jfCind en "Verbond GEEST en VRIJHEID yïxelaria Eu-de jaakciAn'g Xo. 4s Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland v k ij d ag 2s mei i956 MEDITATIE ZEEUWSE KERKBODE Berichten en opgaven Predikbeur- Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Abonnementsprijs3,per half- ten tot Dinsdagsmorgens te zenden Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. jaar (bij vooruitbetaling). aan de drukkers Littooij Olthoff, Afzonderlijke nummers 12 cent. Spanjaardstraat 47, Middelburg. DrukkersLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Advertentiën 10 cent per mm. „De Here nu is de Geest; en waar de Geest des Heren is, is vrijheid. II Cor. 8:17. Er zijn christenen in soorten. Sommigen weten niet anders te spreken dan over de rechtvaardiging door het geloof. Men zou ze Goede Vrijdag-christenen kunnen noemen. „Jezus Uw verzoenend sterven" is bij hen het een en het al. Anderen hebben het liever over de heiligmaking, over het leven uit de Geest, over de goede werken die een mens gehouden is te doen. Men zou ze Pinkster-christenen kunnen noemen. Zij spreken minder over de Here dan over de Geest. Daar zijn zij maar vol van Ploe verrassend is het nu te horen, dat Paulus hier geen scheiding aanbrengt en het niet opneemt voor de Goede Vrijdag-christenen, noch de Pinkster-christenen de hand boven het hoofd houdt, maar dat hij het ene type christenen met het andere verbindt en zegt: De Here nu is de Geest! Nu mogen wij nóóit meer eenzijdig zijn en zeggen: Ik houd het met de Heer, ik ben voor de rechtvaardigmaking in het middelpunt, of ook: Geef mij de Geest maar. Dat is je ware! Het bruisende leven uit de Geest, daar moet 't van komen Daar zou dan de vrijheid in liggen, daar zou dan de ruimte in ge schapen zijn om in de kerk van alles te mogen leren! Zo vatten de vrijzinnigen dit woord op. Het staat als grafschrift onder het borstbeeld van Dr Niemeyer in de Martinikerk te Bolsward. Maar vrijzinnigheid is wel iets anders dan vrijheid! Paulus geeft hier niet maar de ruimte aan elk die de Geest voor zich opeist, tot het vrijlaten van allerlei meningen in de kerk. Denk er aan zegt hy: De Here is de Geest. En de vrijheid die de Geest u schenkt is geen andere dan de vrijheid die de Heer u verwierf De Heer kocht ons met Zijn bloed, Hij stond op, Hij voerde ons mee naar de hemel. Zijn kinderen zijn wij, vrijgekocht van de zonde! En omdat dat zo is, omdat gij zonen zijt, bevrijd uit de slavernij, daarom heeft God ook de Geest Zijns Zoons gezonden in onze harten, die roept: Abba Vader! De vrijheid van de Zoon is de vrijheid van de Geest, wantde Here nu is de Geest Als u 't Pinksterfeest gevierd hebt, ga dan niet eenzijdig Pinkster christen worden, leef uit de Geest, bid om de Geest, maar weet dat dat betekent: -Heer, Die mij gekocht hebt en in vrijheid hebt gesteld, houd mij vast en bewaar mij bij deze vrijheid. Pleer, open de zonde-gevangenis en leid mij elke dag tot Uw vrijheid „Voer mij uit mijn gevangenis. „Tot roem Uws Naam, die heerlijk is." De Pleer schenkt vrijheid, rechtvaardigmaking. De Geest leide u elke dag in die vrijheid. De Heer, Die de Geest is Middelburg. De B. I. De plaats van het kind in het verbond Gods schijnt een onderwerp te zijn, waar over al te gemakkelijk moeilijkheden ont staan. Dit laatste is jammer. We kunnen het beter hebben over het voorrecht, dat God in Zijn verbond ook aan de kinderen dacht, en uitdrukkelijk Zijn Woord met betrekking tot de kinde ren sprak. We hebben altijd geleefd bij de drie formulieren van enigheid. In de Catechismus, als het gaat over de kinder doop, wordt het door de Kerk van de kin deren beleden„dat zij al zowel als de „volwassenen in het verbond Gods en in „Zijn gemeente begrepen zijn, en dat hun „door Christus' bloed de verlossing van „de zonden en de Heilige Geest, die het „geloof werkt, niet minder dan aan de „volwassenen toegezegd wordt" (Vr. en antw. 74). Men kan alleen maar met dankbaarheid opmerken de vrijmoedigheid van het ge loof, waarmee de Kerk deze belijdenis heeft gesproken. Geheel in overeenstem ming met de plaats, die het kind in het verbond inneemt, wanneer U hierover de Schriften raadpleegt. Het blijft van be tekenis, om dit met elkaar te doen. Vooraf nog één opmerking. Iemand kan zeggenis dat niet erg een zijdig, zó van de .Schriften uit te gaan, zonder rekening te houden met de prak tijk van het leven I11 de practijk blijken er te verdwalen, die bij het verbond wer den geteld, aan wie de belofte niet is ver vuld. Als het zó staat, is het dan niet wat erg „belast", om alleen maar uit te gaan van wat de Schriften leren Als U de regels nog eens overleest, dan zal niemand ze meer voor zijn rekening nemen. Hoe zou het ooit verkeerd kun nen zijn, uit te gaan van de Schriftuur lijke verkondiging aangaande het ver bond en het kind? Men kan wijzen op afval in de gelederen van Israël, dus on der het oude verbond. Heeft God echter de belofte van Zijn verbond in verband met de practijk ook maar iets gewijzigd? God, Wiens heilige ogen scherper en be ter zien dan de onze, Die ook wéét het innerlijk van een mens, is gebleven bij Zijn beloften. Wat Psalm 89 leert inzake het verbond met David en zijn huis, is in dit verband ook belangrijk om te lezen. Natuurlijk zit hier ook een andere kant aan, wat betreft de verantwoordelijkheid van hen, die leven onder het verbond. Van de ouders niet minder, en van de Kerk eveneens. Maar, U moet oppassen voor één ding: dat mogelijke schuld- of na latigheid aan de kant van de mens in het verbond, zó wordt verwerkt, alsof daar door de zaak van Gods kant anders kwam te staan. Deze dingen zullen verder nog wel ter sprake komen. Eerst gaan we nu vragenhoe telt God het kind in het ver bond? Denkt U nu aan de wetgeving op Si- naï. Alles moest daar tegenwoordig zijn. Ook de heel kleine kinderen, zo goed als de ouderen. Als God daar duidelijk gaat spreken als de God van Israël, en wijst op de verlossing, die zij van Hem hebben verkregen, dan moet héél de jeugd daar bij zijn, ook zij, die er nog niets van kun nen horen. Dit is van Gods kant de dui delijke aanwijzing, dat alles, wat Plij te spreken heeft, de gemeente geldt, en in die gemeente het kind zo goed als de vol wassene. Nu kunt U wéér vragenmaar hebben ze dan allemaal die weldaad van Gods genade tot hun vrede ondervonden Och, noem maar even de geschiedenis met de stier-verering, die daarop is gevolgd. Als U het mij vraagt, dan zullen hier hoogst waarschijnlijk meer ouderen dan jongeren bij betrokken zijn geweest. In ieder geval is de drijfveer van de ouderen uitgegaan, zij hebben Aaron overgehaald, hun kost baarheden gegeven, hun feest in elkaar gezet, ende straf Gods daarop on dervonden. En toch, nadat Gods straffen de hand velen had geraakt, is Hij weer met het volk als volk verder gegaan. Niet op een smallere basis dan voorheen, maar met dezelfde ruimte van goedertierenheid, en onder dezelfde ernst en verantwoor delijkheid. Waar een ouder geslacht zelfs zó werd getroffen door de hand Gods, dat allen in de woestijn zouden sterven, daar heeft God zich, naar Zijn eens gegeven belof ten, ontfermd over de jongere generatie, en met dat jonger geslacht is God het beloofde land binnen getrokken. Is dit van Gods zijde ooit anders ge worden? U kunt al dadelijk de periode van de rich teren laten volgen op de tijd van de woestijnreis en de intocht in Ka- naan. Hoe vreselijk laat Israël het „zit ten". Tot welke schandelijke afgodische practijken durven zij te komen. Héél die periode is een opvolging van donkere bladzijden in Israëls geschiedenis. Israël, dat als volk „zoon Gods" moest zijn en leven bij Zijn geboden, blijkt in geen en kel opzicht in staat, om naar de wet zich te gedragen. Maar, zie nu diezelfde periode 111 het verrassend licht van Gods ontferming, die als het liefelijk licht van de zon tel kens door de donkerheden heenbreekt! Wanneer het roepen tot God weer door Israël werd nagekomen, dan ondervonden zij, hoe de Here met hen verder ging. Plij gedacht aan Zijn verbond, en werkte in de geslachten verder. Schrikkelijk was Zijn toorn, waarin Hij met name bezocht de ontrouw van de ouderen, die verzuim den de jeugd te vormen naar de eis des Heren. En niet minder tuchtigde God'de Kerk, die in ambtelijke zin het verbond verwaarloosde. In al die omstandigheden werd de schuld aan de kant van het volk in het licht gesteld. Maar, dit had niet tot gevolg, dat de verhouding van God tot het volk zich wijzigde. De Here bleef bij Zijn Woord, en naar het Woord gedacht Plij Israël in de ge slachten. De jeugd, de kinderen, leden vaak onder de gevolgen van de zonden der ouderen en van het verzuim der Kerk, maar nimmer bracht dit enige wijziging in de belofte, als zou het minder vast ge worden zijn, wat aan de Kerk en het zaad des verbonds was toegezegd. Hoe dit in later dagen, de Koningstijd, was, zien wij een volgende keer. C. St. Natuurlijk als 'n veldbloem. Doch, wat alles afdoet: Jezus' onder richt aan zijn twaalven was toch zé ker geen „evangelisatie" of melkspijs „slechts". Evenwel spreekt hij ook tot hen steeds in beelden en vergelijkingen. En of 't nu gaat over het tarwegraan of de goede herder, over het brood des levens of de ware wijnstok, altijd bouzvt hij 'n korter of langer rede op, klaar en simpel als de bloemen des velds en even natuurlijk gevormdgestyleerd, tot zijn laatste bewogen afscheidsredenen, zelfs zijn hogepriesterlijk gebed Theologen mogen tot vandaag twisten óf er, en wat dan het bepaalde „thema" van de bergrede zou zijn, maar wie deze langste rede van Jezus al was het slechts éénmaal in één ruk las, heeft voor goed de hoofdzaak in zijn geheugen en komt er toch in 'n heel leven niet over uitge studeerd precies alsover '11 stuk- natuur. Jezus bouwt en.... bouwt toch weer niet. het wassen. Er is orde. De allerhoogste. Nooit de gekunstelde van óns. 'n Lévende orde. Nooit is het „eender" en vermoeit evenwel niet.1) Van hoeveel beelden is de bergteer, waarmee hij als rabbi zijn leerlingen in wijdde, van hóéveel wendingen is deze rede vol! Heel het leven van mens en natuur, met zijn zout en licht, zijn vogels en zijn gevangenis, zijn splinter, zijn mot en roest, zijn enge poort en grissende wol ven, alles brengt hij ongezocht te pas. Maar ook déze „leer" besluit de tim mermanszoon met 'n diep in alle harten grijpende vergelijking: van het tweeërlei huis gebouwd op tweeërlei grond met tweeërlei uitslag, als hel en hemel con trasterend. Zou het niet goed zijn dergelijke „stuk ken" te bestuderen, ook, ja juist eens naai de vorm, voordat wij ons aan „de scha ren" wagen gaan Opdat ook thans weer, ook wie nog niet alles vat, zich moge ont zetten over onze, over Jezus' leer? Tot in zijn weemoedige afscheidsrede nen, Jezus' laatste onderricht aan zijn discipelen, leerde hij hen over rank en wijnstok, over de verstrooide kudde zon der herder, over de vrouw die baart; al tijd, altijd dicht hij in parabels. Want wel kómt het uur, waarin hij niet meer „in beelden", „maar vrijuit over de Vader tot hen spreken zal". (Joh. 16:25), omdat dan deze gelijkenissen gedeelte lijk zullen zijn vervuld door het Pinkster feest. Doch, ook na deze hoogtijdag blijft voor de gemeente als geheel genomen, voor al die kinderen, jongens en meisjes, al die geestelijk nog ongerijpten, precies dezelfde methode nodig als voor die des tijds reeds volwassen twaalven zelfs nog na drie jaar van intiem, persoonlijk on derwijs door Jezus zelfdat de waarheid aanschouwelijk en zo eenvoudig mogelijk worde voorgesteld, zelfs wanneer de ver klarende en tegelijk verbergende gelijke nis wijkt. „Abstract", zoals sommiger „geleer de" preken, is de bijbel nooit. E11 blijven niet van de allergrootste waarde de gelijkenissen omtrent de nog onvoltooide eindtijd en Jezus' weder komst? Omtrent de straks uit de hemel- dalende paradijsstad, waarvan zelfs Hij, ook tot ons dan eerst spreken kan zonder enig zinnebeeld, wanneer wat geen oog heeft aanschouwd, geen oor opgevangen en in het hart zelfs van 'n Paulus niet is opgeklommen, realiteit is geworden? Maar Paulus dan? Juist! Paidus! Wat werd en wórdt op diens naam ge zondigd en onverteerbare rauwkost opge dist. Veel te afgetrokken prediking, 'n en kele maal misschien niets dan quasi-diep- zinnige aanstellerij, waarbij èn de Schrift èfl het hart van menig eenvoudig èn ont wikkeld hoorder al dichter trekt be halve dan van enkele bevoorrechten, die aan hun snobisme verplicht zijn te be- wéren dat zij het begrépen hebben maar die ge vooral niet op dit punt moet gaan examineren! Hier past opnieuw de herinnering aan wat de oude Bavinck eens overkwam, die het aan zijn gastheer merk te, dat deze wat anders van '11 hoogleraar op de preekstoel had verwachtmaar toen kon antwoorden: vond u het te „eenvou dig"? Dan is mijn gebed verhoord. Ik had God juist gebeden om eenvoudig te mogen zijn. En toch ontbrak het Bavinck nu niet bepaald aan kennis of geleerdheid, zo min als de genialere Kuyper, die in nog groter mate de gave bezat diepzinnige of school-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1956 | | pagina 1