WAT GAAN WE DOEN? Jekort aan barmhartigheid Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland MEDITATIE ZEEUWSE KERKBODE TWAALFDE JAARGANG no. 15 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. RedacteurenDs D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 12 OCTOBER 1956 Abonnementsprijs3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. De Kerk gaat aan. Van alle kanten komen de kerkgangers opzetten. Vrij algemeen goed verzorgd. Er is toilet gemaakt als voor een feeste lijke gelegenheid. Geen woord kwaad hierover, 't Is een goed ding, dat men aan de Zondag een feestelijk cachet wil geven. Mitsdat feestelijke zich niet beperkt tot de klede ren, maar vooral in de „stemming" tot uiting komt. Sommigen hebben op aardige wijze kennis genomen van eikaars tegenwoor digheid. Er zijn er ook, die nauwelijks weten, wie er naast hen zat. Karakter en aanleg verloochenen zich nergens, ook niet in het uur van samenkomen. Toch vergete niemand, het is het moment van de gemeenschapsoefening der heiligen, en dan mogen die „heiligen" elkaar ook wel enigermate vriendelijkheid bewijzen. Eindelijk zitten ze allen bij elkaar. In vele Kerken gaat er al gezang op, vóór de dienst begint. Dit is zeker aangenamer dan druk gepraat, en het bereidt al zin gende voor op een uur van bezig zijn in de dingen des Heren. Als nu de dienst officiéél is geopend, dan rijst de vraag: wat gaan we doen? Mogelijk vindt iemand het vrij over bodig, daarbij stil te staan. Net als elke Zondag: zingen, gebed, preken, en van de zijde der gemeente: luisteren, soms afgewisseld met een weinig sluimeren of afwezig rondkijken. Nu, zo eenvoudig moeten we de din gen niet stellen. Er is wel wat meer aan de hand. Wat misschien het minst be sproken wordt, dat moet het meest onze aandacht hebben: God is aldaar, om zijn volk te zoeken, en met Zijn Woord te helpen. In de rubriekpastoraal spreekuur, in het weekblad „de Herv. Kerk", vermeldt Ds A. K. Straatsma een brief, van een gereformeerd lezer. Deze heeft het over de kerkgang, en zegt„wij zijn zó maar „niet tevreden. Bijna altijd hoor ik: dat „was een goede dominee, ofdie dominee „is niet veel. De begeerte naar een een voudige prediking kennen wij haast niet „meer in onze dagen". Tenslotte verzoekt hij Ds Straatsma, om de veeleisende kerkgangers niet te sparen. Dat doet hij dan ook niet. Hij verge lijkt het „Kerken" van velen met het eten in een restaurant. Men zoekt in de spijs- lijst, wat de eetlust kan voldoen. Op deze manier gaat men bij de kerkgang ook te werk. Wie moeten we vandaag „horen"? Ds Straatsma ziet hier een bewijs van verwend zijn, en van over-verzadiging. Men zou er aan kunnen toevoegeneen bewijs, dat „het voornaamste" het minst in de gedachten komt. God bezoekt Zijn volk met Zijn heil. Hij deelt dat uit. In de zegen, waaronder de gemeente haar dienst houdt. In de Wet, die ons wordt voorgehouden. In de genade-verkondi ging, waarin God het directe antwoord biedt aan ieder, die in de schuldbelijdenis der gemeente zijn eigen schuldbelijdenis voor Hem neerlegt. En verderin de oefening der gemeenschap met Hem in de gebeden, in het zingend belijden van de rijkdom van Zijn verbond, en in de ontsluiting van het Woord, waarin de ge meente in de loop der jaren dieper moet leren graven. Soms hoort men zeggen: ,,'t is in de Kerk alles zo gewoon. Waarom noemt U dat „gewoon", dat uur van samenkomen van God en Zijn volk? Het is al „buiten gewoon", dat het naar de regel van elke week elke rustdag opnieuw kan worden beleefd. En naar de inhoud is het niets minder dan het wonder van Gods wonen onder ons, op grond van de verzoening, welke in Christus tot stand kwam, Dit buitengewone mogen wij elke week beleven. En men kan het niet anders dan een ernstig gemis aan onderscheidings vermogen noemen, wanneer juist het voornaamste schuil gaat achter kwesties van smaak en keur. Wij moeten ons zó op onze kerkgang instellen. Onder Israël bestond de uitdrukking, dat zij kwamen, om het aangezicht des Heren te zien. Wanneer dit bij Israël leefde, die al leen de schaduwen en de belofte hadden, hoeveel te meer moet dit dan onder ons op de voorgrond treden. Het aangezicht van de Vader zien, Die mild vergeeft en overtuigend onderwijst uit het Evangelie. Zeg het zó tot uzelf, wanneer gij meegaat met de schare naar Gods huis. Het heil des Heren staat van meet af aan in het middelpunt. Het is de worste ling in de dienst des Woords, om de deur van Gods schatkamer zovér mogelijk te openen. In dat opzicht heeft de gemeente zeker haar rechtmatige wensen. Als het volk, dat niet zo gauw tevreden is, maar niet anderzijds het beeld vertoont van een verwend kind. Als er oprecht verlangd wordt, om het aangezicht des Heren te zien, en er wordt om gebeden, dan komt dit aan de uitoefe ning van de eredienst ten goede. Verder moet dit niet vergeten worden, dat wij als gemeente voor God komen, om onze opdracht te ontvangen. Wij moe ten leren, welke taak wij in het leven heb ben te vervullen. De verlossing is hét te ken in de Nieuw-Testamentische Kerk. En de boodschap roept ons op, om tot die verlossing anderen te nodigen. De ge meente moet zich bewust worden, dat wij niet mogen zwijgen, maar moeten mede werken, opdat God Zijn contacten in de wereld zal uitbreiden. Dan heeft Gods boodschap het hart geraakt, wanneer de begeerte om te ge tuigen de overhand heeft. De gemeente als werkgemeenschap en uitzendstation. Dan vervaagt het critische afbreken, en het wordt: een bijdrage leveren tot de komst van het Koninkrijk Gods. De kerkgang laat zegen achter, wan neer wij zó het evangelie ontvangen. Dan wordt het beeld van het hanteren van de spijskaart straks niet meer bruikbaar. In- plaats van verwende kinderen willen wij zijngehoorzame kinderen. Alleen die kunnen getuigen zijn. Dat gaan we doen, bij elke kerkdienst onze vernieuwde opdracht halen. Zolang Wat roept ge tot Mij? Zeg den kinderen Israels, dat zij voorttrekken." Genesis 11+ vers 15b. Het leven van een Christen is geen plezierreisje, maar een pelgrims reis. En dat is een niet altijd vlotte reis. Verre van dat. Het gaat vaak met horten en stoten. Zie maar naar het volk Israël. Als dat volk uit het Egypte der dienstbaarheid uittrekt, gaat het heus niet op een drafje. Ergens aan de Schelfzee lopen de kinderen Israëls vast. Daar, aan alle zijden bergen, vóór hen de zee, en achter het leger der Egyptenaren. Benauwdheid is er dan. De vertwijfeling nabij. En dan komt het„Wat roept ge tot Mij Zeg den kinderen Israëls, dat zij voorttrekken". En dandan valt de zee droog Er is een pad doorheen. Gaat het niet vaak ook zo met ons? Hoe diep kunnen we in de put zitten en geen doorzicht en uitzicht meer hebben. Ja, het leven kan ons haast onmogelijk schijnen. Misschien zijn we wel des vertwijfelens nabij. Maar dan klinkt ook in ons leven dat: „Wat roept ge tot Mij? Zeg den kinderen Israëls, dat zij voorttrekken". Ja, ja, voorttrekken Hoe zal het? En hoe móét het, vragen wij ons af. En tóchvoorttrekken En als we dan denken in het water terecht te zullen komen, lopen we op het droge. Wonderlijk en nog eens wonderlijk. Als de nood groot is, is de uitkomst nabij. Tenslotte is er geen wonderlijker zaak dan die van een zondaar, die behouden wordt. Maar als ons leven dan zó verankerd ligt in de Almacht en de Liefde van den trouwen God des Verbonds, dan kunnen we immers ook nooit vastlopen. Dan komen we er. Ja maaraan de hand van Hem, Die zeker leidt. Hij vergist Zich niet éénmaal. Hij vergist Zich nooit! Bij de levende God zijn uitkomsten. Zelfs tegen de dood En die uitkomsten komen tot stand ondanks ons. Zie, bij de fundamentele gedachteGod verlaat Zijn volk niet, kunnen Zijn kinderen altijd rust vinden. Daaraan kunnen zij en moeten zij zich ook uiteindelijk altijd over geven. Daarom: Als g' in nood gezeten, Geen uitkomst ziet, Wil dan nooit vergeten God verlaat u niet. Hij is immers de trouwe God des Verbonds, die niet laat varen het werk Zijner handen in het leven van een ieder, die in Jezus Christus Hem Zijn Vader mag noemen. Kunnen wij dat? Zo ja„ Beveel dan gerust uw wegen, al wat u 't harte deert, den trouwen hoed' en zegen van Hem, Die 't al regeert. Die wolken, lucht en winden, wijst spoor en loop en baan, zal ook wel wegen vinden, waarlangs uw voet kan gaan. A. H. K. P. ons leven niet onder de indruk daarvan komt, hebben wij het evangelie niet op de juiste manier ontvangen. Wij kunnen soms beter beredeneren, hoe een ander het ons moet brengen, dan dat wij zelf er van doordrongen zijn, hoe God invloed van de kanselboodschap in ons leven wil constateren. Als er zo gedacht wordt over het be langrijke van de kerkdienst, dat God daar is om met ons te spreken, dan zal ook de kracht van de eredienst voor ons leven toenemen. Hier kan de Kerk beslist niet buiten. C. St. Het is belangrijk om na het beschou wend artikel van Prof. Dijk in „Gerefor meerd Weekblad" een stem uit de prak tijk te laten horen. Het is steeds nodig om algemene con stateringen te corrigeren met feitelijke gegevens. Zo werd op de vergadering van de Prov. Afdeling Zeeland van onze J.V.'s door de bondsvoorzitter de heer Algra er op gewezen, dat het niet goed is om alleen maar te zeggen, dat een groot aan tal van de Gereformeerde Jeugd niet lid van de Jeugdverenigingen is, maar, dat, wil zo'n opmerking hout snijden, ook na gegaan dient te worden, uit welke oor zaken men geen lid is of lid wil worden. Zo staan wij tegenover de constatering van Prof. Dijk voor hetzelfde geval. Daarom geef ik allereerst het woord aan mijn briefschrijvers. Uit die brief zal wel blijken, wie aan het woord is. „Is er inderdaad „Tekort aan Barm hartigheid Het tekort aan verpleegsters is er in elk geval. Het Jaarverslag „Vrede rust" spreekt er ook van en het Jaarver slag van elk Ziekenhuis en elke Inrichting tot Verzorging van Ouden van dagen, Zwakzinnigen, T.B.C.-patiënten zal de zelfde klacht bevatten. Tussen twee haakjes merk ik op, dat bijv. ook gewezen kan worden op het merkwaardig feit, dat de achterpagina van het Meisjesblad „Bouwen en Bewa ren" nooit meer andere advertenties be vat dan oproepen voor verpleegsters in onze christelijke inrichtingen voor barm hartigheid. Maar nu laat ik weer de brief volgen. „Pagina 19 van het Jaarverslag van „Vrederust" handelt over het personeel. Terwijl er aan uitbreiding toe is met de Neurosen-kliniek te Halsteren en er bij opheffing van de bouwstop getracht zal worden om te komen tot uitbreiding op „Vrederust" zelf met een nieuw paviljoen voor 90 patiënten, liep het aantal ver pleegsters in 1955 terug met 3. Aan ad- vertentiekosten werd uitgegeven 4235,-, maar meer succes werd verkregen door persoonlijk bezoek van de propagandist in Zeeland." Aan dat persoonlijk bezoek is veel ver bonden. Daar is meestal „meer dan één bezoek voor nodig om een meisje uit het gezin en uit het milieu los te maken". Het zou goed zijn als daar bij gerekend kon worden op hulp van kerk (predikant). Als daar bij opgemerkt wordt, dat de kerkbladen niet alleen hun advertentie kolommen voor deze pogingen moeten openstellen, maar dat ook in het redac tioneel gedeelte er aandacht aan moet wor den besteed, prijs ik mij zelf gelukkig, dat dit artikel nu in het Zeeuws Kerkblad verschijnt. Nu komen wij echter op de zaak zelf. „Het is niet alleen tekort aan barm hartigheid. Het vraagstuk is zeer gecom pliceerd. De behoefte is sterk vergroot. Het aantal ziekenhuizen, bedden, inrich tingen voor ouden van dagen, zwakzinni gen enz. enz. breidt zich in de laatste ja-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1956 | | pagina 1