De WET GODS en het Nieuwe Testament Het ideaal dichterbij? jftxelaria Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland ZEEUWSE KERKBODE TWAALFDE JAARGANG No. 4 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 27 JULI 1956 Abonnementsprijs3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. Met belangstelling zal ieder kennis ge nomen hebben van het dezer dagen ge houden congres van academisch gevorm- den uit de kring der gereformeerde ge zindte. Er wordt wel eens gezegd, dat de ont wikkelden moeilijker tot toenadering zijn te bewegen dan de overige schare. Zo hebben zich kringen gevormd, waar bij voorkeur geen predikanten mogen voor gaan, maar waar „de leden" de zaak ter hand nemen van de toenadering tussen mensen van hetzelfde belijden. Een con gres, als nu gehouden, wijst toch wel iets anders uit. Het was reeds de tweede sa menkomst, en de verslagen vertellen, dat deze nog wel zo goed verlopen is als de eerste, terwijl het verlangen naar een vol gend congres duidelijk werd uitgespro ken. Op zichzelf is dit al een verblijdend teken. Ook kan het onze volle instemming heb ben, wat in de gehouden besprekingen naar voren kwam, dat het vruchtbaarder en rijker is om elkaar te ontmoe ten en met elkaar te onderhandelen, dan de degen te kruisen in de pers. Wan neer men enkele bladen uit de geref. ge zindte vrij geregeld leest, dan slaakte men wel eens de verzuchting: waar heeft men toch „zin" in, altijd maar hameren op het zelfde aambeeld, altijd weer in de ge vechtshouding staan en met overtuiging van het eigen recht de anderen afwijzen. Het heeft totnogtoe geen enkele bijdrage geleverd tot een overtuigen van elkander, laat staan van een toenadering tot elkan der. Op het pas gehouden congres was er een open en eerlijk gesprek, waarbij wel in hoofdzaak aandacht is geschonken aan de geref. „modaliteit" in de Plerv. Kerk en de Geref. Kerken. Wat de eerste kring- aangaat, ging het natuurlijk over de ver houding ten opzichte van de volkskerk in verband met onze kerken kwamen de cultuurvragen ter sprake, alsmede de (gunstige) houding ten opzichte van de midden-orthodoxie en de theologie van Barth. Het standpunt van de hervormd- gereformeerden werd positief-cultuur- critisch genoemd. Kuyperiaans-cultuur idealisme en doperse wijding kwamen voor het voetlicht, terwijl „de bevinding" ook niet vergeten werd. Op dit punt is er een opmerkelijke verwantschap tussen vele hervormd-gereformeerden en Chris telijk Gereformeerden. Van de gevoerde discussies kon van zelf nog geen duidelijk verslag worden gegeven. De gehouden referaten zullen worden gepubliceerd. Toch is het wel mogelijk, om aan de hand van het gegeven verslag enkele op merkingen te maken. Het zal natuurlijk altijd zó blijven, dat men in de onder- scheiden Geref. kringen verschillen kan constateren. Wie verwacht, dat er ooit een tijd komt, dat allen op de levensvra gen dezelfde kijk hebben? Onwillekeurig krijgen in elke levenskring bepaalde voor stellingen een sterk accent. Het karakter der prediking, zoals de geref. bond dat voorstaat, is onderscheiden van wat wij kennen in onze kerken, en bij de Chr. Gereformeerden ligt dat ook weer anders Waarschijnlijk zijn wij in de vragen van de ethiek meer vooruitstrevend dan de anderen. De waardering voor de tijd van Voetius ligt bij ons niet gelijk als bij de leden van de geref. bond. Het „staan in de wereld van vandaag" wordt verschil lend benaderd. Nu is het de grote vraag: zijn deze verschillen van dien aard, dat daarom een samengaan is uitgesloten Intussen ligt de zaak practisch wel erg vreemd, waar dezelfde geref. bond in de pract ijk nog altijd samen gaat met al de modaliteiten, waarvan in de Herv. Kerk sprake is. Hoeveel innerlijke con flicten dit moet geven, valt niet te zeg gen. Daarom blijft het een moeilijkheid, waarom men met de Geref. Kerken, met welke een eenheid van belijden valt aan te wijzen, waarbij eenzelfde waardering van de Schrift als het geopenbaarde Woord van God kan worden aangeno men, de samenbinding niet méér wil be leven. Men legt zich dan toch maar neer bij een kerkelijke practijk, die met het begrip „gereformeerd belijden" moeilijk- kan worden gedekt. Wanneer werkelijk de gereformeerden samen kwamen, dan zou er over het be lijden van de Christus der Schriften geen principiëel verschil zijn. Evenmin over liet vraagstuk van de Schriftcritiek, of over de ambtelijke bearbeiding. Wel zou het onderscheid hierin blijken, dat de éne kring ten opzichte van het le ven meer vreemd staat dan de ander. Maar, welke discussies er voor de toe komst nog mogen komen, men zal van meet af aan elkaar in dit vertrouwen moe ten benaderen, dat hetzelfde belijden dei- waarheid nog niet uitsluit, dat de één in de dagelijkse practijk zich anders gedraagt dan de ander. De kwestie van de sterken en de zwakken is sinds de dagen van Pau- lus aan de orde. Hadden wij maar over en weer, de ruimte van hart, waarover Paulus mocht beschikken In dat opzicht hebben wij allen nog veel te leren. Zonder dat wij er erg in hebben, zijn wij bezig, een ander te bin den aan onze levensopvatting, die maar al te gemakkelijk als „naar de Schriften" wordt aangemerkt. Dan vallen spoedig woorden als„te ruim" of „te bekrompen". Het vereist een geestelijke adel, om, bij eigen toepassing van het Woord Gods voor de practijk, te geloven, dat een ander met een andersoor tige practijk evengoed met de eer van God kan rekening houden. Kunnen wij dit niet opbrengen, dan zal het ideaal van de toe nadering wel in discussie blijven, maar niet veel dichter bij de verwezenlijking komen. Het is uit het gepubliceerde verslag niet op te maken, dat men elkaar in dit stadi um hier reeds met grote nadruk op heeft gewezen. Mogelijk was dit wél het geval. Elke kring zal zich daarop hebben te bezinnen. Alleen dan komt er rijkdom van samen leving, wanneer wij elkaar in de practijk de vrijheid willen toestaan, die naar Gods Woord is geboden. Wie zelf bij de doperse wijding vrede heeft, zal zich rekenschap hebben te ge ven, welk een diepe geestelijke achter grond het z.g. Kuyperiaans-cultuur-idea- lisme had. Wie daarbij dan studie maakt van de levenswaardering bij Calvijn, die kon wel eens ontdekken, dat er meer re formatorische drift schuilt achter Kuy- per's cultuur-ideaal, dan bij oppervlakkig gepraat hierover wordt erkend. Het is goed, dat dit congres werd ge houden. Maar, het zal voor de toekomst nodig zijn, dat men het door ons hier boven genoemde naar voren brengt en elkaar overtuigt, wat het ideaal van toe nadering ten opzichte van elkaar eist. Wij moeten ernstig oppassen voor breed re deneren, zonder te streven naar een vast punt, waar wij moeten uitkomen. C. St. Goede werken. Menig mens is alle doel in zijn leven feitelijk kwijt. Hij werkt nog, ja. Maar waarvóór eigenlijk? Elke ochtend sukkelt hij er weer op uit. Men móét nu eenmaal eten. Doch echt zin, laat staan '11 verhe ven zin heeft zijn leven niet. Van 'n wandeling heeft zijn leven niets m£er. Hij sleept zich eer voort. Moet het zelfs nog? En nu schiet eensklaps als 'n raket om hoog dat woord van PaulusGods maak sel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen Dit woord is van 'n man, wiens leven zelfs op 't onverwachtst, totaal mislukt bleek. Niet maar schéén. Doch mislukt bléék, klaarder dan de zon. Daarom luisteren wij te liever naar hem, nu hij, ja wel drie dagen en nach ten moedeloos is geweest, moedelozer dan gij of ik. Doch die daarna pas, van zijn mislukt leven iets zó geslaagds heeft weten te ma ken, dat, menselijk gesproken, ieder moet erkennen, dat hij het aangezicht van Europa heeft veranderd. Zonder hem zouden we nog hopeloze heidenen zijn. En nog steeds, niet maar als 'n snel verschietende raket, maar als 'n blijvende zon staat zijn woord aan de Efeziërs hoccg aan de hemel ook over óns te lich ten Gods maaksel zijn wij. Niet daarheen geworpen dingen, weer- standsloze pluisjes op de grillige adem van 'n noodlotswind. Bedacht, ontworpen, geschapen als 'n goddelijk kunstwerk, beeld van Hem zelf. Daarom ook geen luxe, nutteloze sier. Doch geschapen met 'n welomschreven doel, 'n doel zó groots en vast dat elks leven 'n nu onmisbaar onderdeel van 'n plan, groter dan de hele wereldChristus Jezus. In Hem, als leden van Zijn Lichaam, geschapen om als deze goede Zoon óók goede werken te doen, niet dan goede wer ken. Hoe dit mogelijk is, voor ons, slechte, moedeloze mensen? Door te geloven dat Hij niet ons, Zijn maaksel, óók die goede werken tevoren ontwierp, ja meer: voorbereidde zoals 'n Een vorig maal richtten wij onze aan dacht voornamelijk op de wet van God zoals die in het oude testament tot ons komt. Wij zagen toen dat vooral de vijf boeken van Mozes het „corpus" vormen van de goddelijke ordinanties voor Zijn volk, dat in een verbond met Hem leven mag. De trouw van het volk aan dat verbond is van twijfelachtig gehalte. Vandaar dat God de profeten zendt om Zijn volk aan Zijn verbond en vooral aan Góds rechten op het leven der Zijnen te herinneren. Zij roepen terug tot de „wet en de getuige nis". Zo kon de uitdrukking „wet-en- profeten" ontstaan, als de samenvatting van énerzijds de verbondssluiting van God met Zijn volk, waarin rechten èn plichten werden vastgelegd, en anderzijds dat lezen wij dan in de profeten de worsteling van de liefde Gods om het hart van Zijn volk vast te houden en hen aan hun bondsplichten te herinneren. Daarin was God voor Israël een ge nadig God. Hij heeft Zijn trouw niet van de trouw van Zijn volk laten afhangen. „De ganse dag zo lezen wij in Jes. 652 breidde Ik mijn armen uit naar een opstandig volk, dat volgens eigen overleggingen wandelde op een weg die niet goed is" Gids 'n weg baant door het bos, over klip pen, langs ravijnen. Het enige wat wij te doen hebben breken met alle moedeloosheid, met alle eigenwijsheid en stappen in Zijn spoor. Het wordt 'n wandeling. Goddankuw vrouw, uw man, uw kind, uw werk, uw ziekte, uw voorspoed en uw tegenslag, alles, alles heeft Hij voor bereid. Wie Hém volgt, zal in de duisternis niet wandelen. D. J. C. Nu vervolgen wij met de vraag: hoe staat het met de wet Gods in het- nieuwe testament Vinden wij daar nog iets van Gods wet terug? Of is het nieuwe testament enkel evangelief Pardon, lezer, dat is een vraagstelling- die niet deugt. Er zijn al heel veel ver keerde antwoorden gegeven, omdat zij in gingen op verkeerd gestelde vragen. Een schijn-probleem kan men niet beantwoor den. Doet men dat toch, dan werkt men het ontstaan van verkeerde opvattingen in de hand. Wet en evangelie zijn n.l. geen tegen stellingen. De wet is evangelie en het evangelie is wet, inzoverre het altijd gaat om de verhouding van God tot Zijn volk, die altijd een gezagsverhouding is en blijft. Wanneer Gods genade bezig is die ver houding (en dat zegt ons toch het evan gelie) dan wil dat zeggen, dat God streeft naar een passend ontzag onzerzijds bij het gezag Zijnerzijds. Het is in heel het evan gelie in oud- en nieuw testament er om te doen, dat „de eis der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees de afval) wandelen, maar naar de Geest (n.l. der wedergeboorte, der beke ring tot God)". Wij mogen dus wet en evangelie nooit tegen elkaar uitspelen of als concurrenten beschouwen. Daarmee zou de bijbel als een in zichzelf tegenstrijdig boek zijn klem op ons geweten verliezen. Het evangelie doet de wet niet te niet, maar het bevestigt de wet, zegt de Schrift. Het staat dus bij voorbaat vast, dat de wet op een of andere wijze in het nieuwe testament doorloopt en daarin terug te vinden is. De vraag kan alleen deze zijnhoe keert de wet in het nieuwe testament terug en welke is de functie der wet in het nieuwe verbond sinds de grote Profeet en Leraar heeft gesproken en de énige Hogepriester Zijn offer heeft gebracht? Die vraag is legitiem en daarop moet een eerlijk antwoord worden gezocht. Wanneer wij trachten dit te vinden, dan valt tweeëerlei te onderscheidenaller eerst de houding die de Heiland tegenover de wet aanneemt en vervolgens hoe de apostelen, daarop voortbouwend, er over handelen. Van het eerste vinden wij het verslag in de evangeliën, van het tweede vooral in de brieven, waarbij die van de apostel Paulus nog weer een bijzondere plaats innemen. Ik denk aan brieven als die aan de Romeinen en Galaten. Wanneer wij ons afvragen: hoe stond de Heiland tegenover de wet Gods dan valt ons direct op dat heel Zijn komst blijkt samen te hangen met de vervulling der wet en met het herstel der menselijke gehoorzaamheid, waaraan Hij al Zijn krachten wilde geven. Hij kwam niet om de „wet en de pro feten" - Gods gezaghebbend Woord in het oude testament te verbreken, maar om die te „vervullen". Heel Zijn onderwijs en optreden steunt dan ook rechtstreeks op de boodschap van het oude testament. Hij verwijt het de schriftgeleerden, dat zij zich wel verdiepen in de heilige boe ken, zij maken er hun werk van om de Schriften te onderzoeken, maar zij ont dekken blijkbaar niet, dat het juist de Schriften zijn die van Hém getuigen. Reeds als twaalfjarige jongen wierp de

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1956 | | pagina 1