij willen binnen gaan, de deur al gesloten is, voor goed. Ze zijn te laat. Jezus zegt er ter illustra tie héél duidelijk bij, dat er een ogenblik komt, dat de heer des huizes zal opstaan en de deur zal sluiten. Dat er nu door Jezus over een deur en niet een poort wordt gesproken doet er niets toe. Dat zijn zo de verschuivingen in het beeld, die we telkens in de bijbel aantreffen. De poort is de toegang tot het koninkrijk Gods. Maar die poort is ook de deur tot het huis des Vaders met de vele woon ruimte. Want in de hemel heerst geen woningnood. Daar is een overvloed van plaats. De deur wordt eenmaal gesloten. En door een gesloten deur kan je nu een maal niet binnen gaan. Daarom zullen velen zoeken en niet kunnen. Omdat zij niet op tijd, maar te laat zijn. Ze hebben het, toen het nog tijd was, wel geloofd. Ze vertrouwden er op, dat ze het evangelie hoorden. Ze durven zelfs te spreken over het optreden van de Hei land in hun straten. Ja, dat zullen velen kunnen zeggen. Want het evangelie wordt overal verkondigd. „Maar voegen ze er aan toe, we zijn in uw tegenwoordig heid gewoon met ons leven door gegaan We hebben gegeten en gedronken Er zit geen zonde in eten en drinken. Een mens moet eten en drinken om te leven en te kunnen werken. Maar alles heeft zijn tijd. Martha dacht er ook verkeerd over. Ze was zo druk bezig in haar huishouding, ze vond het klaarmaken van de maaltijd zo belangrijk, dat ze zich ergerde, dat Maria aan des Heilands voeten zat en luisterde naar Zijn Woord. Er zijn ogen blikken, dat we moeten bedenken, dat wij ons kunnen verontrusten over vele din gen, maar dat één ding nodig is en zij zalig zijn, die het goede deel kiezen. Jezus wil wel leren in alle straten, maar we moeten het dan zelf maar weten, of we op dat ogenblik zullen dóórgaan met eten en drinken. M.a.w. het eigene zo belangrijk achten, dat we er geen acht op slaan, dat Hij zegt, dat er een poort open staat, waar door wij kunnen binnen gaan. Vergeten, dat het strijd kost om ons los te maken uit de vele dingen, die ons verontrusten en bekommeren en dat één ding nodig is, ons verontrusten en bekommeren over de vraag, of we behouden zullen worden. Dat is toch wel de belangrijkste vraag. Niet, of er velen of weinigen zullen zijn, niet of deze of die kerk het bij het rechte einde heeft, maar of wij, u en ik, per soonlijk behouden zullen worden. Het enige antwoord is de oproep om te strij den, om ons in te spannen, te laten liggen alles, wat ons zo totaal in beslag neemt 'en ons te concentreren op Jezus Christus, Die gekomen is om zondaren te behou den. Het is belangrijker te weten een zondaar te zijn, die gered moet worden dan of we genoeg verdienen en een pret tig leven hebben. Maar, we komen er allemaal toch wel Want Jezus eindigt zo troostend met het woord over de eersten en de laatsten. Nu is het wel teleurstellend om te denken eerst te zijn en laatst te worden, je komt er toch dan maar als laatste in. En je kunt gedacht hebben misschien tot de al- of welke avond ook vooral 's Zondags ben je welkom. Maar niks hoor m'nheer deed stuurs, nodigde in 't geheel niet en liet de zoe kende jongeman in z'n hemd staan. Gevolgverbittering, diep teleurgesteld je moet 't van je vrienden, van je broe ders en zusters maar hebben! Een tweede ontnuchtering was voldoen de om voortaan de Geref. kerk te mijden en 't te zoeken bij andersdenkenden. Deze jongeman is een slachtoffer, wel niet met dodelijke afloop, op de kerke lijke verkeersweg. En die Gereformeerde weggebruiker beging een grote verkeers fout, waardoor een jeugdige broeder van de kerkweg werd geslingerd en zwaar ge wond bleef liggen. Ja, ja, kerkgangers gaan een weg en ze moeten goed de ver keersregels weten en deze zijn o.a.weest vriendelijk, barmhartig, blijmoedig, gaar ne herbergend. Door een „kleine" ver keersfout op de kerkweg kunnen grote ongelukken gebeuren. Kijk er uw afgelegde levensweg maar op terug en wellicht zullen we schrikken van de gewonden aan de berm. Uit het oude-Vossenland. lerlaatsten te behoren, die toegang wordt verleend en tot je verrassing bemerken, het eerst te mogen binnengaan, eenmaal komt een tijd, dat de onderscheiding eer sten en laatsten wegvalt, want als de eer sten en de laatsten binnen zijn, dan zijn zij allemaal binnen en binnen is binnen. Ik geloof niet, dat dit de bedoeling van het woord van onze Heiland is. Ik denk op dit ogenblik aan een anecdote over Prof. Geesink. Prof. Hepp vertelt dat in zijn levens beschrijving. Toen Geesink nog predikant was in Rotterdam, was hij vaak te laat. Later in zijn leven ook, maar dat doet er niet toe. Op een Zondag haastte hij zich na tienen nog naar de kerk, die al gesloten was en waar hij preken moest. In de straat kwam hij een man tegen, die niet naar de kerk ging en deze meende eens geestig te moeten zijn. Hij voegde Geesink spottend toe: „Zo, Ds., U denkt zeker aan het woord, dat vele laatsten de eersten zullen zijnGeesink, die nog al ad rem was, antwoordde de spotter heel gevat: „Ja, maar er zijn er óók, die er nooit komen!" Die zet was raak! Er zijn er ook, die er nooit komen!" Ja, laatsten de eersten en eersten de laat sten, maar ook, die nooit zullen binnen gaan. Omdat, toen ze wilden binnengaan de deur al gesloten was. Een poort is een poort. Een poort geeft toegang. Smal of breed. Je kunt er door gaan, maar dan moet je het óók doen! Strijdt om in te gaan. Is ons christen-zijn nog een strijd om in te gaan? Of geloven we het wel. Jezus laat Zijn Woord immers horen in onze straten. We zijn er immers bijWe kun nen zelfs in Zijne tegenwoordigheid rus tig doorgaan met ons gewone leventje. Eten en drinken, opgaan in onze mate riële behoeften. Velen zullen zo dwaas zijn om in het laatste oordeel er zich ook nog op te beroepen. „Here, we hadden het zo druk. We waren zo intens bezig. We hebben Uw woord wel gehoord, maar we konden er onmogelijk gehoor aan ge ven. Ge zult ons dat toch ook niet kwalijk nemen. Want een mens moet toch ook leven. En eten en drinken is immers zo belangrijk Strijd Wat een verschil. Neem op de Zondag al de mensen, die naar de kerk komen en zich daar zo thuis voelen. Daar hun leventje van alledag ook zo gezapig voort zetten. Strijden zij Of geloven ze het wel? Ik wed, dat je in een gezelschap, op een wijk- of gemeente-avond ogenblikke lijk de aandacht en de belangstelling hebt, wanneer je het onderwerp uitverkiezing aan de orde stelt. Altijd weer dezelfde vraag: „Velen of weinigen, die behouden worden?" Maar stel dan eens persoonlijk de vraag: „Zult gij behouden worden?" Wie antwoordt er dan: „Ja, dat geloof ik en daar ben ik zeker van. Want ik strijd om in te gaan, nu het nog tijd is en de poort (vreemde inconsequentie dat wij met onze voorkeur voor de engheid, in het lied ineens spreken, dat de poort) wijd open staat. Ik heb mij gewend tot de troon der genade om geholpen te wor den ter bekwamer tijd!" Vragen staat vrij. Vraag maar gerust aan de Heiland. Ook tot U komt het be vel: „Strijd gij maar om in te gaan". In dat woord staat inderdaad de poort wijd open, waardoor het licht komt stromen. W. J. MEISTER. Drietal te Hilversum (vac. G. Meynen) Dr. J. C. Gilhuis te Amsterdam-C., A. S. Timmer te Rotterdam en J. L. Wielenga te Kampen. Beroepen te Grootegast, J. A. v. Net ten te Slootdorp te Workum, J. van Tuinen te Schettens te Oldehove, H. Dijkstra te Oosterend (Fr.) te Hil versum (vac. G. Meynen), J. L. Wielen ga te Kampen te Berkum, A. J. Boss te Leidschendam te Knijpe, G. de Rui ter te Noordwolde (Fr.). Bedankt voor Amsterdam (vac. P. Veenhuizen), K. M. R. v. d. Beek te Arn hem voor Hazerswoude, A. Brink te Joure voor Ruinerwold-Koekange (vac. A. Herder), J. H. Binnema te Oude-Pekela voor Zwolle (vac. H. A. Munnik), J. M. Bloemkolk te Ede voor Roosendaal, Z. C. Versluys te Gies- sen-Rijswijk (N. Br.) voor Bunde (Oost Friesland, Duitsland), J. van Tui nen te Schettens voor Minnertsga, J. Banga te De Meern. Benoemd tot hulpprediker te Mont-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1956 | | pagina 2