de DIENST der KERK
MEDITATIE-REGEL ATIE
JJxelaria
Uw gebod is onbegrensd
twaalfde jaargang No. 2 Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland VRIJDAG 13 -?ULI 1956
Ter Meditatie
ZEEUWSE KERKBODE
Berichten en opgaven Predikbeur- Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Abonnementsprijs: ƒ3,— per half-
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. jaar (bij vooruitbetaling).
aan de drukkers Littooij Olthoff,Afzonderlijke nummers 12 cent.
Spanjaardstraat 47, Middelburg. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Advertentiën 10 cent per mm.
Meditatie-regelatie
Overpeinzing-herbevriezing
Ja zo gaat 't heel vaak. We lezen een meditatie; we worden er even
door verwarmdwe ontdooien evennauwelijks leggen we de kerkbode
weer neer, of de ijskoude lucht van 't harde leven bevriest ons weer.
Waardoor komt dat? Eén van de oorzaken is ongetwijfeld dat we
een meditatie (en van de preek kan 't zelfde gezegd worden) gebruiken
als een warme douche en niet als een warme maaltijd. Een warme
douche verwarmt voor een ogenblikje van buiten af, maar een warme
maaltijd verwarmt je een hele tijd van binnen uit.
Wat hebben wij over 't algemeen meer nodig? Een warme maaltijd
natuurlijk. Wat gebruiken wij over 't algemeen? Een warme douche.
En wat is 't gevolg van deze systematisch volgehouden keuze? Dat
er steeds meer vel-over-been-Ckristenen Zondags een warme douche
nemen. Wij dwazen! Wel douchen en niet eten staat gelijk met gees
telijke zelfmoord.
Mediteren is overpeinzen; dus arbeid. Probeer self eens te medi
teren, zelf het Woord te eten; U zult verwarmd worden van binnen
uit.
Waar zult U 't doen In uw luie stoel in de huiskamer onder radio-
geschetter en stemmengeroes Neen, in uw binnenkamer op uw knieën.
Hoe zult U 't doen Hier volgt een voorbeeld. Als U te lui bent
om uw Bijbel te gebruiken, is verder lezen waardeloos.
•k
Lees: Efeze 4: 30. Hebt U de Heilige Geest bedroefd? 1 Joh. 18.
Bid: Psalm 139:23, 24.
Meditatie: Hoe kan men, d.w.z. hoe heb ik de Geest bedroefd?
1. Lees de pericoop waarin deze tekst staat, Ef. 4: 2532; vraag:
,,Heb ik U met een van deze dingen U bedroefd?"
2. Zoek Zijn namen op (hiervoor hebt U een concordantie nodig;
voor persoonlijke Bijbelstudie haast onmisbaar) b.v.
a. in Zach. 12: 10 wordt Plij genoemd „de Geest der genade en
der gebeden". Vraagt U af„Heb ik Hem bedroefd door mijn hart te
sluiten voor de inwerking van zijn genade? En heb ik Hem bedroefd
door gebedsloosheid?" Als U 't presteert „Ja" te zeggen, zonder dat
't U door uw hart snijdt, hebt U nog een luie-stoel-houdingMaar
met 't gebed van Ps. 139 in uw hart, zal 't U op uw knieën brengen;
b. in Joh. 15:26 heet Hij.... Vraagt U zelf af: „Heb ik Hem
bedroefd door
c. doe 't ook zo met Rom. 82. Hoe heet Hij daar Heb ik
d. Ef. 117. Heeft Hij U veel kunnen openbaren, of vindt U
't prettig om in 't geestelijk halfduister te lopen?
Bid: neem als richtsnoer b.v. Gods belofte in 1 Joh. 19. Noem de
zonden, waarvan de Heilige Geest U zo juist overtuigde, bij name.
Dank voor de vergeving.
Zult U echt gaan proberen self te mediteren, zelf Gods Woord te
bestuderen en te eten. Of gaat U alleen door met douchen Wees dan
bang voor uw toekomst.
Nu al bent U vel-over-beenniet warm te krijgen.
Morgen een wandelend lijk.
Overmorgen is uw predikant lijkdienaar.
De Iieere beware ons er voor!
H. F. L. S.
Het merkwaardige geval, dat er een
(ongevraagde) kerkelijke uitspraak kwam
met betrekking tot Nieuw-Guinea, mag
voor ons aanleiding zijn, om stil te staan
bij deze vraagwat is de dienst der Kerk
Het wordt al meer duidelijk, dat de
bekendmaking der Synode van de Ned.
Herv. Kerk niet bepaald een gelukkige
is geweest. Zij verwekt groot rumoer in
de Kerk en daarbuiten. Zelfs lezen we
in een artikel van Dr H. Jonker, dat ver
schillende kerkleden hem de vraag heb
ben gesteld, of de tijd nu gekomen was,
om de Herv. Kerk te verlaten. Elsevier
heeft een paar bladen met artikelen van
mannen als Prof. Severijn, Dr Konings
berger, e.a., waarin de Synode scherpe
terechtwijzingen ontvangt. Het laatste
woord van Prof. Severijn is een herinne
ring aan de eerste taak der Synode, n.l.
de zorg voor de gemeente.
Men kan inderdaad niet zeggen, dat
zulk een politieke uitspraak veel weg heeft
van het uitoefenen van het herdersambt
in de Kerk. Als men op een bepaald ogen
blik de keuze tussen de Christelijke en
de Openbare school overlaat aan de
ouders, dan wordt het geheel onbegrijpe
lijk, dat men zich gaat mengen in één van
de moeilijkste vraagstukken, waarvoor
de overheid zich ziet geplaatst. Het komt
meer voor, dat iemand ségt niet aan po
litiek te doen, terwijl hij meer „politiek"
is, dan hij zelf vermoedt. Daar moet de
Kerk zich streng voor wachten, want zij
staat daarmede zeker niet binnen de gren
zen van haar opdracht.
De dienst der Kerk is de uitoefening
van het herdersambt. Dit vergt alle in
spanning. Niet alleen in de plaatselijke
gemeente, maar ook in de kerkelijke ver
gaderingen. Wanneer wij er op letten,
voor hoeveel problemen het Gereformeerd
kerkelijk leven staat, in kleine en grote
steden, door al-maar-aanbouw-van-nieuwe
wijken, dan behoeft het geen betoog, dat
in de kring der Ned. Herv. Kerk er nau
welijks tijd overblijft voor wat anders,
wanneer men zich ernstig met dit vraag
stuk inlaat.
Voor de toekomst zal het bewaren van
het contact met de kudde, de persoonlijke
betrekking tussen herder en wijk en de
gezinnen van de wijk, één van de belang
rijkste punten zijn. Daarom brengt elke
wijk van boven de duizend zielen al ge
varen mee van overbelasting, ofvan
verwaarlozing.
Wat dan te zeggen, als we horen van
„wijken" van 15.000 of 25.000 zielen?
Hiervoor kan geen enkele herder de ver
antwoordelijkheid dragen. En toch, als de
Kerk niet binnendringt in het huisgezin,
om mee te leven, en de leden van het ge
zin bewust te maken van hun lidmaat
schap van het zoveel grotere gezin dei-
Kerk, krachtens de heilige doopdan
verwachten wij van de delegatie van al
lerlei „taken" naar werkers en werksters
in kerkelijke arbeid niet zoveel als ande
ren. Voor ons besef kan daarmee het ge
mis aan ambtelijke verzorging niet wor
den ondervangen.
Herder is de dienaar op de kansel,
maar het werk op de kansel moet in nauw
verband staan met het werk in de wijk.
In beide gevallen geldt de opdracht, waar
uit de Kerk leeft: tot discipelen maken.
Zeker moet dat onder alle volken, maar
het wordt toch een vraagstuk, wanneer
in steden en dorpen rondom de Kerk de
bevolking wegglijdt, hoe dan de levende
gemeente er op uit zal trekken, om het
Evangelie te verkondigen. Kan een ge
meente verkondigen, die self maar voor
enkele procenten luistert? Dit behoort in
de kring der Kerk veel meer tot bezinning
te roepen, dan welk overheidsprobleem.
Uit het boek Handelingen valt dit te
leren, dat de Kerk van die dagen niet ver
strikt raakte in vragen van politiek of
rijksbewind, maar de opdracht tot ver
kondigen woog zwaar
Alsmede het zich op de hoogte stellen
in de gemeente, hoe er verder met het
Evangelie werd geleefd.
Als Paulus sommige personen van die
tijd in zijn brieven met name noemt, om
eensgezind te zijn, dan bewijst dat, hoe
de apostel was doorgedrongen in de in
tieme verhoudingen van het persoonlijke
en het gezinsleven.
Welke nieuwe ordeningen men ook
voor de Kerk in het leven roept, het zal
de ambtsdrager moeten zijn, die als ge
zondene van Christus èn als vriend van
het gezin, moet bijdragen tot de ontwik
keling van het leven in de goede zin.
Wie hier de opmerking plaatst: wat
heeft zo'n man met mij zich te bemoeien
die heeft toch van de herderszorg al héél
weinig begrip. Als het maar hierom te
doen is, om het discipelschap onder oud
en jong te bevorderen, dan mag dè ambts
drager terecht zich met U bemoeien. Hij
komt niet „om het eens flink te zeggen",
of tot een gerechtelijk onderzoek. Maar
uit zijn wijze van doen moet blijken, dat
er sprake is van waarachtige belangstel
ling voor het leven, waarover hij gezet
is door Christus Zelf.
De verantwoordelijkheid hierin voor
de ambtsdrager zelf, is groot. Alle ver
schuilen achter een zekere ambtshoogheid
wil nog wel eens het bewijs zijn van een
gemis aan werkelijke kracht. Als mens,
die zich verantwoordelijk weet aan de Ko
ning der Kerk, zoekt hij de aan hem toe
vertrouwden. En, dezen moeten hem in
hun vertrouwen doen delen, ofals
dat beslist niet gaat, het hem eerlijk zeg
gen zonder er verder ophef van te maken.
Niemand ontlene hieraan de vrijmoe
digheid, om zijn ambtsdrager zijn tekort
voor te houden, wanneer hij mogelijk al
een poosje niet bij U zichtbaar werd.
Misschien is hij in 25 of nog veel meer
andere gezinnen geweest, waar het om
andere redenen goed was. En.bewijs
dan maar op de één of andere manier,
dat U contact op prijs stelt.
De dienst der Kerk, die de opdracht
van het Evangelie zoekt te volbrengen,
richt zich hier op: de gemeente in haar
geheel, en de leden afzonderlijk, op te
roepen, dat zij zich bewust zijn, Christus
toe te behoren, om daarnaar hun leven te
richten, en dienovereenkomstig hun plaats
in de maatschappij in te nemen. Dan
wordt het: zorgen voor elkaar, in zwak
heden en noden, de helpende hand elkaar
reiken, en door alles heen beleven de ge
meenschap der heiligen.
Wanneer wij zó als Kerk de dienst wil
len waarnemen, dan zijn wij gelijk aan
de knechten, die op hun heer wachten.
Daaruit ontwikkelt zich zóveel arbeid, dat
aan allerlei uitspraken niet zal gedacht
worden. Maar, daaruit komt ook zóveel
vreugde voort, dat dan het uitgaan om
te werken in de wijngaard des Heren, het
hart vrolijk maakt. Nergens wordt de
Kerk meer door gebouwd dan door zulke
trouwe dienst. C. St.
Rispa.
Wat 'n vrouw!
Welk 'n moeder
Wat 'n trouw!
Ze was slechts 'n bij-vrouw van Saul.
Maar zij, zij alléén, waakt bij de lijken
der zeven gehangenen uit Sauls geslacht.
Twee, vlees van haar vlees en bloed
van haar bloed. Eigen zoons. Maar ook
de andere vijf, jongens van Sauls oudste
dochter, beschermt zij, heel die trieste rij.
's Daags tegen aanvliegende gieren,
's nachts tegen sluipende jakhalzen en
hyena's.
Waar zijn de andere vrouwen uit Sauls
geslacht
Waar blijft Merab, de trotse Michal?
Het was reeds 'n moedige daad te be
kennen dat zij bij deze gevloekten wilde
horen in hun dood.
Niet slechts de bek der hongerige die
ren bedreigt haar. Neen, ook de wraak
der bloeddorstige Gibeonieten. En, moet
zij niet ook de opvolger van haar verdre
ven huis, David, vrezen?
Maar zij staat en waakt. Geen zengen
de zon, geen opengesperde muil, zelfs niet
de toenemende lijklucht kan haar doen
wijken.
Groots is zij met haar stok en haar ver
wilderde haar, zich werend, hoe vermoeid
ook, dag en nacht, week na week
En deze liefde, sterker dan de dood,
wordt beloond.
Geen Gibeoniet verdrijft haar.
Geen beest krijgt zijn kans.
En in het eind, als David het hoort,
loont hij haar door het gebeente van al
len, ook nu van Saul en van Jonathan,
eervol te doen begraven in het familiegraf
van vader Kis.
Hier toont zich ook David groot.
Hierin is hij de schaduw van Hem, die
wél kastijdt, maar nooit naar onze zonden.
Vernietiging van de aardbodem, vol
komen verdelging, dat bedoelden de Gi
beonieten in hun wraak. Dat zou, naar
de voorstelling van hén èn van Israël èn
van de dochter van Ajja zijn bereikt, als
er geen been meer was overgebleven.
De beenderen, dat was voor de Israë
liet het laatste restant, de mens zelf.
In zijn toorn gedenkt God, gedenkt
daarom de schaduw van de komende
Christus, zich des ontfermens.
Rizpa, de vrouw, de moeder, de zelf-
verloochende trouw.
Tot in de hel zal de Heilige rechtvaar
dig blijven.
Hoe zou Hij het niet ook reeds tonen
op aarde, Hij die het krassen der jonge
raven en meer nog het rouwen ener moe
der hoor.t en ziet?
D. j. C.
De Wet GodsVergissen wij ons
niet en laten wij de zaak niet te simpel
voorstellen. Dat gevaar dreigt, omdat ve
len bij die woorden alleen aan de tien ge
boden zullen denken. Daar heeft de ker
kelijke praktijk wel enige schuld aan. Im
mers de wet der tien geboden wordt iede
re zondag in de eredienst gelezen. Toch
is zij slechts één van de vele Wetten Gods
die in de bijbel staan. Bovendien, al zou
den wij alle Wetten van God die we in
de Heilige Schrift kunnen vinden in re
kening brengen, dan zou ons onderwerp
nog verre van uitgeput zijn. Want niet
alleen in Zijn Woord, maar ook in Zijn
Werk openbaart God zich als Wetgever!
Daar kunnen de natuurvorsers van
meepraten, hetzij dat hun kennis van
praktische-, hetzij van meer-teoretische