WAT BLIJFT „Kleine Vossen" 25-Jarig jubileum „Bethesda" Een herinnering aan Kuyper Ook in deze tijd vliegeren onze jon gens nog. Je zou dat eigenlijk niet ver wachten. Dat lijkt nu wel het primitiefste wat te denken is. Wat papier en dunne stokjes en een lang touw. Helemaal niet zo technisch en ingewikkeld als bij deze tijd past, als je van de geest dezer eeuw zou verwachten. Straaljagers gieren door de lucht. Waar je ook bent. En als de jongens een beetje meeleven, weten ze je ook te vertellen, welk type het is, dat daar ronkend en fluitend de lucht doorsnijdt. Een vermo gen aan materiaal en kunde, dat één zo'n toestel vertegenwoordigt. Je kunt begrij pen, dat ze er enthousiast mee doen. Maar een poosje later vindt je ze in de wei langs de rivier. Ze zijn een hele mor gen bezig geweest met de voorbereidin gen. Er kwam heel wat bij kijken eer het zover was, dat het broze bouwsel de lucht in kon. En wat een trots ogenblik als hij het doet. Als hij staat. Het eigen product, het werk der handen. Net zolang uitge kiend, dat het goede evenwicht werd ge vonden, de staart de juiste lengte en het juiste gewicht had. Wat een overwinning. Kijk, hij klimt al hoger en hoger. Af en toe, buitelt hij even, maar hij stort niet na zo'n salto neer, hij klimt naar boven. Eigenlijk is het langste touw te kort. Het zou altijd kunnen voortduren. Hoe mooi, hoe echt, hoe jongensachtig Het lijkt een typische Hollandse sport. Een sport van het vlakke land en de wind. Maar het wordt overal gevonden. De Chi nezen doen het ook en wat graag, zelfs volwassenen, die prachtige bouwsels in elkaar prutsen, vurige draken en andere mythologische figuren, waar ze ware meesters in zijn. 'k Meen, dat in de oud heid, dit spel óók al bekend was. Het schijnt te voldoen aan een bepaalde be hoefte van het jongenshart. Een blijvend begeren, dat, en juist dit treft me in onze zo gemechaniseerde en vertechniseerde da gen, nu óók nog gevonden wordt. Het sterft niet uit. Kijk maar rond op het strand aan de zee, zit in de trein en zie naar de terreinen rondom dorpen en ste den, overal staan ze in de lucht, soms héél hoog, de vliegers, de gekochte en de zelf-gemaakte, de mooie en kunstige óf de héél éénvoudige, allen, de trots van de spelers, die hun hand klem om de klos vliegertrouw en opwinden en laten vieren naar behoefte van het ogenblik. Ik zie ze graag en hoe meer er weer komen, hoe gelukkiger het teken. Je zou ook wel andere voorbeelden kun nen nemen, maar ik koos dit zo sprekende uit. Om iets te zeggen, wat ik al zo lang op m'n hart heb. Misschien zijn het wat éénzijdige gedachten, maar ik meen ze toch wel te kunnen lanceren. Als je alles wilde geloven, wat over de moderne mens gedacht en gesproken, ge analyseerd en geschreven wordt, sta je dikwijls héél onthutst en verlegen. Vooral als predikant, vooral als dienaar des Woords. Een heel bepaald punt komt tel kens weer naar voren in de discussie, hoe de moderne mens benaderd moet worden met de boodschap van het evangelie, 't zij in de gemeentelijke prediking of evange lisatie. Ik noem maar iets. Er zijn nog talloze andere, soortgelijke discussiepun ten. Wanneer je daarvoor geplaatst wordt, voel je je zo machteloos, 't Zou met veel dingen zo geheel anders moeten. De om standigheden, waarin de mensen leven, wat hen dagelijks omringt, wat ze te ho ren en te zien krijgen, hoe hun werk is, wat ze van het leven verwachten, alles is gewijzigd. Je kunt ze niet meer zo bena deren als vroeger, er worden veel hogere eisen gesteld, er moet met veel meer din gen gerekend worden, het is noodzakelijk om zich daarvan bewust te zijn en zich diensvolge in deze verantwoordelijk te gedragen. En hoewel je je zelf toch ook als mo dern mens beschouwt, in dezelfde wereld leeft, hetzelfde leven meemaakt, sta je soms zo vreemd en onwennig, met het gevoel het niet te kunnen, nog véél ster ker dan Paulus te verzuchten: „Maar, wie is tot deze dingen bekwaam En dan zie je die jongens met hun vlieger aan de gang. De jongens van deze tijd. Ik geloof niet dat de meisjes er aan mee doen. Ik heb het tenminste nog nooit gezien. Maar dat doet er niet toe. Voor de meisjes zou nog wel een ander voor beeld te vinden zijn. Even wereldwijd en met even diepe wortels in het verleden. Het gaat om onze kinderen, al worden hier dan alleen de jongens genoemd. Kin deren van deze tijd, jongens van die mo derne vaders en moeders uit deze zo to taal gewijzigde en veranderde tijd. Waar spelen ze mee O, ook met allerlei modern speelgoed, geïnspireerd door de ontzag gelijke vooruitgang van techniek en we tenschap. Dat gaat met een zelfde ont wikkelingsgang vergezeld in de wereld van het speelgoed. Een onderwerp apart Je moet maar eens in de winkels kijken. Wat er niet staat, de hele grote mensen wereld in miniatuur, alles nagebootst, op dat zij er toch maar zo vroeg mogelijk .mee vertrouwd zouden raken. Tot in het geraffineerdste toe. Zo dat het haast geen kinderspeelgoed lijkt. Denk maar aan die electrische treinen, waar Pietje, die het gekregen heeft, niet meer aan te pas komt, omdat vader het geheel en al voor zich opeist. Dat is er óók. Maar ook de jongens, die naar buiten gaan, trots stappend met hun zelfgemaakte vlieger en de koning te rijk als hij hoog in de lucht klimt, hoger dan alle anderen, te regeren met het touw in de hand. En vraag nu eens, wat hen meer bevredigt. De hele verzameling „Dincky Toys", waarbij ze over alle be kende en bestaande automerken kunnen beschikken, óf dat touw in de hand met dat vodje papier in de lucht. Misschien, dat ik hen te veel mijn eigen gedachten toedicht, maar ik ben er toch niet zo heel erg ver naast, als ik ze voor het eerste laat kiezen, gezien de ijver, waarmee ze zich op de fabricage van hun product werpen, de volharding, waarin zij hun doel bereiken en het enthousiasme, waarmee ze uiteindelijk triomferen. Kijk, dat is er ook nog. Een blijvende begeerte naar iets, hoe eenvoudig ook, dat zelf gemaakt werd, een spelen met iets, dat bevrijdend is en je een overwinnings- gevoel geeft, het simpele ding, dat je laat klimmen hoog in de lucht en dat gehoor zaamt aan de leiding der handen. Geen raketvliegtuig, geen straaljager, geen nabootsing van een atoomzuil (dat zullen we immers ook nog wel beleven), maar het product van eigen hand, met wat sober materiaal te bereiken, dat een vol en rijk genot geeft. Blijft het hart van de mens toch niet altijd hetzelfde? Daar spelen zij mede. Daar hebben hun vaders mee gespeeld. Daar spelen mensen mee van allerlei ras en huidskleur. Daar speelde men in de grijze oudheid mede en vond er een zelfde bevrediging in. 't Is maar een voorbeeld. Maar zoals ik al over de meisjes had en hun spring touw. Er is in de wereld van het speel goed veel wat door alle eeuwen gelijk bleef. De pop, het springtouw, bal, knik kers, vliegers, tol, onder alle volken. Ook het moderne kind grijpt er nog altijd naar. De kinderen van de mensen uit deze tijd, die zo van structuur en inborst gewijzigd zijn, dat één van de gewichtigste vragen geworden is, hoe ze kunnen benaderd worden, moreel, aesthetisch, geestelijk, of welke zijde van het volle mensenleven je maar noemen wilt. Laten we dat toch vooral niet vergeten. Er mogen allerlei veranderingen zijn op te merken. Diepgaande, structurele wijzigingen in het wereldleven en in het mensenbestaan. Ik zal de laatste zijn, die dat zou willen ontkennen of zou looche nen, dat er geen rekening mee gehouden moet worden of het niet ernstig nemen van al deze moderne verschijnselen. Maar nu niet te veel de nadruk, te éénzijdig op al dat veranderde, dat moderne. Er blijkt toch ook véél te zijn, dat gelijk blijft. Vooral in het hart. Ik beroep mij daarvoor op onze kinderen, die nog naar hetzelfde speelgoed grijpen en zullen blij ven grijpen, als waarmee wij zelf en onze groot- en voorouders speelden. Een over héél de wereld en onder alle volkeren te constateren verschijnsel. Als het maar niet onderdrukt wordt. Als er maar niet te onverstandige ouders zijn, die zeggen met een spottend lachje: „Hè, speel jij nog met een vlieger, dat is toch wel héél ouderwets. Er is toch zoveel anders Niet onderdrukt of opzettelijk terzijde geschoven voor veel, wat ten opzichte van veel ouderwets speelgoed, een surrogaat is, als het gaat ovér de bevrediging van het hart, van het kind, waarvoor het be stemd is een carricatuur van datgene, waar het kinderhart naar verlangt en droomt. Ze grijpen er zelf naar als de tijd «r is. Als er een bolle wind staat, als de wol ken zeilen hoog in de lucht, als de vingers tintelen om het zingende touw in de hand te houden, waarmede je een papieren vo gel kunt besturen en leiden naar je wil, met de bedrevenheid, dié een kind altijd weer kan verwerven, als het zich met z'n hart geef aan z'n spel, een echt spel, dat het levende hart ook echt bevredigt en vervult. Het kan voor ons zelf ook tot een te ken zijn. Een troostend teken. Laten we alles niet geloven wat over de moderne mens, dus óók over ons geschreven wordt en misschien toch tenslotte ook weer ge theoretiseerd. Daar bestaat zo'n groot ge vaar voor. De mens als verschijnsel, die leeft op het papier. Zelfs in de meest menskundige wetenschap van deze tijd, die er bestaat, de psychologie merk je dat op. Hoe het experiment, de analyse, de test de levende mens tot voorwerp van onderzoek heeft, toch een onwillekeurig zich verwijderen van de werkelijkheid, dè mens stellen boven het levende individu, meer geloven in het type dan in de mens, die als enig, niet herhaalbaar wezen voor je staat. „Het hart heeft zijn redenen, waar het hoofd (lees verstand) niet bij kan", zei Pascal in zijn tijd. Vrij vertaald dan deze uitspraak. Omdat het hart méér is. Ik weet er geen andere definitie voor. En nu, het hart, dat meer is, ontsnapt toch ook altijd weer in het schema, waarin het verstand alles zou willen persen. En er zijn dingen, die je doen zeggen„Zou al les nu werkelijk zo veranderen?" „Is het hart niet eeuwig gelijk In de man en de vrouw en het kind Ook in het verlangen naar bevrediging? Ook in het hunkeren naar vrede? Ook in het pas rust vinden, als het rust gevonden heeft in God. Dat wist Augustinus al, de man die de mo derne mens in zijn tijd geweest is, zo mo dern, dat zijn belijdenissen zich als een psychologische analyse uit deze tijd laten lezen. Hij had het hart door. Ook zijn eigen hart. Hij had het goed gepeildHij had het door God laten peilen. En daar om had hij het hoogste licht. En hij uitte een waarheid, die nog altijd geldt. Maar misschien in deze tijd wel eens te veel vergeten wordt. Omdat gesuggereerd wordt, dat alles wijzigt. En velen hun eigen hart niet kennen. Ook niet in het onbevredigd zijn. Ook niet in het hun keren naar rust en vrede. Een rust en vrede, die nog altijd, zoals in alle eeuwen, alleen in God te vinden is. W. J. MEISTER. Als er één woord is, waar wij bepaald bang voor zijn, dan is 't het woord „vrij zinnig". We krijgen er eenvoudig kippen vel van. Een vrijzinnige is voor ons een „bijbelsloper", een „tekstenschrapper", een „kerkverwoester", een Christusloo chenaar", een „belijdenisondergraver", in één woord een monster. En zeker, de vrijzinnigheid heeft heel wat op haar geweten: onverschilligheid bij velen ten aanzien van de waarheden Gods, en daardoor lege kerken en afwe zigheid van belangstelling voor geestelijke goederen en dat is heel verschrikkelijk; maar we moeten dikwijls respect hebben voor vele vrijzinnigen, die eerlijk en on geveinsd zeggen, hoe ze er over denken, iets, wat evenwel kan uitlopen op hoog moedig, brutaal zich-verheven-achten bo ven het kinderlijk aanvaarden van de Hei lige Schrift. Maar, mijns inziens, gelijken sommige „gelovigen" sprekend op de zo gesmaalde vrijzinnigen. Als je in een bepaald geval de Schrift laat spreken, dan schrik je er soms van, hoe een kerkganger de schou ders ophaalt en zegt: „ja, dat staat er wel, maar de praktijk is anders". Dat is zuiver vrijzinnig gedacht. Dit is de vos van de „twijfel", die aller- wege ronddoolt. Men twijfelt aan geen enkel onderdeel van de Heilige Schrift foei toch maar men twijfelt, dikwijls z'n leven lang, aan God zelf, aan Zijn welmenend heid, aan Zijn waarheid, aan Zijn trouw. Zo kwam ik eens aan 't ziekbed van een oude vrouw. Ze had 't heel moeilijk, had geen licht, geen troost. Natuurlijk tracht te ik haar te wijzen op Christus, op Zijn lokkende nodiging tot Hem te komen met al onze ellende en al onze zonden; en vroeg haar of ze wel veel bad en de toe vlucht nam tot de Here. O zeker, dat deed ze veel, maar en daar had je het „de Here moet het ook willen verhoren"Toen heb ik haar, zij 't zachtmoedig en voorzichtig, toch be knord en gezegd: „dat mag U nu nooit meer zeggen, hoor. Dat is heel erg! Die twijfelt, wanneer hij bidt, is als een golf van de zee. Herhaal het eerste psalmversje maar, dat U op school geleerd hebt Opent Uwe mond, eis van Mij vrijmoe dig; op Mijn trouw verbond; al wat U ontbreekt, schenk Ik, zo gij 't smeekt, mild en overvloedig". 't Allerergste is evenwel, dat men in onze contreien deze vos „twijfel" koestert en aait en prijst. Wanneer iemand kinder lijk gelovig op 's Heren Woord en be lofte vertrouwt en met blijdschap daaruit leeft, dan haalt men er de schouders voor op. Dat gaat al te gemakkelijk. En zeker er is een soort geloofszekerheid, die niet worstelt in Christus' verzoeningswerk Begin September zal het 25 jaar ge leden zijn, dat het Christelijk ziekenhuis „Bethesda" te Vlissingen zijn deuren opende voor het opnemen van patiënten. Daartoe in staat gesteld door de vorste lijke gift van het op Walcheren zo be kende echtpaar Blumde Niet, hetwelk de bouw financierde, kwam in Vlissingen een Christelijk Ziekenhuis tot stand, dat in de loop der jaren honderden en hon derden patiënten heeft opgenomen en waar gelukkig talloos velen van hen weer genezing mochten vinden. Het bestuur van „Bethesda" heeft ge meend, het feit van het 25-jarig bestaan niet ongemerkt voorbij te mogen gaan en en die niet blijkt uit een Godzalig leven. Dat is een historisch geloof en dus een dood geloof, waarvoor Jacobus waar schuwt. We hebben, ook in eigen leven, dikwijls met die „twijfel"-vos te strijden; ons hart is boos, wie zal 't kennen. Maar die twij fel verheerlijken is een kwaad ding op het erf der kerk. Men meent alleen tot ge loofszekerheid te kunnen komen door iets, dat boven Gods beloften in Zijn Woord uitgaat en dat is, zij 't ongeweten, vrijzin nig. Dan komt men in de buurt van de rijke man in de hel, die meende dat een bijzonder wonder door Lazarus te zenden tot zijn broers, meer zou uithalen dan de prediking van 't Woord Gods. Ja, 't lijkt zo gemakkelijk, maar 't is heel moeilijk voor ons twijfelmoedig hart „amen" te zeggen op 's Heilands bevel „geloof alleenlijk". Dat vrouwtje is inmiddels, naar onze overtuiging, in Jezus ontslapen. Uit het oude-Vossenland. wil dit o.m. met een wijdingsavond her denken. Deze wijdingsavond zal plaats vinden D.V. op Vrijdagavond, 31 Augustus a.s., 8 uur, in de Grote of St. Jacobskerk te Vlissingen, waar het woord zal worden gevoerd door Ds. A. T. W. de Kluis en Ds. H. A. Wiersinga, terwijl ook enkele zangkoren hun medewerking zullen ver lenen, alsmede de organist van de St. Ja cobskerk, de heer P. Broerse. Zaterdag, 1 September, zal des middags in de nieuwe eetzaal van het ziekenhuis een receptie worden gehouden, die aan vangt te 4 uur. Daaraan voorafgaande zal te 3.30 uur in de kerkzaal de aanbieding plaats vinden van het geschenk, dat door bijdragen van duizenden oud-patiënten is bijeengebracht. Ongetwijfeld zullen ook velen van onze lezers hun belangstelling willen tonen bij dit 25-jarig jubileum door het bijwonen van de wijdingsdienst, welke aanvangt om 8 uur. Daar zeer velen, ook buiten Vlissingen, als oud-patiënt hun dankbaarheid hebben getoond voor de ondervonden verpleging in „Bethesda" door het storten van een bijdrage, zal het bestuur van het zieken huis het zeer op prijs stellen, indien zij ook bij de aanbieding van het geschenk tegenwoordig zullen zijn. In 1917 was ik mijn arbeid als bijbel colporteur-straatprediker heel simpel en onopgemerkt begonnen, in '18 en '19 be gon dit werk, hoewel van officiëel-ker- kelijke zijde mateloos-fel bestreden, de aandacht te trekken. Wij moesten er ook wel de aandacht op vestigen, want het was pompen of verdrinken. Welnu, in het voorjaar van 1919 wijdde „the grand old man" in „De Standaard" een driestar aan de Amsterdamse straatprediking. Mis schien was hij door onze vriend, de jour-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1956 | | pagina 2