OPMERKELIJKE REACTIES JEZUS ZIEN jQxelaria Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland MEDITATIE ZEEUWSE KERKBODE TWAALFDE JAARGANG no. 10 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 7 SEPTEMBER 1956 Abonnementsprijs: ƒ3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. Na de verschijning van de oproep tot bezinning inzake Nieuw Guinea, door de Generale Synode van de Ned. Herv. Kerk, hebben wij in een artikel daaraan aandacht geschonken. Daarbij zijn wij in gegaan op het principe van deze zaak. Daarop komen wij thans niet terug. Het is nu de bedoeling, om te letten op de opmerkelijke reacties, door deze op roep veroorzaakt. Er is in de pers veel over geschreven. De Synode heeft daarop wel geantwoord, maar is met geen woord teruggekomen op de destijds gedane uit spraak. In Amsterdam werd j.l. Zaterdag een vergadering gehouden, belegd door het „Landelijk comité van bezwaarden", welk comité is ontstaan als antwoord op de op roep der Synode. Het moderamen der Synode was hierbij ook gevraagd, maar is niet verschenen. Wanneer het modera men daarbij van de gedachte uitgaat, dat deze weg minder juist is, dan is daar iets van te verstaan. Mits men dan niet ver zuimd, om zelf met zo'n comité het con tact op te nemen en ernstig rekening te houden met de argumenten, die zij aan voeren. Anders heeft het toch wel een bedenkelijk karakter, om dit comité maar te laten praten. Zo is er meer, dat om opheldering vraagt. De voorzitter, Mr. J. W. de Jong Schouwenburg, deelde mede, dat o.a. het weekblad „de Herv. Kerk" geen publika- ties van deze kring wil opnemen. Blijk baar wil men dus niet, dat deze geluiden in de Herv. kerkelijke pers worden ge hoord. Dit kan wijzen op een eenzijdige stellingname, waarbij de vraag mag rij zen, of men zich dan inderdaad van offi ciéél kerkelijke zijde wil binden aan: een bepaalde politieke visie. Dit laatste zou zeer bedenkelijk zijn, niet in overeenstem ming met de roeping der Kerk. Boven dien blijkt, dat belangrijke gemeentekrin gen hierover ernstig verontrust zijn. Wij hebben hier zeker niet te doen met een kring, die agitatie wil voeren. Met nadruk verklaarde de voorzitter, dat zij in de kerkelijke weg willen gaan. Het is niet te hopen, dat het moderamen der Synode straks door de omstandighe den haast gedwongen zal worden, om hierop in te gaan. Beter is, dat hier ge luisterd wordt naar de bewogen stem, die uit de gemeente komt. Dr A. F. N. Lekkerkerker, Herv. pre dikant te Utrecht, Prof. Dr G. Quispel uit Utrecht en Prof. Dr J. Prins uit Lei den hebben duidelijk laten uitkomen, dat men hier niet spreken kan van een op roep, waarin de Synode het gevoelen der gemeenten heeft vertolkt. Verstaan we het goed, dan komt in deze actie tot uiting, dat er ook in ander opzicht afstand is ontstaan tussen de ker kelijke leiding en de gemeenten. Ds J. C. Koningsberger uit Amsterdam heeft ook in deze zin gesproken. Want, achter het politieke probleem inzake Nieuw Guinea ligt ook een bepaalde theologische „kijk", die men blijkbaar sterk wil bevoordelen. Het zal wel waar zijn, dat in een Kerk, waarin zo lange tijden een Synode haast een machtspositie had, men in de over schakeling naar een meer presbyteriale vorm nog wel eens op moeilijkheden stuit. Maar, als zulke belangrijke zaken in feite niet door mindere vergaderingen zijn be keken, als het blijkt, dat aanzienlijke krin gen in de gemeenten van een kijk, als waarvan de „oproep" getuigenis gaf, on geveer niets willen weten, dan moest een Synode, die in het principe der kerkrege- ring naar de presbyteriale vorm wil, er niet eens over denken, om tot zulke ge waagde stappen te komen. Uit de reacties blijkt, dat men in de kringen der gemeenten zich onbehagelijk gevoelt over de onmondigheid, waarin men gehouden wordt. En dat niet ten on rechte. Als de Kerken zo nadrukkelijk tonen, dat zij de richting van een bepaalde po litiek zonder meer niet willenmag men dan toch bij de leiding de voorkeur voor zulk een politieke visie handhaven? Op die manier werkt men zelf een in nerlijke crisis in de hand. Wanneer nu al door Prof. Quispel de opwekking uitging, om zo lang mogelijk aan de Kerk trouw te blijven, dan valt daar wel uit af te lei den, dat er in de boezem der Ned. Herv. Kerk heel wat beweging is. Dat is zeker niet alleen de kwestie Nieuvv-Guinéa.' Daarin zal het wel gaan om de kerkelijke leiding in het algemeen, op de visie inzake de Christelijke levensontwikkeling en het theologisch standpunt. We kunnen slechts wensen, dat de zaak niet alleen beperkt blijft tot het politieke probleem, maar dat de bezwaren inzake het min of meer loslaten van de histori sche ontwikkeling in ons land, zoals die hier is gegroeid, mogen leiden tot een eer lijke en open overweging, in hoever de Kerk het pad moet verlaten, de laatste jaren ingeslagen. Er is terecht op gewe zen door een ander Plerv. predikant, dat men evenzeer bewogen moet zijn over een niet te verantwoorden Christus-verkondi ging, zoals die hier en daar nog steeds wordt toegelaten. Het zou mogelijk zijn, dat de Synode, door haar oproep tot bezinning, er zelf aan heeft meegewerkt, dat de kerkelijke bezinning tot resultaten kwam, die nog niet kunnen overzien worden. In het be lang van de Kerk zelf, tot eer van Gods Naam en tot zegen van het volk, kan men alleen maar hopen, dat het werkelijk hier toe kwam. Dat zou dan kunnen leiden tot een vruchtbaar gesprek tussen de kerken. Zal „de oproep inzake Nieuw-Guinea" worden tot een signaal, dat de geesten wakker roept? C. St. Catechisatie. De eerste maal na de grote vacantie ontbreekt menig leerling, omdat het „maar" de eerste keer is en omdat in A. juist de jonge ds B. zijn intrede houdt en ze daar nodig „bij" moeten wezen, ook al verzuimen ze anders 's Zondags wel eens. De tweede week valt juist de opening van de Staten-Generaal met één der ca techisatieavonden saam. En dus is menig een zelfs op 'n laat avonduur weer absent, ofschoon de koningin zelf al sedert twee uur in de middag thuis is; de koningin, die voor zulke dingen van haar Moeder nooit verzuimen mocht, maar elke week drie uur godsdienstonderricht had! al was zij dan „maar" Hervormd Nu volgt weldra 'n Jeugd- of Oranje avond, of die van de „Christelijke" tam boers en pijpers, een dito christelijke bios coopuitvoering. En, niet waar, de kinde ren hebben bij ons „ook nóóit wat" en, nu kan moeder zelf ook met 'n gerust hart es naar de bios. Lientje of Piet be gon nu juist twee weken achtereen zelfs de catechisatie niet te verzuimen. Wel nog zonder iets te hebben geleerd. Maar ze waren er dan toch en niet al te veel over tijd „maar" vijf minuutjes. En vindt u dat nou zó erg dominee? Dat het gehed gestoord werd telt niet mee. Doch nu wordt het spijt mevrouw vre selijk! juist 'n pianoles of 'n gym nastiekles of 'n handelscursus verzet en tja, nu kunnen ze helemaal niet meer. Mevrouws moeder, vrouw Pieterse, zou nog kort en goed hebben gezegdmallig heid, jij gaat naar catechisatie, dat gaat voorMevrouws moeder, die zo goed heengegaan is! Maar weet u, dominee, het is nu zo'n heel andere tijd. Vindt u zelf ook niet?.En.dominee vindt het ook Ieder weet, dat dit niet verzonnen is, doch helaas het „ware" verhaal van hoe het thans gaat in Groningen en Amster dam, in Arnhem en den Haag, in Rotter dam en in Zeeuws Vlaanderen en overal, waarbij dan nog, om gehéél „waar" en Wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. I Joh. 3: 2. Als wij aan de Here Jezus denken, dan denken wij ons Hem mis schien wel vaak, gelijk Hij hier op aarde was, die vriendelijke rabbi, predikende het Evangelie des koninkrijks, genezende vele zieken. Ik zeg er geen kwaad van, als we tegelijk maar bedenken, dat PI ij dat nu niet meer is. Hij is nu een Koning in heerlijkheid, bekleed met majesteit en eer. Dat weten we uit de bijbel, want slechts een enkele heeft iets van die heerlijkheid gezien. Eli het is hun niet zo best bekomen. Paulus werd er blind van en Johannes viel als dood neer. Maar eens zullen Gods kinderen Hem echt zien en zij zullen dat ook kunnen verdragen. Natuurlijk geldt dit alleen voor Gods kin deren, want ongelovigen en goddelozen zullen in de gloed van zijn heiligheid niet kunnen staan. Dan moeten we wedergeboren en ver nieuwd zijn door de Heilige Geest. Kan er nu enige waarborg zijn, dat ons dit tebeurt zal vallen? De dag van 's Heren toekomst is wel iets ontzaglijk groots. Natuurlijk, dan zal ook het oordeel zijn, maar alleen al de verschijning van Jezus in heerlijkheid is voldoende tot schifting. Ik denk, dat hier het criterium ligt, of wij nu Jezus wel zien. Of wij Hem wel zien in de prediking, bij het avondmaal, in het gewaad van de Schrift, want wie nu eigenlijk nooit Jezus ziet, natuurlijk niet in zijn blinkende majesteit, maar dan toch wel in de heerlijkheid van zijn zondaarsliefde, wie daar nog nooit oog voor heeft gehad, wie alleen maar in de kerk kwam, nu ja, om er te zijn, of om allerlei pi kante bizonderheden of om sommige problemen te willen zien aan de orde gesteld, maar wie nooit Jezus ziet als Heiland en Zaligmaker, ik ben wel eens bang, dat die- Hem straks ook niet zal zien, dat die het in dat licht niet uithoudt en dat de duisternis zijn toekomst wordt. Maar die Hem werkelijk als hun Zaligmaker kennen en liefhebben, ja die zullen Hem zien en dan zal de heerlijkheid der vromen op 't luisterlijkst te voorschijn komen. Laten vooral onze zïeken en gebrekkigen en hulpbehoevenden zich hieraan oprichten. Wat een blijde dag, als alle ziekte en gebrek, alle lijden en zwakheid, alle misvormdheid en lelijkheid verdwijnen zal, wanneer Gods kinderen Jezus zullen zien en zij daar zullen mogen staan in de glans van zijn heiligheid en het uithouden kunnen ook. Dan zullen tegelijk ook alle vlekken uit ons reiskleed worden weg gewassen. Wij besmeuren het nu nog elke dag, maar als ons dit van harte leed is, dan weten wij, dat er vergeving is, dan weten wij, dat God ons toch in genade wil aannemen en dan zullen we Jezus zien en van Hem het blinkend kleed ontvangen, dat lang wezen kan, dat tot de voeten reiken zal en toch niet vuil wordt. Het is een blijde toekomst, die wij tegengaan. Wij mogen waarlijk wel het hoofd omhoog heffen en met blijdschap onze weg gaan, want er is een heerlijke toekomst voor ons weggelegd. Wanneer die dag komen zal, weten we niet met zekerheid, maar dat die dag komt, weten we wel heel zeker. En als we dat maar weten, dan kunnen we desnoods ook nog wel even wachten. Eens komt de dag wel van zijn glorieuze verschijning en dan zullen ook zijn kin deren gekroond worden met heerlijkheid en eer. 't Heerlijk Hoofd is opgewekt, dat zijn leden tot Zich trekt. K.-B. v. d. L. „actueel" te zijn, als altijd overwinnende concurrenten van de catechisatie moeten worden gevoegdde cursus voor eerste hulp bij ongelukken, de verjaardag van de verste nicht, „moeder moest uit", het jaarfeest van de spinazie-academie of van de rijpere jeugd in onderscheiden omlig gende plaatsen, de zanguitvoering en daaraan voorafgaande repetities, de herfstvacantie, de Cineac en de familie Doorsnee. En nog zijn alle „Christelijke" en on-christelijke kapotmakers van de catechisatie niet opgesomd. Ze zijn als kwade geesten legio Ieder wéét dat het zo gaat en laat jaar lijks het geheel oorspronkelijke of zoveel ste „overgenomen" stuk over dit onder werp in zijn kerkbode over zijn hoofd gaan en gaat met zijn kinderen voort te verzuimen en ze hierin „breder te onder wijzen". Ligt het aan de dominees? Soms. Doch dat dézen althans hun leven ver beterd hebben, moge onderstaande uit de oude doos bewijzen: In 1679 verscheen van de hand van de vermaarde Dordtsche predikant Jacobus Hondius een tijdpreek, getiteld„Swart Register van duysent sonden". In dit ge schrift, dat groot opzien baarde en in duizenden handen kwam, werd op heftige wijze gefulmineerd tegen „slappigheydt ende onstichtelijckheydt" zowel van ge meenteleden als van predikanten. Zo beweerde ds. Borstius dat „veele ouders ende meesters ende vrouwen, haer kinderen en dienstboden niet catechiseer den en geen predikatiën verhaalden, ter wijl dat de leeraars meest alle overal slap in dit werck, soodat de jonckheydt op groeide in blinde onwetendheydt ende on- kennis van Godt ende haer zeiven ende haer pligten". Kan men ds. Borstius geloven, dan moet het in die dagen met de opvoeding der jeugd treurig zijn gesteld geweest, aangezien van de ouders werd gezegd, dat zij over 't algemeen hun kinderen „lieten loopen als een deel wilde Wout-ezels in de woestijne sonder daar op te letten waer datse loopen". Het schijnt, dat voor een deel de do minees door hun laksheid en onwilligheid om te catechiseren schuldig waren aan de verwaarlozing van de godsdienstige op voeding der jeugd. In de verhandelingen der provinciale Synode in die dagen ont breekt het dan ook niet aan ernstige ver maningen en opwekkingen aan de predi kanten om getrouw te zijn in het cateche tisch onderricht. De Gelderse Synode be sloot in 1645 zelfs tot het aanstellen van „inspectors", die tot taak hadden gere geld controle uit te oefenen in de gemeen ten, opdat „het kostelick werck der cate- chisatiën" niet zou worden verwaarloosd. Deze inspecteurs moesten „de gebree- kige tot haer schuldige pligt brengen ende bij onvermogentheyt van dien het selve aan den eerwaerden Synodus openbaren om na bevindinge van saken daerin te

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1956 | | pagina 1