De laatste Synode-week WEEST STANDVASTIG Doodvijanden Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland MEDITATIE ZEEUWSE KERKBODE ELFDE JAARGANG No. 45 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. PloofdredacteurDr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 4 MEI 1956 Abonnementsprijs: ƒ3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. Toch nog iets voorspoediger dan ver wacht werd, ging de Synode uiteen. Dat wil zeggener volgen nog enkele da gen. De laatste stukken zijn nog in be werking, en die moeten nu vóór Pinkste ren klaar komen. Dan zal in de week na Pinksteren de finale volgen. Zo'n laatste Synodeweek heeft aparte bekoring. Haast zou men denken aan een laatste school-week vóór de vacantie. De kinderen zijn dan een beetje anders. Ook een beetje uitgelaten. Het blijft dan niet altijd bij binnen-pret, maar het slaat naar buiten. Ook Synodeleden hebben daar iets van. Nee, schudt niet Uw hoofd, alsof de hoogeerwaarden" U hierbij tegenvallen. Weest liever blij, dat zij in zulke ogen blikken echte mensen, gewone mensen zijn. Die net zo goed als de kinderen een beetje pret hebben, omdat zij overgaan naar een andere orde van zaken. Er is héél wat gevergd van hun „zit- vermogen". De stoelen waren wel goed, daar niet van. Maar je houdt het toch beter uit in een leuningstoel met zachte rug, dan op een gewoon houten „geval letje". Er zou nog eens iemand moeten zijn, die aan de Kerken een ameublement cadeau gaf, voor Synodevergaderingen. En dan in de trant van het meubilair, zo als afgevaardigden van de „naties" dit plegen te gebruiken. Misschien „zaten" de toekomstige Synoden dan nog iets lan ger, maar ze hadden in ieder geval een zachter fundament. Al weer was „het gezang" aan de orde. Dat loopt nog niet al te vlot. Men vraagt zich dan ter vergadering afwaar ligt dat toch aan? Pladden de deputaten en de commissie daarover méér moeten verga deren Is er nu werkelijk geen tussenweg, tot er eenmaal een gereviseerde bundel klaar is? Velen zouden het een voorrecht achten, wanneer in die tussentijd de keu ze der gezangen ruimer werd. Laat men ze noemen, zoals ze staan in bepaalde bun dels. Hier moet toch iets mogelijk zijn voor tussentijds gebruik? Enfin, na Pinksteren komt hierover de beslissing. Maar, dan moeten deputaten en de Synode het goed eens zijn. Anders zou het wel eens kunnen uitlopen op geen beslissing. Het was onderhand tamelijk vermoeiend geworden, steeds maar weer spreken over gezangen, zonder verder te komen met het gezangen-zingen. Moge lijk, als het Pinksterfeest gevierd is, dat het zingen van een nieuw gezang de vlotte eind-beslissing wordt. Verder was de Synode niet bereid, om voor het Zendingscentrum het toegestane bedrag te verdubbelen. Hoe dat nu verder loopt, moeten wij afwachten. Ook hier geldt: jammer, als een zaak niet direct goed op tafel komt. Ook zal men voor de toekomst er mee moeten rekenen, dat het financiëel beroep op de Kerken zekere grenzen heeft. Na een korte bespreking is besloten, dat een kort en sober schrijven zal gericht worden tot de „vrijgemaakte" kerken. Nog een beroep op die broederkring, bij de vele anderen, die al zijn voorafgegaan. Het komt nu in feite hierop neer, dat er nog altijd de bereidheid is, om elkaar te ontmoeten, en dat het toch wel heel erg moet geworden zijn tussen broeders, wanneer zij elkanders aangezicht niet meer willen zien. Tegen een dergelijk schrijven behoeft niemand overwegende bezwaren te heb ben. Hoogstens kan men zich afvragen, of er genoegzame aanleiding is, om zulk een schrijven op dit moment te doen uit gaan. Maar, het gaat uit. Zonder ook maar in het minst voorspellingen te doen over een e.v. reactie, laten wij het beleid over aan Hem, Die de geschiedenis van Zijn Kerk maakt. Als er iets belangrijk is in onze dagen, dan wel dit: dat allen, die het Gereformeerd belijden liefhebben, gezamenlijk staan voor de eenheid van dit belijden, en dat zij zich beijveren, om de betekenis van dit belijden in ons volks leven te laten uitkomen. Het pijnlijke is, dat men zó lang kan kijken op één bepaald punt, dat daardoor véél grotere belangen uit het oog worden verloren. Dat geldt niet alleen in kerkelijk opzicht, maar ook op schoolgebied en voor het politieke leven. Er bestaat in Neder land ook een „apartheidsvraagstuk", al heeft dat niet direct met „rassen" te ma ken. Hoeveel schade onnodig isolement wen. Dit is voorshands nog niet algemeen brengt, valt moeilijk te zeggen. Zeker is, dat de zaak van het Koninkrijk des Heren het meest gediend wordt, wanneer Chris tenen zoveel mogelijk samen willen bou- 1 Cor. 15:58. Heel dat geweldige hoofdstuk 1 Cor. 15 over de opstanding loopt uit op deze vermaningWeest standvastig, onwankelbaar, ten allen tijde overvloedig in het werk des Heeren, wetende dat uw arbeid niet vergeefs is in den Heere. In de gemeente van Corinthe was twijfel aan de opstanding des vleses. En ja, als men de mogelijkheid van de opstanding in twijfel trekt, dan vervalt ook de opstanding van de Here Jezus. En dan ver valt alles. Dan is er misschien plaats voor religieuze ontroering, maar dan is toch tenslotte alles ijdel en loopt toch alles echt „dood". Als er geen opstanding is, dan is heel het Evangelie één grote vergissing. Dan is de Here Jezus iemand die op Golgotha tragisch aan Zijn einde kwam. Dus was de zonde niet verzoend. Dan waren wij verloren. En dan was ons enige uitzicht de chaotische schaduwen van een dreigende toekomst. En dan was zowel ons leven als ons werk zinloos en doelloos. Daarom mijn geliefde broeders, zijt standvastig. Ons geloof moet vast gefundeerd zijn op het onaantastbare feit dat Jezus is opgestaan. Want alleen dan zijn wij zeker van de vergeving der zonden, de weder opstanding des vleses en het eeuwige leven. En omdat wij een levende Heiland hebben die bekleed is met alle macht, zijn wij geworden tot één grote levende verwachting. Wij hebben een Koning; wij hebben een doel in ons leven; we leven ergens naar toeLaat geen enkele eigenwijzigheid van het ongeloof U van de wijs brengen Jezus lééft. Sta daar op. Want alleen dan is 't zinvol om te geloven en om te werken. Want alle werk dat voor eigen glorie en een Gideon wordt zal eens zinloos, onzin blijken. Maar werk gedaan „in den Heere" zal nooit vergeefs zijn. Dat houdt Zijn vrede tot in eeuwigheid. Daarom: Weest standvastig; en overvloedig in het werk des Heren. Moge de Paastijd, die wij nu afsluiten, ons dit geleerd hebben! erkend. Zelfs in kringen, waar het woord oecu menisch opgang doet, schijnt men op het gebied van het onderwijs dit oecumenische niet de voorkeur te geven. Anders zou Christelijk Nationaal Onderwijs hét ide aal zijn. Het moest het stellig zijn, wan neer men inderdaad er naar snakt, dat de Christenen zoveel mogelijk samenkomen. Hier liggen allerlei vragen, die zo moei lijk zijn op te lossen. Maar, na dit kleine uitstapje keren wij nog even naar de Synode terug. Deze vergadering voelde er niet voor, dat er een apart college voor beheer en belegging kwam, dat voor alle colleges van deputa ten de kwestie van beheer en belegging zou regelen. Totnutoe heeft elk college van deputaten die verantwoordelijkheid gedragen. Er zal nu gezocht worden, zon der dat er een apart beheer komt, of niet via het kerkelijk bureau ook valt te be reiken, dat de Synode zich kan vergewis sen, dat metterdaad e.v. beschikbare saldi op juiste wijze zijn belegd. Dit was vrijwel de laatste beslissing, die de Synode nam. Nog enkele deputaten werden benoemd. Toen kregen de dames, die ons al die tijd van veel goeds voorzien hadden, het haar toekomende compliment, tezamen met de koster en zijn echtgenote, die in de Noorderkerk de dienst waarne men. Na een woord van erkentelijkheid voor de leiding en het gedrag van hen, die zich lieten leiden, kwam de sluiting en trokken de Synodeleden weg. De naam van de praeses zal nog menigmaal worden genoemd. C. St. III. „Ons eigen vleesziedaar vijand nummer drie. De laatste, maar niet de minste in de rij. De duivel, de „wereld" en ons eigen vlees, een „edel" drietal, dat het gemunt heeft op Uw geloof. Niet op Uw „geloof" als Uw persoon lijke hobby. Een dergelijk gelegenheids- geloof wordt wel ongemoeid gelaten. Maar het ware geloof, dat kómt als God roept en gaat als God zendt, dat staat altijd met de troffel in de ene en het zwaard in de andere hand. Want zulk een geloof wordt aangevochten. En dan niet alleen door vijanden van buiten af; maar, wat veel erger is, ook door een vijand binnen eigen muren. Die vijanden van buiten af kunnen we ons nog van het lijf houden. Maar die vijand binnen de vesting is „ons eigen vlees". Houd die maar eens op een afstand. Van de duivel kun je nog eens een ogenblik rust hebben. Die heeft zich trouwens met meerderen te bemoeien dan met U alleen. Hij heeft heus geen tijd om zich met elke gelovige afzonderlijk in te laten. En zijn demonen mogen talrijk zijn, maar ook zij hebben het druk. Ze kunnen maar op één plaats tegelijk opereren. Ja, er zijn aanvechtingen van de duivel of zijn onderhorigen. Maar daar zijn adempauzen, waarin U van zulke aan vechtingen tot Uzelf kunt komen. De „wereld" dat ligt al ingewikkel der. Wij léven in die „wereld". Wij staan midden in de gemeenschap der mensen en moeten door het mijnenveld der verzoe kingen onze weg vindendagelijks. Maar het allermoeilijkste hebben wij het met die vijand, die wij in ons eigen leven aantreffen, die bondgenoot van sa tan en „wereld" in onszelfons eigen vleesonze verdorven natuur. Daar kunnen we niet voor vluchten. Die nemen we altijd en overal mee.... wij, die in zonde „ontvangen en geboren" zijn. Van deze vijand geldt met recht, dat hij „niet ophoudt" ons aan te vechten. Van hèm krijgen wij geen ogenblik rust. Wij herinneren ons uit de oorlog het verraad van wat men noemt de vijfde colonne. Hoe ondermijnend dat werkt voor hét moreel. Dat is om razend te wor den van verontwaardiging. Als in eigen gelederen het verraad rondsluipt en men van wie men als zijn strijdmakkers be schouwt niet meer geheel zeker kan zijn. Dat verlamt de aanvalskracht en remt de bereidheid tot de strijd op bedenkelijke wijze af. Zo staat het met deze doodvijand num mer drie. Hij verraadt U waar U bij staat, handlanger van duivel en „wereld" die hij is. Dat dat nu ons eigen vlees moet zijn, dat dat doet. Dat is het verschrikkelijke en bescha mende. Wij zijn het zélf, die onze gees telijke weerbaarheid telkens weer onder mijnen. Zélf veroorzaken wij de funeste inzinkingen van ons „moreel". Ons eigen vleesWaren wij er maar ten volle van doordrongen hoe groot zijn vijandschap tegen de heerschappij van Gods genade in ons leven is. Maar wie is er die zijn eigen vlees niet streelt Wij moeten ons wel verloochenen, als we er kwaad van willen horen. Intussen moeten wij voor misverstand op onze hoede blijven. Dat de Schrift in dit verband het woord „vlees" noemt, mag ons niet er toe ver leiden om het kwaad in de materie te zoe ken, als zouden spieren en zenuwen de zonde vertegenwoordigen in ons leven. Daar is geen sprake van. Wij zouden met een variant op een bekend schriftwoord in dit verband willen zeggen: Alle vlees is niet hetzelfde vlees. Evenals we zagen ten aanzien van het woord wereld, dat er zowel een wereld zonder-, als „wereld" mét aanhalingste kens bestaat, zo kunnen we terwille van de duidelijkheid ook vlees zonder of mét aanhalingstekens schrijven. Welnu, zonder aanhalingstekens is vlees een schepping Gods, die goed is. Zo is Adam verrukt geweest over de schoonheid van Eva. Deze is ditmaal vlees van mijn vlees. Daar was niets kwaads van te zeggen. Daarover kon alleen maar geroemd worden. Eva op haar beurt heeft Adam aan het werk gezien en zich over zijn mannelijke kracht verblijd. En als deze eerste mensen van God hun opdracht ontvangen, de grote cultuur- taak, waarbij ook hun liefdeleven wordt ingeschakeld: „Vervult de aarde", dan is alles harmonisch bij de dienst van God betrokken. Dan is de spierkracht van Adam daar bij betrokken; de charme van Eva even zeer. En als deze mensen zich ook licha melijk aan elkaar geven, dan is er geen zweem van ongerechtigheid in. Ook het sexuele leven is een feest van het vlees, waarbij God verheerlijkt wordt. Dat vlees is er nóg! Nog altijd is er de kracht van de jongeling, waartoe ook zijn spierkracht behoort, die zijn „sie raad" uitmaakt. En nog altijd is er de be koring, ook lichamelijk, van het meisje, dat rijpt voor haar toekomst in de ge meenschap der liefde, die het huwelijk is. Deze dingen zijn heilig en hoog te achten. Hoe heeft de Heiland bij zijn eerste pu blieke wonder op de bruiloft te Kana zijn hoge sanctie aan dit alles verleend! Dit vlees is, als schepping van God, heilig en goed. Is onze Heiland niet zelf uit het vlees en bloed van de maagd Maria geboren? Neen de zonde zit niet in dat vlees, dat God schiep. Maar het vlees is „vlees" geworden. Dat schone mensenleven is „verdorven" geworden doordat het uitviel uit zijn plaats. Daar is een mensenleven ontstaan, dat zich van de dienst van God ontslagen acht en dat nu „in zonden en misdaden" dood is. Dat mensenleven zouden wij „vlees" (nu mét die ons aanklagende aan halingstekens) kunnen noemen. Ons leven als zodanig is krachtens onze herkomst uit de afval „vlees", zonde, op stand tegen God, ontspoord, gedeserteerd leven.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1956 | | pagina 1