De Lofverheffing
„Kleine Vossen"
Christelijke
Kindervrienden gevraagd!
se dingen zó duidelijk toe te lichten, dat
ook minontvvikkelden hem ter dege kon
den volgen. Dat Kuyper het van Bavinck
in klaarheid won, was niet het minst door
de groter aanschouwelijkheid en beweeg
lijkheid van zijn rede en zijn stellig nog
groter verstand. Want hoe beter wij zelf
de ingewikkelde dingen dóór hebben, hoe
gemakkelijker wij er mee werken, hoe
duidelijker en eenvoudiger wij ook an
deren moeilijke zaken kunnen voorstellen.
Omdat wij er dan zelf helemaal „achter"
zijn, brengen wij ons gehoor er „in", zo
dat het simpel lijkt. Ik heb het nog pas
weer opgemerkt in 'n boek van één der
grootste chirurgen van DuitslandSauer-
bruch, die evenals onze Winkler haast
spelenderwijs zelfs 'n leek iets wist dui
delijk te maken.
Wie het „uit zijn mouw schudt", gelijk
de volksmond zegt, moet er eerst 'n be
hoorlijk portie en vooral met overleg ge-
stauwd „in" hebben gedaan.
Wat dan te denken van sprekers, die
er hun eer in stellen, die verdedigen dat
hun hoorders dan maar „op hun tenen
moeten gaan staan" om ze te kunnen vol
gen. Zouden zulke geleerde heren weten,
wat het vergt om 'n uur achtereen op je
tenen te staan Zelfs de meest volle beurt
bij zulk vuurwerk van geleerdheid toont
niet de mogelijkheid van zulk tenen-werk,
doch alleen sommiger ongelooflijk groot
aangaapvermogen. De eerlijksten verkla
ren rondweg: ik heb er niets aan gehad.
Daarvoor komt toch ook de gemeente van
Jezus Christus niet saam, die in al haar
Hooggestemd eindigt het Onze Vader
in de aanbidding van God met de woor
den: „Want Uwe is het koninkrijk, de
kracht en de heerlijkheid in der eeuwig
heid. Amen!"
Gewoonlijk noemen wij dit machtige
slot de doxologie of lofverheffing.
Daarin wordt de hoogheid en majesteit
van God bezongen en geprezen.
Het bidden bereikt in deze slotaccoor-
den een indrukwekkende climaxeen
eindpunt, dat tegelijk een hoogtepunt is.
Veelal wordt dit in het vrije gebed ver
geten, dat ons bidden in de eerste plaats
danken en aanbidden moet zijn.
Ons gebed is vaak ego-centrisch, om
niet te zeggen egoïstisch.
Het draait alles om onszelf, om ons
.eigen begeren en verlangen.
In het Onze Vader gaat het alles om
God; slechts in zóver om onszelf als wij
bij de dienst van God ingeschakeld wor
den.
Omdat God onze Vader is en wij zijn
kinderen zijn, worden wij bij Zijn Naam,
Zijn rijk, Zijn wil geïnteresseerd.
God wil onze aandacht, belangstelling
èn onze activiteit daarop richten. Hij wil
dat ons leven-en-werken daarin geïnves
teerd zal worden.
Dat wij daarin zullen „opgaan".
Doen wij dat, dan zal God alle zorg
voor ons op zich nemen.
Als een goed Vader zorgt Hij voor
Zijn kinderen.
Hij geeft ze brood.
Hij schenkt ze vergeving.
Hij verlost ze uit satans heerschappij.
Zo maakt God de weg voor ons vrij
naar een nieuw leven. -Een leven in de
dienst en aanbidding van God.
Zodat wij weer kunnen en mogen be
antwoorden aan het doel waarvoor wij
zijn geschapen. Denk eens aan Zondag 3
van de Catechismus: .opdat hij God
zijn Schepper recht kennen, Hem van
harte liefhebben en met Hem in de eeuwi
ge zaligheid leven zoude om HEM te
loven en te prijzen".
God schiep ons niet om o;wzelfswil,
maar om ZIJNS-zelfswil.
Dit kan van héél de schepping gezegde
worden.
Maar in het bijzonder van de mens.
Dat moeten Gods kinderen biddend le
ren verstaan en opnieuw beleven.
Daarom wèg met dat egocentrische
gebed, waarin het „ik-ik en nog eens ik"
het haantje is, dat victorie kraaien wil.
Ons bidden zal als het goed is steeds
meer theo-ctnirisoh worden. Dat wil zeg
gen: GOD, HIJ alléén, zal in het mid
delpunt van ons leven staan.
In zulk een gebed loopt alles uit op de
aanbidding en verheerlijking van God;
terwijl in een egocentrisch gebed de doxo
logie een vreemd element blijft, dat er
eigenlijk niet in past. Alleen als ons leven
werkelijk een dienst aan God wordt en
ons bidden dat leven bedoelt te dragen en
te steunen, is de lofverheffing een „na
tuurlijk" slot, dat aansluit op en past bij
hetgeen waarom gebeden werd.
Het „Uit Hem en door Hem en tot
Hem zijn alle dingen" wordt immers ook
vervolgd met het „Hem zij de heerlijkheid
tot in eeuwigheid, Amen!"
geledingen door de klare kracht der pre
diking niet op de tenen, maar op de knie-
en moet worden gebracht. Zo deed het ook
Paulus, van wie Petrus erkent, dat hij
niet stééds, doch „soms" zwaar is om te
verstaan.
Laat ons, om billijk te zijn en Paulus'
methode te kennen, die toetsen aan het
„zware"het z.g. leerstellig geschrift bij
uitnemendheid, de brief aan de Romei
nen. En kiezen we daaruit 'n volgend
maal het allerzwaarstede „leer" der ver
kiezing en verwerping. D. J. C.
Als er één m.i. kwaad heeft gedaan
in dit opzicht, dan lijkt het' mij de te veel
verheerlijkte Barth, maar niet minder 'n
enkele van de hem onverdroten na jakke
rende foxterriers.
Hoe graag ik ook Miskotte lees, wie
kan zó oneenvoudig spreken over de een
voud Gods" als deze geleerde het bestond
bij de aanvaarding van zijn hoogleraars
ambt? Zou er iemand geweest zijn, die
het aanhorend, ook verstond En ik denk
ook aan zeker geleerde, die op 'n studen
tenconferentie sprak over „de kerk";
waarna '11 zeer pienter studente mij ver
klapte ik heb er geen jota van begrepen.
E11 dat, over de kerk van Jezus Christus
waarvan zij toch ook 'n levend lid was
Al geldt voor 'n college 'n andere maat
staf dan voor 'n preek, het zal toch wel
de bedoeling zijn, dat men door zijn stu
denten begrepen wordt?
Staak anders heel die ijdele vertoning.
De hele bijbel door wordt de heerlijk
heid Gods bezongen. Het boek Openba
ring, waarin wij een blik in de hemel mo
gen slaan, laat ons horen hoe heel de
schepping het „Heilig, heilig, heilig is de
Here God, de Almachtige, Die was en
Die is en Die komen zal" zingt en daarin
zalig is.
Een begin van die eeuwige vreugde
vreugde vinden wij in de aanbidding
waarmee wij ons gebed mogen besluiten.
„Want Uwe is het koninkrijk, de kracht
en de heerlijkheid in der eeuwigheid
Op dat „Uwe" valt alle nadruk. Ten
slotte ligt alle macht in Gods handen.
Onze Vader in Christus de drieënige
God is de absolute Heerser over al het
geschapene. Hij is de Almachtige, aan
Wie wij ons volkomen kunnen toevertrou
wen. Van Hém zijn alle dingen
Dat komt ook in de lidwoorden tot uit
drukking. Hèt koninkrijk, dè kracht, dè
heerlijkheid.
Niet maar „een" koninkrijk, „een"
kracht of een „zekere" heerlijkheid. Neen,
het wordt alles absoluut gesteld.
HET koninkrijk, dat superieur is aan
alle andere koninkrijken, die geweest zijn
of nu zijn of nog zullen komen. Het ko
ninkrijk Gods sluit die alle in zich en
heerst over die alle. Het koninkrijk Gods
geeft aan die alle hun bepaalde zin, hun
bepaalde tijd, hun bepaalde macht en be
tekenis. Het koninkrijk van God laat die
alle opkomen, blinken en in het niet zin
ken, om zélf triumferend over te blijven,
als een eeuwige heerschappij van de Al
machtige.
Zo staat het ook met Gods kracht. Niet:
„een" kracht; neen: DE kracht. Dat wil
zeggen: alle kracht, van welke aard ook.
De kracht zonder-meer. Gods kracht om
vat alle kracht. Zijn dynamiek bepaalt ejn
beheerst alle dynamiek in de wereld. Al
les wat effect sorteert, kan dat alleen doejn
bij de gratie van de al-omvattende, allés
stuwende goddelijke „dunamis", dat
„kracht" betekent. Als die God, die over
DE kracht beschikt, onze Vader is en wij
mogen ons als Zijn kinderen aan Hém
toevertrouwen, dan is er toch wel niets
te vrezen!
Zo heeft God ook de eeuwige heerlijk
heid. Die eeuwige heerlijkheid is van
Hèm„UWEEn het is weer DE heer
lijkheid, niet maar een bepaalde of be
grensde, van zekere factoren of omstan
digheden afhankelijke heerlijkheid.
Neende absolute, alle majesteit, glans
en glorie omvattende heerlijkheid. Hij is
de God, bij Wiens gratie de koningen met
heerlijkheid bekleed zijn.
Denk eens aan Salomo in „al zijn heer
lijkheid".
Maar dat die heerlijkheid van Salomo
geen absolute is, toont Jezus meesterlijk
aan, door er een lelie naast te plaatsen en
te zeggen: zó prachtig was Salomo toch
nooit aangekleed, zoals God' de leliën van
het veld weet aan te kleden. Alle heer
lijkheid die schepselen dragen, of het nu
koningen zijn of bloemen, is betrekkelijke,
beperkte, afhankelijke heerlijkheid.
Vandaag bloeit de mens in zijn gratie
en morgen is die gratie in verval. Het 'is
bloeien en verwelken, alle schoonheid en
glans van mensen. Denk aan de 103de
psalm. Daar leren we wel een toontje la
ger zingen wat onszelf betreftdan knakt
haar steel, haar schoonheid gaat verlo
ren
Maar Gods heerlijkheid is onaantast
baar, onvergelijkelijk, onvergankelijk.
Hij heeft DE heerlijkheidin der
eeuwigheid.
Zouden wij in onze vergankelijkheid en
afhankelijkheid ons niet graag aan Hem
toevertrouwen? Aan een God en Vader
van zo grote, eeuwigdurende heerlijkheid
Wie zou, als kind van God, óók in dit
opzicht, niet graag Gods erfgenaam zijn?
En ligt er misschien niet een schone be
lofte voor ons, als er staat, dat wij der
„goddelijke natuur" deelachtig worden?
Dat betekent ongetwijfeld óók een erfe
nis aan heerlijkheid!
Zo zien we dat deze lof verheffing te
gelijk een votum van vertrouwen voor
Gods kinderen mag zijn. Hoe groter zij
denken en spreken van hun hemelse Va
der, des te sterker mag hun besef van
geborgenheid en veiligheid zijn.
Als deze God onze Vader is hebben
wij niets te vrezen, temeer niet omdat de
Schrift zegt, dat niets en niemand ons
van Zijn liefde scheiden kan.
Het schijnt trouwens Jezus' bedoeling
te zijn, om ons bij het bidden van de lof
verheffing op deze wijze te sterken en te
vertroosten.
Immers er wordt met het voorgaande
verband gelegd door het woordje „want".
Hier is als het ware een pleitgrond voor
ons gebed gegeven in de macht en majes
teit van onze God.
Niemand zie dan ook in de lofverhef
fing een zinloze fraze, een exclamatie, een
opeenstapeling van woorden zonder bete
kenis, een overbodig ornament. Zulk soort
„aanbidding", een lofverheffing als ver
siering of redenaarskunst is af te bidden.
Sommige dominees en ouderlingen en
huisvaders cm/sieren hun gebed met de
„versieringen", die ze menen te moeten
aanbrengen. Daaronder lijden de eenvoud
en waarachtigheid.
Dan doet ons gebed denken aan een
afzichtelijk orgel front met veel overtolli
ge engeltjes en bazuintjes, die het geheel
ondragelijk maken.
De Heiland houdt van eenvoud en
waarheid. De „veelheid" van woorden
moeten we, zegt Hij, aan de heidenen
overlaten.
Zo kan men soms publieke gebeden ho
ren die zó opgesmukt zijn, als wilde men
God met vleiende woorden gunstig stem
men. Hoeveel bijvoeglijke naamwoorden
gebruikt men niet als men God aan
spreekt, terwijl de Heiland heel eenvou
dig „Vader" zegt en ons hetzelfde leert.
Neen, deze lofverheffing is geen vals
ornament, maar een aanwijzing van een
stand van zaken, waardoor wij al biddend
belijden, dat wij niet op drijfzand bou
wen. Uwe IS het koninkrijk, de kracht,
de heerlijkheid.
Het is een realiteit, waarop wij bid-
Toen ik dan een weekje moest ankeren
0111 een lichte reparatie aan m'n broze
hulk te laten verrichten, dacht ik onwille
keurig aan de ankergrond, waarop men
zich gerust verlaten kan.
Zoals ik al vertelde, werd ik daar van
de morgen tot de avond omgeven door de
zorgen van een groep witte duiven, in
wier midden een pikzwarte raaf was neer
gestreken. Ik gevoelde me als tussen twee
klippen, waarop ons levensscheepje lich
telijk stranden kan.
De éne klip zag ik in het onpersoon
lijke van de volstrekte overgave aan
Moeder-Kerk, die haar kinderen omhelst
van de wieg tot aan, ja tot over het graf
de andere klip van het al te persoon
lijke, dat geheel vertrouwt op eigen ziels
ervaringen, waarbij de Kerk en haar ge
nademiddelen nauwelijks in aanmerking
komt.
Beide klippen oefenden evenwel aan
trekkingskracht op mij uit. Ik geloof, dat
wij in ons kerkelijk-geestelijk leven zowel
het een als het ander te veel missen. De
Kerk heeft voor velen het teer-moeder-
lijke verlorenwie spreekt er in onze krin
gen nog met veel liefde over de Kerk?
Wat zie je toch weinig van de warme
waardering van de hoge betekenis van de
Kerk des Heren
Terwijl bij Rome heel het leven om
armd wordt door de moederlijke zorgen
der Kerkalle dagen de deuren der Kerk
open staan en de biechtstoel gereed staat
om de noden der zielen op te vangen, en
overal de tekenen van de tegenwoordig
heid van de Moeder der gelovigen zich
vertonen, merk je bij ons doorgaans al
leen iets van het bestaan der Kerk Zon
dag voormiddag en één enkel uur per jaar
in 't huisbezoek en éénmaal in je leven
bij dë huwelijksbevestiging, als deze ten
minste wordt gezocht.
Al ken ik heel wel 't onderscheid tus
sen de Kerk als instituut en als organisme
en heeft de Kerk met haar prediking tot
doel, dat heel het leven komt onder be-
dend mogen terugvallen, een rotsvaste
werkelijkheid, waarop wij. ons mogen „la
ten zinken".
Er is geen hogere en geen betere In
stantie dan Godzei f. Tot Wien anders
zouden wij ons wenden? We wenden ons
tot Hem, omdat wij bij Hem zijn moeten
omdat Hij HET adres is. HIJ en nie
mand anders heeft het koninkrijk, de
kracht, de heerlijkheid in der eeuwigheid.
Hij heeft „de wil en het vermogen" om
ons alles goeds te geven.
Het goede, dat wij begeren, is: 100
kind van deze hemelse Vader te zijn.
Kind en dus erfgenaam. Om Jezus' wil.
Ervende Zijn rijk, Zijn macht en Zijn
heerlijkheid.
Daar kunnen wij „Amen" op zeggen.
Een „Amen", dat niet alleen op de lof-
verheffing, maar op héél ons bidden slaat.
Een Amen, waarin wij 011s vastleggen
op Gods Woord en beloften.
De grondbetekenis van „Amen" is:
„vastheid".
M.a.w. wij spreken met dit woord niet
óns „het zij zo", maar in de grond der
zaak Góds „het is zo" uit.
Ons bidden is niet ijdel in de Here.
Het is geen aanéénrijging van ónze
wensen, geen declamatie van ons verlan
gen, maar een declaratie en verificatie van
Góds werk cl ijkh eid.
Daarom„AmenOns bidden is geen
waan, geen illusie. Het zal, voorzover het
daarop steunt, evenmin als Gods Woord
„ledig" wederkeren; maar het zal doen
hetgeen „ons" behaagtvoorzover wij met
ons behagen Gód behagen. Wij zullen,
werkende onder leiding van dit bidden,
op constructieve wijze Gods medewerkers
zijn.
Zijn Naam zal door ons worden gehei
ligd. Zijn rijk zal door ons komen. Zijn
wil zal wet voor ons leven zijn.
En ook in de aanbidding van God zul
len wij voor de engelen niet onderdoen.
Dit was dan „het voornaamste stuk dei-
dankbaarheid, dat God van ons vordert"
en ons artikel het laatste van onze reeks
over Het ONZE VADER.
Moge het overdenken van het volmaak
te gebed ons steeds weer aan de voeten
van Jezus samenbrengen.
De door God gevorderde dankbaarheid
is zonder levend contact met Jezus Chris
tus niet op te brengen.
Eén van de meest dringende geeste
lijke noden zal wel altijd blijvende ge-
bedsnooü.
Moge deze artikelenreeks er toe heb
ben bijgedragen ons die gebedsnood be
wust te maken.
Opdat wij tot Jezus gaan met de meer
dan ooit brandende vraag op de lippen
„Léér ons bidden". A. V.
slag van Gods Woord, toch geloof ik, dat
wij van Rome wel iets kunnen leren aan
gaande de waardering der Kerk als in
stituut.
De vrees voor de over-waardering dei-
Kerk, als de ankergrond voor het geloofs
leven, heeft in onze omgeving althans
veelal geleid tot een onder-waardering
van Bediening des Woords en der Sacra
menten en is men vervallen tot een zoe
ken van een ankerplaats in eigen geloofs
ervaring. Vandaar het zo gemakkelijk los
laten van eigen kerkverband om in een
groepje van gelijkgezinden streling te
zoeken voor persoonlijke denkbeelden en
geloofsvoorstellingen, die soms weinig
meer gelijken op wat Gods Woord ons
leert.
Toch gevoelde ik me ook aangetrokken
door die éne raaf temidden van de kerk-
duifjes, wat betreft zijn sterk persoonlijk
leven bij de Heilige Schriften en de rots
vaste zekerheid, waarmee hij getuigde van
de hoop, die in hem was. Alleen miste ik
bijna geheel de waardering van Kerk en
genademiddelen en zag ik hem als een
eenzame mus op 't dak. Slechts wie hem
volgde op de weg van zijn doorleefde lei
dingen en zielservaringen vond genade in
zijn ogen. De kinderlijke eenvoudigheid
des geloofs en een gelovig aanvaarden van
Gods beloften gingen geheel schuil achter
een zeer diepzinnige en onnavolgbare be
schouwing, die weinig meer geleek op
Heb. 11. Twee vossen heb ik daar levens
groot en springlevend betrapt: de boven-
en onderwaardering van de Kerk des He
ren als instituut.
Uit het oude-Vossenland.
En dat wel door de 49-jarige vereni
ging „Vacantie Buiten", ten behoeve van
gezond-zwakke leerlingen van Chr. Volks
scholen te Amsterdam.
Onze keurende arts acht uitzending
naar een gezonde streek gedurende min
stens vier weken zéér gewenst.
We zenden niet alleen uit in de zomer-