„Kleine Vossen"
Tekort aan
Barmhartigheid?
Kerknieuws
Here Jezus Christus belijden als God en
Zaligmaker. Waar die belijdenis gevonden
wordt is éénheid. Want wij moeten ook
uitgaan van het werk van de Heilige
Geest, vervat in het woord: dat niemand
kan zeggen'Jezus is Here dan door de
Heilige Geest (1 Cor. 12:3).
We raken met deze uitspraken héél
belangrijke dingen die tot nu toe in Ge
reformeerde kring weinig gerealiseerd
worden. Waar geloof tot openbaring
komt, hebben wij te doen met het werk
van de Heilige Geest.
Door die Geest is er éénheid, want de
Geest is één en kan niet gedeeld worden.
Uit dat feit alleen al vloeit voort, dat nie
mand zich afzijdig kan houden van allen,
waarvan wij moeten erkennen, dat zij
door het werk van de Heilige Geest zijn,
die ze zijn. Dat feit roept om beleving
en realisering van de eenheid en het is
een grote verantwoordelijkheid, die ge
legd wordt op allen, die hun geloof be
lijden in de ene, heilige, algemene chris
telijke kerk. Als wij deze verantwoorde
lijkheid niet aanvaarden maken wij geen
ernst met onze belijdenis en staan wij
toch altijd weer schuldig aan het verab
soluteren der eigen kerk of der kerken
groep, waarmede wij ons door overeen
komst in belijdenis en kerkorde één ge
voelen.
Dat Gereformeerde Kerken over de
wereld elkander zoeken en hun eenheid
in organisatorisch verband realiseren is
geen verdienste. Het zou toch wat zijn,
als deze zich ook nog van elkaar verwij
derd hielden. Maar hun organisatorisch
gerealiseerde verbondenheid is meer te
vergelijken met een internationale vereni
ging en heeft met de belijdenis van de
ene, heilige, algemene christelijke kerk
weinig te maken. Dat is toch zeker nogal
vanzelfsprekend dat kerken met een Ge
reformeerde belijdenis elkander zoeken.
Maar dat brengt het ecumenisch vraag
stuk niet tot een oplossing. Het is zelfs
de vraag of de naam Gereformeerde Ecu-
menische Synode te recht gedragen wordt.
Internationaal ware beter. Dat is de af
sluiting van de reeks classicaal, provinci
aal, nationaal, internationaal. Natuurlijk
is het woord internationaal voor kerkelijk
gebruik te zwaar belast, ik zou ook zeg
gen door het gangbare politieke gebruik
te onzuiver. Maar een ieder begrijpt toch
wel de bedoeling. Als we uitgaan van de
zelfstandigheid der plaatselijke kerken
krijgen wij een reeks van plaatselijk tot
internationaal. Dat is fijn, als dat verband
tot stand komt en ook vruchtbaar werkt,
maar het is zo'n vanzelfsprekendheid, dat
je daar niet eens al te luid over moet pra
ten, laat staan je op verheffen.
Het ecumenisch denken en leven wordt
daar echter in genen dele door bevorderd
of gestimuleerd. Dat je als Gereformeer
den over de gehele wereld één bent, doet
sterk staan, maar brengt geen stap verder
op de moeizame weg, waarop je je reken
schap geeft van het feit, dat, hoe dankbaar
je ook mag wezen over het aanwezig zijn
van Gereformeerde Kerken in de gehele
wereld, er naast die kerken zovele andere
van een verschillende formatie bestaan,
met een verschillende belijdenis, die toch
ook, in allerlei gradaties openbaringen zijn
van het lichaam van Christus, waar het
werk van de Heilige Geest gevonden
wordt, waartussen dus van éénheid sprake
is door die ene Geest, die het geloof
werkt, zonder Wie niemand kan zeggen,
dat Jezus Christus de Here is.
De verdrietige en smartelijke moeilijk
heid kan ik het beste zo illustreren. Het
Piet, heb je je catechisatieboekje niet
bij je? Nee, dominé, ik kon 't nergens
vinden.
Jan, heb je de les goed geleerd?
Zo'n beetje, vlak voor ik van huis ging.
Wat ben je weer laat, Kees, een kwar
tier óver tijd. Ja, dominé, 'k had 't
nog zo druk met m'n konijnen.
Zeg, knaap, waar was je verleden
week O, ik kon onmogelijk, want een
vriend van de verloofde van een vriendin
van m'n zuster was jarig
Ja, zegt de catecheet, dat is een zeer
belangrijk feit maar waar was je Zon
dag, ik zag je niet in de kerk? maar,
dominé, ik kwam Zaterdagavond over
twaalf thuis, want er was een fuif van
de voetbalclub.
Och, och, verzucht de prediker, het
kerkelijk leven hangt er bij velen aan,
als een roeibootje achter een rijnaak. Je
kunt nooit weten, 't is altijd veiliger, als
je zo'n dingsigheidje in de buurt hebt.
Het moest eigenlijk andersom zijn en het
kerkelijk leven, het leven des geloofs en
de arbeid in 't Koninkrijk Gods, moest
de rijnaak zijn met als roeibootje 't ge
zellige leven van vertier.
komt in een plaats vaak voor, dat op een
bepaalde Zondag tegelijkertijd in allerlei
kerken het heilig Avondmaal wordt ge
vierd. In de Gereformeerde, in de Her
vormde, in de Chr. Gereformeerde kerk,
in de Gereformeerde Kerk, onderhouden
de art. 31, in de Lutherse Kerk enz., om
maar niet meer op te noemen. Welke ver
schillen er ook tussen die kerken bestaan,
welke vijandige gevoelens er allicht tussen
hen aanwezig zijn, niemand zal willen
ontkennen, dat als in die verschillende
kerken op die ene Zondag het heilig
avondmaal gevierd wordt, Christus in al
die kerken door Zijn Geest bij de tekenen
van brood en wijn aanwezig is. Door die
verschillende gemeenten wordt rond de
avondmaalstafel de gemeenschap des ge
loofs met Jezus Christus beoefend. Die
is er! Maar Christus is niet gedeeld. In
de meer zuivere kerk is Hij niet totaal,
in de minder zuivere kerk voor drie-kwart
en in de onzuivere kerk voor één kwart
aanwezig. Hij is daar overal totaal, met
al Zijn liefde en trouw, met de volkomen
waarde van Zijn Zelf offerande aanwezig
en de gemeenschap met die totale Chris
tus wordt door die verschillende gemeen
ten en al die verschillende gelovigen er
varen.
Die Christus is niet gedeeld. Die kan
éénvoudig niet gedeeld zijn. We kunnen
de kerk splitsen als instituut, nooit de
heilige, algemene christelijke kerk. Wat
geeft dat dan een verantwoordelijkheid
voor elkander. Want de eenheid met
Christus brengt metterdaad een eenheid
onder elkander met zich mede. Daar kan
niemand zich aan onttrekken. En die ver
antwoordelijkheid is ook nooit uitgeput,
wanneer wij op het standpunt van onze
zuiverheid een andere op zijn onzuiver
heid wijzen, desnoods vermanen, wanneer
wij de ander vanwege zijn onzuiverheid
veroordelen en daarmede afwijzen.
Hier doet zich ook weer het eigenaar
dig verschijnsel van de intellectualistische
vereniging voor, waar ik in dit verband
niet kan nalaten om op te wijzen. Wij
zijn totale mensen. Ons geloof omvat
onze gehele persoon. Onze band met Je
zus Christus betrekt ons geheel en al in
zijn gemeenschap. Hij woont met zijn
Heilige Geest in ons en werkt in ons, niet
alleen in ons verstand. Nu denken wij
vaak, dat, wanneer wij met ons gelovig
verstandsinzicht verder voortgeschreden
zijn in ons inzicht in Gods openbaring en
de belijdenis daarvan, verder dan ande
ren, dat dit alleen ons scheiden moet en,
ontslaat van alle andere beleving der ge-"
loofseenheid. Practisch doen we dat ge
lukkig niet altijd. We kunnen gelukkig
samenbidden met allerlei andere christe
nen. Waaarom? Misschien realiseren we
ons dat niet bewust. Maar op het ogen
blik, waarop we bidden, hebben we door
ene Geest toegang tot de Vader, zijn dan
ook één in Christus, al moeten we nadat
we opgestaan zijn van het bidden, opmer
ken, dat we verschillen in ons belijden
van die ene Christus, in wie wij door ons
bidden, door ons daadwerkelijk beoefenen
van gemeenschap een ogenblik één waren.
Daar ligt de kern van het ecumenisch
vraagstuk. Daar ligt voor het christelijk
geloof de grote moeilijkheid. Onze belij
denis overtuigt ons dat er eenheid is. Im
mers Christus kan niet gedeeld worden.
Niemand kan zeggen Jezus de Heer te
zijn dan door de Heilige Geest. Alle chris
telijke kerk, ook de onzuivere, zijn open
baringen van het lichaam van Christus.
Waar geloof is, waarachtig geloof, is ook
gemeenschap met de enige Heiland en
Maar dat is maar een kronkelgedachte
van een dominé
Intussen, we lezen momenteel aan ta
fel uit Excodus en Numeri. Daar lees je,
tot je verwandering en beschaming, hoe
Mozes 40 dagen en 40 nachten op de hei
lige berg hemelse opdrachten ontving
voor de inrichting van de Tabernakel.
Wij kunnen de beschrijving van al die
opgaven van 't aantal ringetjes, lusjes,
knoopjes, de nauwkeurige afmetingen van
planken, voetstukken, balken, omlijstingen
enz. niet zonder verveling lezen. Maar
één ding kunnen we er uit aflezen, hoe
precies en nauwkeurig het in de dienst
van God moet toegaan.
Maar hedendaags kijken we niet zo
nauw al zijn al de knopen van onze
kerkelijke plunje af en al lopen we in
opgelapte kerkkleren, verschoten en ge
kreukt.
De vos der „slordigheid" heeft 't kerk-
schoon verslonsd bij menigeen.
Er zijn huisvrouwen, die geen spinne-
kopje dulden, elke vlieg tot verdelgings
toe vervolgen en een vingerafdruk op een
pasgeboende deur zien op een achterge
laten kenteken van een misdadiger
maar die niet eens weten of Karei wel
de catechisatie bezoekt en het ontbijt la
ten staan voor die luie lummel, wanneer
Zaligmaker en waar gemeenschap met
Hem is is ook gemeenschap onder elkan
der. In die ene Here. Wie zich aan die
gemeenschap onttrekt, onttrekt zich aan
de roeping, schuift zijn verantwoordelijk
heid van zich en verstaat niets van smart
over de zonde, die zo kon doorwerken,
dat christenen vreemd tegenover elkander
staan en niets van elkander willen weten.
De Indonesische Gereformeerde Ker
ken hebben die afzijdigheid niet langer
willen dragen en in het geloof hun roe
ping gezien en hun verantwoordelijkheid
aanvaard.
Niet, omdat ze de Wereldraad der Ker
ken ideaal zien en in deze organisatie de
oplossing van het ecumenisch vraagstuk
menen gevonden te hebben.
Er blijven vragen en bezwaren. Maar
het volgen van de roeping en het aan
vaarden van de verantwoordelijkheid
dringt. Bovendien heel wijs en voorzich
tig wordt uitgedrukt dat in de taak van
de Wereldraad de roeping met allen, die
de Heiland Jezus Christus liefhebben,
slechts in groot verhand, breed en voor
lopig aangeduid is. Wie dat aanvaardt,
begrijpt ook dat het verder concretiseren,
zuiver stellen van die roeping beter IN
dan BUITEN de Wereldraad kan ge
schieden. Een reden te meer, waarom de
plaats der Gereformeerde Kerken daar
niet langer ledig gelaten mag worden en
daar onze stem ook gehoord moet worden.
Want we hebben daar wat te zeggen. En
te getuigen!
W. J. MEISTER.
De christelijke inrichtingen voor ver
pleging en verzorging van geesteszieken
en andere hulpbehoevenden verkeren in
grote verlegenheidzij hebben tekort aan
mensen. Dringend gestelde advertenties
hebben weinig of geen resultaat, ondanks
de gunstige arbeidsregeling, het goede
salaris en wat verder geboden wordt. Het
gebrek aan werkkrachten wordt steeds
groter.
In het „Centraal Weekblad" gaat de
Amsterdamse hoogleraar prof. dr. K.
Dijk op deze ernstige zaak in. Hij ziet
tal van factoren, die tot deze zeer onge
wenste toestand leiden kunnen en wil daar
enkele van noemen.
„Ik vermoed dat", zo schrijft prof.
Dijk, „terwijl vroeger de „zusterdienst"
in onze ziekenhuizen en gestichten een
van de weinige „banen" was, die voor
onze meisjes openstonden, tegenwoordig
door de toenemende industrialisatie tal
van deuren voor vrouwelijke werkkrach
ten opengaan; ze kunnen terecht in vele
ateliers en fabriekenin de kantoren wor
den steeds meer plaatsen voor haar in
geruimd; de KLM en de Marva roepen
ze binnen hun werkgelegenheden; ze va
ren en vliegen mee, en versterken in onze
steden de politiekorpsenhet aantal vrou
welijke studenten, ook aan onze V.U.,
neemt gestadig toe, en is het dan wonder,
dat minder meisjes dan voor twintig en
dertig jaren, de weg kiezen, die naar het
moeilijke werk der barmhartigheid voert?
Ik vernam, dat zelfs in de r.-k. kerk
hetzelfde verschijnsel zich voordoet. On
danks de leer der goede werken en de
macht van de clerus zijn, als ik goed ben
ingelicht, elk jaar veel minder dochters
der kerk bereid zich te wijden aan de
m'nheer 's Zondagsmorgens belieft uit te
slapen.
Onze kerken zijn fraaier geworden,
't kerk- en catechisatiemeubilair sierlijker
en smaakvoller en 't is best maar
of 't kerkleven er fraaier op geworden is,
staat te bezienal hebben we terdege oog
voor veel arbeid der kerk, arbeid, die
voorheen niet of weinig werd aangevat;
denk slechts aan 't brede Evangelisatie
werk. Mocht er vroeger het een en ander
Beroepen te Heerjansdam, C. J. van
der Meulen te Drijber.
Aangenomen naar Guelph (Ontario,
Canada) (Chr. Ref. Church), J. C. Derk-
sen te Middelstum (Gr.).
Bedankt voor Sellingen, C. J. van der
Meulen te Drijber voor Nieuwdorp,
Z. C. Versluys te Giessen-Rijswijk (N.
Br.).
Benoemd tot hulpprediker te Bozum
(Fr.), Breskens, Enschedé en te Rockan-
je, P. J. Lambooij, em. pred. en hulppr.
te Enumatil.
Examens. Aan de V.U. zijn ge
slaagd voor het kand. examen theologie
de heren A. J. Jelsma en D. van Keulen,
beiden te Amsterdam en J. Schelhaas te
dienst der charitatieve liefde, en daalt
zelfs het getal, dat de wereld vaarwel zegt
en het zwarte nonnenhabijt verkiest, in
die mate, dat ook Rome voor een moei
lijke vraag komt te staan.
Een vraag, die niet louter stoffelijk
van aard is.
We zijn niet klaar, als we de grote
toeloop naar allerlei bedrijven verdedigen
met deze redeneringenze verdienen daar
meer (wat in meer dan één geval zelfs
niet waar is)ze hebben daar lichter
werk; de rusttijden zijn ruimer, om 5 of
6 uur zijn ze 's middags klaar; de disci
pline van de inrichting ontbreektze staan
meer in 't volle leven; de arbeid is vaak
plezieriger -want al deze argumenten
liggen eigenlijk aan de buitenkant van
ons leven."
Deze buitenkant, zo oordeelt prof. Dijk,
is niet het antwoord op de vraag, waarom
steeds minder meisjes uit „onze gerefor
meerde gezinnen" geen lust hebben in het
„zusterwerk" en aan het „zusterkleed",
en de ratelende schrijfmachine verkiezen
boven het ontegenzeglijk moeilijk werk
van verpleging en verzorging. Z.i. ligt
het antwoord dieper.
Zonder te willen vergeten dat niet elk
meisje geschikt is voor verpleegster, stelt
de hoogleraar toch de vraag of het grote
tekort, waarover geklaagd wordt, ook niet
hieraan te wijten is, dat wij een toene
mend gebrek krijgen aan echte, warme,
daadwerkelijke barmhartigheid, die het
offer wil brengen om Christus' wil.
„We leven", zo zegt prof. Dijk verder,
„in een metalen tijd van machines, van
motoren, van propellers, van mechanis
men, van automatische beweging, van de
nieuwste vindingen, van industrie, van
zaken, van een razendsnel tempo, van
even dit en even dat, van geld verdienen
en geld uitgeven, van spel en vermaak,
van zien en horen, elke dag iets nieuws
en onze harten worden leeg en kil en
de ontferming vliedt met gebogen hoofd
ook uit onze christelijke kring".
„Dat is onze verschraling", oordeelt
prof. Dijk tenslotte. Een verschraling, die
ook hierin te zoeken is: „dat de levens
vraag: wat kan ik anderen aan liefde en
ontferming geven, verdrongen wordt door
de niet-verzadigde begeerte naar hoger
loon en meer vrije tijd en sterker levens
genieting.
In het tekort aan verplegend personeel
openbaart zich een ontstellend tekort aan
barmhartigheid.
Dit moet, om Christus' wil, anders
worden.
Onze inrichtingen hebben onze meis
jes nodig als brood", aldus prof. Dijk.
Het is al enige tijd geleden, dat het
artikel van Prof. Dijk over „Tekort aan
barmhartigheid" in het „Centraal Week
blad" verscheen. Naar aanleiding van dit
artikel kreeg ik een brief van iemand,
die op dit gebied rijke ervaring heeft en
inderdaad kan meespreken. Hij vroeg mij
er eens over te schrijven en gaf tegelij
kertijd ook zijn eigen visie weer. Dat wil
ik nu gaarne doen, omdat ik daaruit ook
het een en ander geleerd heb, dat ik de
lezers van ons kerkblad niet wil onthou
den. Maar om in dit nummer niet te veel
aan het woord te zijn, plaats ik allereerst
die overdruk met de belofte er een vol
gend maal op terug te komen. Juist met
ons provinciaal belang, zoals dat beli
chaamd wordt in het bezitten van Vrede
rust, is het niet van waarde ontbloot, ons
nader op dit probleem te bezinnen en kan
het onder de aandacht brengen misschien
rijke vrucht opleveren.
W. J. MEISTER.
ontbreken aan netheid en sierlijkheid van
de kerkgebouwen en de catechisatiehok-
ken, wellicht was bij velen 't innerlijk
kerkschoon treffender in de ogen van
Hem, Die niet aanziet, wat voor ogen is,
maar wat er leeft in het hart.
De vos der „slordigheid" moge de Le
viticus nauwgezetheid niet steeds meer
belagen, maar gevangen worden door een
wandel-met-God.
Uit het oude-Vossenland.
Broek op Landendijk. De klassis Dok-
kum heeft peremptoir geëxamineerd en
toegelaten tot de dienst des Woords en
der Sacramenten de heer H. Groeneveld,
kand. te Zuidhorn, beroepen predikant te
Nes (W.D.) en de klassis Hoofddorp de
heer G. Rang, kand. te Rotterdam, be
roepen predikant te Vijfhuizen.
Afscheid en intrede. Wegens be
komen emeritaat nam Ds. P. Nomes af
scheid van 's-Gravenhage-West met Hebr.
13: 20 en 21. In verband met zijn be
noeming tot legerpredikant in vaste dienst,
nam Ds. J. v. Raalte afscheid van Mil-
dam met Openb. 11:3. Kand. G. A.
v. d. Wal te Utrecht is voornemens a.s.
zondag intrede te doen te Erica (Dr.),
na bevestiging door Ds. J. Plomp van
Utrecht. Ds. G. ter Steege is voor-