ZWIJGEN OF JUICHEN
WAT DOEN WE
IN DE KERK?
Jftxelaria
ATTENTIE!
twaalfde jaargang no. 9 Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland VR1JDAG 31 ast
MEDITATIE
ZEEUWSE KERKBODE
Berichten en opgaven Predikbeur- HoofdredacteurDr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Abonnementsprijs3,— per half-
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. jaar (bij vooruitbetaling).
aan de drukkers Littooij Olthoff,Afzonderlijke nummers 12 cent.
Spanjaardstraat 47, Middelburg. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Advertentiën 10 cent per mm.
„Zwijg voor Hem, gij ganse aarde."
Habakuk 2: 20.
„Zo deed Hij zijn mond niet open."
Jesaja 53: 7.
Juicht de Here, gij ganse aarde."
Psalm 100:1.
Het is één van de felste verzoekingen in ons leven, dat ons liefhebben
van God kan bevriezen tot een ijskoud gelief hebber, al naar het ons
uitkomt. Dan is de gloed uit ons geloof verdwenen. Onze vingers, die
behoorden te trillen van enthousiasme zijn dan geheel verstijfd. Onze
dienst aan God is louter schematisch geworden. We geven God Zijn
deel, zoals op het schema staat aangegeven. We „doen aan" godsdienst,
zoals dat heet, maar we doen het naar het woord van een 19e eeuws
theoloog „met de handen gevouwen op de buik en de blik slaperig
op de zoldering gericht".
We begrijpen Habakuk dan ook niet goed, wanneer hij zegt: zwijg
voor Hem, gij ganse aarde! Hij loopt a.h.w. met haastige tred en
met een uitdrukking van angst in zijn ogen langs de mensenrijen, zijn
wijsvinger heeft hij tegen zijn lippen gedrukt, en hij fluistertssst,
sssstZwijgen, dat is het enigeZwijgen voor GodNa de val in zoncle
God kan het nog steeds niet vergeten past de mensen slechts een
angstig zwijgen. Ssst, ssst! God laat niet met Zich spelen.
Zo moet het zijn: de wereld één grote, zwijgende massa; een dode
bol tegenover de levende God, even doods en stil en strak als een globe
op een boekenkast. Ieder mens tot zwijgen gebracht. Een stil, maar
niet bepaald een gerust leven
Maar dat is geen leven; dat is een tragisch wegkwijnen en weg
sterven. Jezus heeft het geweten; en Iiij deed Zijn mond niet open.
Hij zweeg, toen Gods gericht over Hem losbrak. Geen woord-ter-
vergoelijking sprak Hijgeen woord-van-verwijt kwam over Zijn lip
pen. Ze dreven grote spijkers door Zijn handen. maar Hij zweeg.
God riep de zon terug en hulde Hem in het duister...., maar Hij
zweeg. God slingerde Hem in de helmaar Hij zweeg.
Daar hangt Jezus, zwijgend, zwijgendHet is, alsof over de
eeuwen heen de profeet Habakuk voor Hem staat, bezwerend zijn
vinger tegen zijn mond legt en zegt: zwijg voor Hem, Gij, Zoon des
mensen! En het lijkt Jezus, alsof de tallozen voor Hem staan en Hem
smekend toeroepen: zwijg, Here Jezus; als 't U blieft, blijf zwijgen
voor de ganse aarde.
En Jezus bleef zwijgen. Tot het einde toe zweeg Hij in onze plaats.
Jezus deed Zijn mond niet open, opdat wij Hem weer zouden mogen
open doen. Ons gedwongen zwijgen verbroken, voor altijd. Er kan
weer gejuicht worden; er moet weer gejuicht worden.
Mensen kunnen voor God maar twee dingen doen: zwijgen of jui
chen. Een derde mogelijkheid is er niet. De ene weg is sedert Goede
Vrijdag gesplitst. Op de tweesprong staat het kruis met een zwijgende
Jezus. En dan ziet twee wegende ene voor hen, die moeten zwijgen,
de andere voor hen, die kunnen juichen.
Wie denkt God te kunnen exploiteren, met de handen gevouwen op
de buik en de blik slaperig op de zoldering gericht, wordt door de
Bijbel het zwijgen opgelegd. Wie Hem werkelijk dienen wil en lief
hebben, wordt door God tot de juichenden gerekend. En eens wordt
dan het lied der overwinnaars aangeheven„wie zou niet vrezen, Here,
en Uw naam niet verheerlijken?"
Kiest U dan heden, wat gij doen zult: zwijgen of juichen!
H. H. J. K.
H.
Blijdschap
Dat behoort de karakteristieke trek te
zijn, in de samenkomst der gemeente.
Zet iemand soms een bedenkelijk ge
zicht? Blijdschaperg gemakkelijk
om dat zó maar te zéggen. Maar, het le
ven is zo héél anders. Als je zo het een
en ander meemaakt aan tegenslag of
droefheid, dan gaat het zo maar niet, om
een blij gezicht te tonen. Prediker zegt
het toch ook, dat er tijden zijn, waarin
het lachen erg ver wegwijkt
Bovendien, is het niet „oppervlakkig",
om de blijdschap als grondtoon aan te
merken in de samenkomst der gemeente?
Wij zijn toch zondaren, en.zondaren
moeten tot verootmoediging worden ge
bracht. De prediking moet in deze rich
ting gaan, en.ja, dan acht men, dat
het met die blijdschap toch wel wat an
ders staat.
Hiervan mag natuurlijk niets worden
afgedaan. De ernst van het-zondaar-zijn,
de volstrekt nodige zelfkennis die tot zelf
veroordeling moet worden, mag niet wor
den verwaarloosd. Het is echter niet in
te zien, waarom daardoor de grondtoon
van blijdschap niet als vaststaande mag
worden aangenomen.
Hoe komt de gemeente samen?
Om God te ontmoeten, Die ons hele
leven door en door ként en ons juist' zó
roept, als wij zijn. Dan wijst de eredienst
vanaf het begin, op de grondslag der ver
zoening, die voor ons is gelegd.
Reeds de dag, waarop wij samenkomen,
de eerste dag der week, herinnert aan de
opstanding van Christus. Dus, aan het
volbrachte verzoeningswerk! Het is de
bedoeling van Christus, om de gemeente
te wijzen op de éne offerande, eens voor
altijd volbracht en door de Vader aange
nomen. Zodat wij, als wij in de vergade
ring der gemeente komen met alles wat
ons drukt, in de verkondiging van héél
de dienst gewezen worden op de bevrij
ding, die er is in Jezus Christus, ook voor
die blijvende gebreken. Zal er dan geen
blijdschap zijn, als wij door de verkondi
ging op 's Heren bevel vernemen, hoe
mild de vergeving is, hoe de overgave van
Christus alles van ons bij God wegneemt
Christus wil ons brengen in de eredienst
in de gemeenschapsoef ening met God, Die
met ons verzoend is door het bloed van
GolgothaOpdat uit dit wonder de kracht
van Christus ons helpe in de strijd met
ons zelf. Wij worden vermaand, dat niet
onze natuur mag heersen, maar dat het
leven uit God in ons moet overwinnen.
Als God ons zó wil ontvangen,- en van
uit de verkregen verzoening in ons wil
verder werken tot de opstanding van de
nieuwe mens, moet er dan geen blijdschap
zijn? Als deze God ons troost over onze
moeiten, in de beloften die Hij laat ho
ren, en ons wijst op de overwinning, die
eens op alle strijd zal volgen, komt dan
niet de lach door.de tranen heen?
Israëls eredienst was zó ingericht, dat
zij, bij zichtbare en symbolische offers,
uit de ellende kwamen tot de verzekering
van de verlossing, om de dienst te beslui
ten met toewijding aan God en dankbaar
heid voor de ontvangen zegen.
Nu de grote wonderen in Christus ach
ter ons liggen, is die roeping tot samen
komen in verheuging des harten nog veel
sterker voor ons. Terwijl wij samen bid
den, bidt de Hogepriester in de hemel
voor ons, en wijst God op Zijn offerande.
En het is Zijn leiding vanuit de hemel,
dat Christus ons door Zijn dienst aan
zich verbindt en voortleidt naar de toe
komst.
Wat de Openbaring van Johannes ons
leert over de eredienst jn de hemel, dat
loopt hierop uit, dat de kerk daar zingt:
laten wij blijde zijn en vreugde bedrijven
en Hem de eer geven.
De kerkdienst in dit leven is voorberei
ding voor die blijvende vreugde in God,
op grond van de verkregen verzoening
mét God!
In ons lied doen wij daarvan belijdenis.
In ons gebed vragen wij daarom.
In de genade-verkondiging geeft God
ons hierover zekerheid.
Verder vervult de prediking daarbij
een bijzondere taak. Om ons de uitge
breidheid der verzoening te leren. Om ons
te onderwijzen, hoe wij bij die verzoening
hebben te leven. Om ons telkens weer
Christus voor te stellen, zodat Hij voort
durend rijker voor ons wordt. Opdat wij,
onder de invloed daarvan, niet anders
meer zoeken, dan in die rijke Christus
geborgen te zijn.
Dit stelt aan de prediking zware eisen.
Dan moet de Schrift worden onderzocht,
om werkelijk de oude en de nieuwe schat
ten daaruit de gemeente voor te stellen.
Dan wordt een leven in de bediening van
het Woord op de duur niet eenvoudiger,
maar meer gespannen. Maar zó wordt de
vreugde van de bediening der verzoening
ook voor de bedienaar openbaar.
De Schrift gééft hem, en zo kan hij
anderen dóórgeven.
Ook aan de gemeente stelt dit eisen.
Zij moet zich bewust zijn, dat zij op
gaat om tot de levende God te naderen.
Zij moet leren de onderscheiden delen
van de eredienst vanuit deze centrale ge
dachte te waarderen. Ontmoeting met
God, waarbij Hij spreekt tot ons, en wij
ons uitspreken voor Hem. Daarbij moet
dit voorzitten, dat wij verlangen, de ver
houding van Vader tot kind te beleven.
Dat geeft aan onze kant de taak van kin
derlijk ons leren schikken naar 's Vaders
wil, terwijl God bezig is onder Zijn va
derlijke bescherming ons op te nemen.
Zó is de eredienst vol leven en zegen.
Het is nodig, dat wij elkaar geregeld
hierop wijzen.
Een slapend gezelschap is toch wel ver
verwijderd van een actief deelnemen aan
een zó belangrijk gebeuren, als de ere
dienst is. Een critische versplintering na
de afloop zegt het ook, dat er weinig oog
èn hart was, voor wat wij in de Kerk
doen.
Op dit punt hebben wij ons altijd weer
te reformeren. Want, de kerkgang moet
voor ons besef nauw verband houden met
de komende dag des HerenC. St.
De laatste tijd gaan er mensen in Zee
land rond, die boeken te koop aanbieden
„voor de Zending".
Dit mooie doel brengt er gemakkelijk
toe, om tot kopen te besluiten. Maar, als
U zulk een boek dan inkijkt, komt U tot
de ontdekking, dat het met de Zending
niets te maken heeft. U vindt dan ver
meld, dat het een uitgave is van het Zen
dingsgenootschap Z.D.A. Dat wil zéggen
Zevende-dags-adventisten. De verkoper
is gewoon een propagandist voor de secte
der Zevende-dags-adventisten, die voor.
de Kerk geen goed woord over heeft.
Daarom menen wij er goed aan te
doen, waar in verschillende delen van
onze provincie deze lectuur onder onze
mensen wordt aangeboden, U allen er op
opmerkzaam te maken, dat U hier te doen
hebt met propaganda voor de secte. Deze
aankoop van boeken dient de Zending
niet. Trouwens, de Zending stuurt er niet
op uit, om van huis tot huis te gaan.
Men lette dus goed op, voor welke lec
tuur men zijn geld uitgeeft! C. St.
Als er niets anders is!
In de eerste Christelijke gemeente te
Jeruzalem viel prediking en catechisatie
saam.
Men kan dit constateren aan Petrus'
eerste „preek" op de Pinksterdag, waar
bij hij beginnelingen onderrichtte zó, dat
het moest uitlopen op veler vraag naar
het sacrament.
Vanzelf zal het niet gebleven zijn bij
het „met nog meer andere woorden be
tuigde hij en vermaande hij hen" van déze
apostel. De duizenden zullen nog wel
meer particulier of groepsgewijs korter of
langer zijn onderricht, waarbij de catechi
satie of na-catechisatie zich reeds begon
los te wikkelen uit de meer massale dienst
des Woords.
Niet alleen de Moorman werd uren
lang op de weg naar Gaza gecatechiseerd.
Zelfs 'n Apollos, ofschoon „doorkneed in
de Schriften", moest „de weg" (d.i. al
wat leer en leven aanbelangt) nauwkeu
riger worden uitgelegd.
Telkens lezen wij dat de apostelen
„handelden" met Joden en Grieken, Pau-
lus hield zelfs „dagelijks besprekingen" in
de gehoorzaal te Efese, volgens één der
handschriften van 's morgens elf tot
's middags vier uur!
Heel duidelijk is, dat hier niet moet
gedacht aan 'n preek zó lang houdt
zelfs oud-gereformeerde broeder het uit
op dankdag maar aan 'n ^aamspreken.
Daarbij zal de apostel als leermeester de
leiding hebben gehad, zó, dat de onder-
wezenen werden uitgelokt tot antwoorden
en vragen.
Natuurlijk waren het niet steeds de
zelfden. Wie zou daarvoor zelfs in het
nieuwsgierige Athene tijd hebben gehad?
In wisselende groepen kwam men, als
't slechts éven kon, met Paulus saam zelfs
op het heetst van de Oosterse dag
omdat men vóór alles zocht het koninkrijk
Gods.
Vergelijk daarmee nu eens hetgeen wij
hierboven schreven, waarmee aanstonds
één der grootste misstanden omtrent dit
niet licht te overschatten onderricht aan
de jeugd is gekarakteriseerd: als er niets
anders is.
Ga je naar „kat"? vragen de kinderen
elkaar heel gemoedelijk.
Maar als ze op „kat" belanden en daar
uit Landwehrs boekje vernemen, dat „ca
techisatie" stamt van katèchein onder
wijzen met gezag, zoveel als „dienst des
Woords" gelijk 's Zondags in de kerk,
dan nemen zij èn hun ouders zó weinig
hiervan in zich op, dat de werkelijke op
vatting van catechisatie door vele leden
der kerk beter kan worden weergegeven
dooruurtje als er niets anders te doen
is. D. J. C.