MARIA en HAAR KIND
GEEN HOPELOZE GEVALLEN
JJxelaria
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
MEDITATIE
ZEEUWSE KERKBODE
TWAALFDE JAARGANG No. 3
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthoff,
Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor.
Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 20 JULI 1956
Abonnementsprijs3,per half
jaar (bij vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 cent.
Advertentiën 10 cent per mm.
en de geest kwam in hen en zij herleefden en gingen
op hun voeten staaneen geweldig groot leger.
Ezechiël 87: 10b.
Hoe dwaas het leek te zijn om over d o eenderen te profeteren,
Ezechiël is maar eenvoudig gehoorzaam geweest aan Gods bevel.
Hij heeft geloofd in de kracht van Gods Woord en hij heeft het
gesproken.
Het is geweldig, wat er dan gebeurt.
In het dal, waarin zwaar hangt de stilte van de dood, laat plotseling
een geluid zich horen. Het lijkt op het geluid, dat aan een aardbeving
verbonden pleegt te zijn. Het hele dal is er van vervuld en er komt
dan beweging in de beenderen. Ze schuiven naar elkaar toe, elk naar
het daarbij passende. Opnieuw vormen zich de uiteengevallen skelet
ten. Méér nog Het worden weer lichamen met spieren en vlees en
een huid. Geen beenderen liggen er nu, maar mensenAlléén
„geest is er niet in"Het zijn nog dode mensen. U kunt denken aan
een kerk, waarin het alles tip-top is wat de organisatie betreft. De
visitatoren bevinden alles in orde. Nu alleen nog de vraag naar de
geestelijke gesteldheid. Jammer, die valt niet mee. Het smeult er nog
maar wat. Zo slaan er ook geen vlammen naar buiten. De spanning
is er uit. Het is er de dood in de pot.
Ja, daar kunt U aan denken. Maar het blijkt ook hier in dit visioen:
God wil een levende kerkEnals de beenderen geraamten en de
geraamten lichamen zijn geworden, mensen, maar dóde mensen nog,
dan is het nieuwe bevel aan Ezechiël„Profeteer tot de geest"
Hiermee in overeenstemming handelend, ziet Ezechiël, dat het won
der van herleving zich voltrekt.
De doden worden levend. Ook staan zij op, èn U weet het, het
dal, waarheen hij werd gebracht, was een slagveld hij ziet ze als
een leger van strijdbare mannen.
Het leven trilt in hun lichamen
Het klopt in hun aderen
Plet vonkt in hun ogen
Zij staan daar, gereed en toegerust voor de aanval
Nóg schoner dan het beeld is de werkelijkheid„Zie, Ik open uw
graven en zal U uit uw graven doen opkomen, o Mijn volk. Ik zal
mijn Geest in U geven, zodat gij herleeft"
Gods zelfopenbaring in Ezechiëls visioen is Zijn klop op de deur
van ons hart.
Ze is een appèl op ons geloof in de overmacht van Zijn Geest.
Ze keert er zich mee tegen alle vertwijfeling, als wij de schaduwen
van een dodenvallei zien hangen over de kerk, over de wereld, over
ons eigen leven misschien.
Ze komt ons zeggen, dat wij een God hebben, Die wonderen doet.
Onze onmogelijkheden zijn Gods mogelijkheden.
Er zijn voor Hem geen hopeloze gevallen. Hij spreekt en het is er:
léven daar waar de dood heerste
Door Zijn Woord en door Zijn Geest!
Spreken we maar Zijn Woord.
En bidden wij maar om Zijn Geest.
Nooit kan het geloof te veel verwachten.
Maar vergeten we het niet: Hij wil er om gebeden zijn.
Noordenwindo wil ontwaken.
Zuidenwinddoorwaai de hof
Gelooft U in de Heilige Geest?
Bid dan om het werk van Hem, Die uitgestort werd en er kwam
uit de l|emel een geluid als van een geweldige windvlaag. Bid er om
Ener zullen nog wonderen geschieden, wonderen van herleving.
Liefd' en ijver zullen blaken.
Waar reeds alles scheen verkwijnd.
Uit: Kerkblad v. 's-Gravenhage. P. v. d. S.
Onze redacteur, Ds D. J. Couvée, heeft
onze litteratuur verrijkt met een fijn
boekje, waarvan de titel gelijk is aan het
opschrift boven dit artikel. De uitgeverij
S. J. P. Bakker te Amsterdam maakte er
een keurig verzorgde uitgave van.
Dit boekje vestigt bijzonder de aan
dacht op Maria, de moeder des Heren,
waarbij de fantasie werkt met het Bijbel's
gegeven. U kent vanzelf boeken als„De
lijfarts van de Keizer", „De grote visser",
„De mantel", die in zeker opzicht herin
nerden aan boeken uit vroeger tijd, zoals
Gaius van Derbe, Ben-Hur, Naomi.
Door deze werken kwam het Bijbels
verhaal in de trant van een roman onder
het lezend publiek.
Sommigen houden daar niet van. Naar
onze gedachte ten onrechte. Wanneer dit
genre litteratuur gegrond is op uitgebreide
kennis van het leven uit de oude tijd, dan
mag de gewijde verbeelding zeker het Bij
bels gegeven voor ons doen leven, zoals
het zich kan hebben afgespeeld. Dan krij
gen ook de Bijbelse personen voor ons
diepere betekenis.
De Nieuw-Testamentische apocriefen
gaven ons de volksverhalen en legenden
uit de eerste eeuwen, waarbij de fantasie
niet die eerbied had voor het sobere Bij
belse gegeven, als nodig is. Bij het lezen
van deze geschriften ontdekt men spoe
dig, dat hier de fantasie iets anders voor
het sobere Bijbelverhaal in de plaats stelt.
Desondanks kan de lezing van deze apo
criefen ons toch wel goede uren bezorgen.
Een werk, als nu vóór ons ligt, is van
belangrijker kwaliteit. Over de moeder
des Heren.
Zij komt in de wereld van het protes
tantisme weinig naar voren. We weten
het goed, dat wij niet aan Maria-verering
moeten doen. Maar, dat sluit helemaal
niet uit, dat wij de figuur van „de ge
zegende onder de vrouwen" niet meer in
onze beschouwing mogen opnemen, dan
als regel het geval is.
Zo is Ds Couvée tot het schrijven van
dit werk gekomen. Dat deze auteur rijk
is in het hanteren van de taal, als in zijn
woordkeus, is uit zijn vroegere werken
bekend. Gij zijt er aanstonds „in", bij het
eerste hoofdstuk, waarin Maria bezig is
met haar overleggingen, nadat Gabriël
van haar was weggegaan.
Maria worstelt met haar geheim, hoe
zij hierover met Jozef zal kunnen spre
ken. We nemen een kleine passage over.
„De eerste maal, dat zij Jozef op het
vaste avonduur binnen bukken zag, be
stierf haar 't welkom op de lippen.
Langzaam inplaats van aan zijn
hals te vliegen, kwam zij overeind.
Zij wou, doch kon niet anders.
Onder zijn verbaasde ogen bloosde
Maria, diep en dieper, alsof ze
had.misdaan. Was zó nu het begin
van het gezegend zijn onder de vrou
wen?Toch had hij haar lief ge
zicht tussen zijn grote werkhanden ge
nomen en haar o zo zacht op bei
haar geloken ogen gekust. Zo omtrent
ging het telken keer dat zij elkander
na volbrachte taak ontmoetten in de le
men hut of buiten onder de schadu
wende vijgeboom. Maar, gelijk voor
heen, was het niet meer. Nooit meer.
Het gaf haar diepe schaamte. Als deed
zij iets, dat voortaan voor verboden gel
den moest. De geringste liefkozing ont
rustte haar. En ook hem bekroop on
behagen of zij iets verzweeg
Totdat hij op een avond Maria's wo
ning ledig vond. De flakkerende oliepit
was 't enig levensteken.
Wild van angst doorliep hij haastig
't klein vertrek, de stal waar de geit
tegen hem opsprong en zijn hand lekte.
Hij zag 'n ogenblik het dier aan, streel
de het dan of 't hem zeggen kon waar
't vrouwtje was.
„In de schemerige kamer terug, zag
hij onder de olielamp 'n schrijftafel lig
gen en daarin gegrift: „Ik ben op reis
naar nicht Elizabeth. Ik kom weer."
Dan maakt U mee Maria's tocht en
aankomst bij Elizabeth. De spanning,
waarin Jozef verkeerde, toen de verden
king bij hem oprees. Eindelijk, het geluk
kig en eerbiedig weervinden van elkander,
wanneer Jozef, door de openbaring Gods
onderwezen, zijn bruid als moeder d'es
Heren erkent.
Zo wordt verder de geschiedenis „uit
gebeeld", van de tocht naar Bethlehem.
Alle gebeurtenissen uit het Evangelie
verhaal krijgen een heel ander aanzien.
Zo b.v. de angst bij Jozef en Maria, als
zij 't kind Jezus kwijt zijn op de terug
tocht naar huis. Hoe simpel laat de schrij
ver Jezus kinderlijk vertellen van wat hij
in en bij de tempel zag.
De fantasie uit Jezus' kinderleven her
innert hier en daar even aan de apocriefe
verhalen over Jezus' kindsheid. Nergens
wordt echter Maria naar voren gebracht,
gelijk dat uit de Rooms-Katholieke ge-
dachtengang bekend is. Het is „haar
kind", waarop het licht valt. En, in de
schaduw van het Kind maken wij nu Ma
ria's levensgang mee, levendiger en spre
kender, dan ooit te voren. Tot wij haat-
eindelijk vinden, met haar stiefzoon Jo
hannes, in de bloedstad Jeruzalem, als
haar leven ten einde loopt.
De fantasie, hier voorgedragen over
Maria's uitgang uit dit leven, spreekt ons
heel anders toe dan de legende over haar
sterven, waarbij al de apostelen tegen
woordig waren, terwijl ook Jezus Zelf
kwam.
Een legende, die in haar vervolg nog
„stof" leverde voor het dogma van Ma
ria's hemelvaart
Ds Couvée laat haar levensuitgang al
dus verlopen! Aan 't open venster zat zij,
met het uitzicht op de Olijfberg.
„Zij hief het spierwit hoofd op naar
de hemel, stralend nog boven de berg.
Daar was hij binnen gegaan.
Doch om er plaats ook voor haar
te bereiden.
En dan weer te keren
Wanneer? Wanneer?
Hoeveel ging er ook nu nog schuil
Hoeveel ook echter was haar nu toch
duidelijk, dat eertijds duister, haar al
sterker had doorwond.
Daar was het wéér't afgrijselijk
Kruis
Zij sloot de ogen om het niet te zien.
Had haar Kind haar niet gered in
't eigen ogenblik dat hij tot afscheid
drong naar 't vlees?
Haar rechterhand greep opnieuw om
de linker, die nu heftig beefden.
„Uw dienstmaagd Heer! Niet dan
Uw dienstmaagd, prevelde zij."
„Toen Johannes binnenkwam, trof
hij haar nóg voor het open venster.
Hij meende in de schemer dat zij
sliep.
Haar hoofd was iets naar achteren
gevallen en haar mond open, of zij ver
langend in de hoge sterren keek.
De mirre lag op de grond."
Zo eindigt Maria's levensverhaal.
Wij zijn de auteur dankbaar voor dit
werk, en raden de Kerkbodelezers aan
verzuim niet van dit zeldzame boek kennis
te nemen. C. St.
De eerste vrouw.
Zó diep heeft Adam nog nooit gesla
pen.
Hij kan het zich althans niet herinne
ren.
Ha, hij geeuwt. Hij heeft 'n vreemd,
leeg gevoel.
Werktuiglijk betast hij zich zelf, zijn
lichaam.
Vreemd
Hij wrijft zich de ogen uit en opeens.
Wat is dat?.Wie is dat?.
Meteen is hij overeind. En terwijl hij
de blozende Eva beziet zijn hand naar
haar uitstrekt en weer terug houdt:
Dit is nu eindelijk been van mijn gebeen
te en vlees van mijn vlees
Het is 'n gedicht, 'n Gedicht van uiter
ste verwondering en van eindelijk vervuld
verlangen.
Hoe dikwijls toch heeft hij, achtgevend
op het saam zijn, het gedrag, het jongen
der veelsoortige moederdieren gepeinsd
ik ben toch eigenlijk maar alleen.
Al die schepselen gezellig, in groepen
of getweeën. Doch 'n mij gelijke, neen
En zo dikwijls hij zich te slapen legde,
terwijl de vogels en viervoeters verdwe
nen in de nachtschaduwen van het woud,
voelde hij zich allengs eenzaam.
Indien ook hij eens zijn gelijke had
Maar hoe kon dit ooit gebeuren
Soms scheen het hem of het paradijs,
hoe vol, hoe schoon ook, met iedere dag
weer nieuwe ontdekkingen, toch nog iets
misteéén die hem gelijk en die toch nog
weer anders zou zijn
En daar was zij
Daar stónd zij, verlegen, gratieus ge
leund tegen 'n boom.
Nooit had hij zó iets schoons, zó iets
liefs gezien, gedroomd.
Hij dacht aan het beeld van zich zelf,
dat de beek, waar hij zich wies, in de
stralende ochtend weerkaatste.
De eerste maal was hij haast geschrok
ken.
Alsof iemand anders uit het spiegelend
water op hem afkwam.
Af-buigend en toe-buigend naar het
watervlak had hij begrepen dat hij zich
zelf zag. En vele malen had hij zich ver
wonderd, aandachtig betuurd.
Daar stond zij nuhet lichaam
glanzender nog dan het zijne, niet dicht
behaard als van de dieren. Hoeveel soe
peler, ranker, fijner nog dan hij zelf in
zijn grote kracht. En haar gelaat, haar
ogen, haar voorhoofd onder die vracht
van glanzend haar, die zij met 'n enkele
hoofdbeweging eensklaps als 'n sluier
voor zich heen liet vallen.
Wéér strekte hij zijn hand uit. Ditmaal
raakte hij even de hare en, sidderend van
vreugde, fluisterde hij nog eens: Man-
ninne
Tegelijk wist hij dat zij het was die
hem uit zijn vreemd-diepe slaap had ge
wekt.
Is het niet nóg zo dat de vrouw, het
meisje eerst de man wakker maakt en
léért liefhebben
En dat God haar de man toevoert als
zijn gelijke en de volslagen andere, met
eigen Hand?
En ligt niet in Zijn keuze de enige,
maar ook hechte grond voor de buiten
Hem altoos wankele huwelijkstrouw?
D. J. C.