MASSA-mens en MASSA-product Bondsdag 1956 „Kleine Vossen" tigheid niet wenst te erkennen, die zich in hoogmoed tegen God verheft. Er wordt in de bijbel een bepaalde ontwikkelings lijn van het afvallig mensenleven aange wezen Kaïn, Lamech, Babelde opbouw van een menselijke cultuur zonder God, de cultivering der goddeloosheid op aarde. Dan gaat het niet om Gods Naam, maar om onze naam. Niet om Gods Rijk, maar om ons rijk, niet om Gods Wil, maar om onze wil, die wij ten koste van alles wil len doorzetten. Dat is de „wereld", waar van God wil, dat wij onze liefde zullen aftrekken. Wie daar zijn hart aan geeft, kan God niet behagen. Die „wereld" ligt in het boze, is in strument van de boze en vormt als zo danig een bedreiging voor het christelijk geloof, dat deze aarde als Gods werk plaats beschouwt en daarom hier zijn roe ping wil vervullen om Gods Naam te hei ligen, Zijn Rijk te bevorderen, Zijn wil in praktijk te brengen. Die „wereld" is een permanente verzoeking, om Gods kin deren ten val te brengen. Deze „wereld" is de antithese na Gods these. Na het goede, het zéér goede, dat God stelde het kwade, Het zéér kwade, dat de mens in zijn afval daartegenover stel len wilde. De ruïneuze aantasting van wat God goed gemaakt had. Als Gods genade niet had ingegrepen, zou deze „wereld" Gods wereld naar de afgrond geholpen hebben. Goddank dat er een zondvloed kwam, waardoor Gods wereld door het water heen behouden werd. Goddank dat er een vuurgloed komt, waardoor Gods wereld door vuur heen behouden zal worden. Hebt die „wereld" niet lief, om Gods wil en om Uws levens wil. Gedenk de vrouw van Lot. Zij kon haar „wereld" niet opgeven voor Góds wereld. Wij raken hier aan het probleem, waar voor wij dagelijks gesteld worden, n.l. dat wij „in" de wereld, maar niet „van de wereld" zijn. Toch moeten we in de wereld blijven. We mogen niet terwille van de „we reld" Gods wereld de rug toekeren. Dat zou een smadelijke aftocht worden, de kinderen Gods onwaardig. Gods wereld mag „wereld" geworden zijn, en in dat feit moge ook ons aandeel aan schuld ver disconteerd zijn, toch is er voor ons ge beden om een plaats in de wereld en dat gebed is verhoord. Zij het dat wij moeten vluchten naar de woestijn, wij worden niet uit de we reld weggenomen. Het is genoeg dat wij van de boze worden bewaard. Daarvoor 'n Eigenaardig verschijnsel in onze da gen is het feit, dat de doorsneê-mens niet het gevoel heeft, dat wij in een moeilijke tijd leven. Het is wel eens geheel anders geweest. De crisis- of malaise-tijd bijv., om maar te zwijgen van de oorlogs- en bezettingsjaren. De herinnering aan de moeilijke en zware dertiger jaren is ge heel en al verbleekt. Het opgroeiend ge slacht heeft er zelfs helemaal geen weet meer van. Ze kijken je verwonderd aan als je over de diepe materiële en geeste lijke nood van die dagen spreekt. Het lijkt voor hen iets uit een onvoorstelbaar ver verleden. Een moeilijke tijd vinden de mensen het nu niet. Zou het soms komen, dat zij zich bij het vormen van een oordeel of het al of niet moeilijk karakter van deze tijd, zich alleen laten leiden door de ma teriële factoren. Soms lijkt het er veel op Als er maar gewerkt kan worden en ver diend dan ervaart de mens het leven niet als een zware opgave. Als er ook nog voldoende vrije tijd overschiet voor ont spanning en vermaak, is het voor de mees ten een lust om te leven. Bevangen door dit algemene, tamelijk oppervlakkige levensgevoel, ontgaat het velen, dat juist in materieel genomen ge makkelijke tijden de geestelijke gevaren en de geestelijke noden héél groot kunnen zijn. Dat wordt dan meer gezien door al len, die, krachtens beroep óf levensinstel ling, gedwongen worden zich bezig te houden met de geestelijke structuur ener tijd, met de aspecten van de tijdgeest. Om bij het laatste beeld te blijven, die de tijd, ook hun eigen tijd in het gezicht durven zien en ontdekken willen, welke gelaatstrekken dit gezicht vertoont. Of misschien juist ook mist. Dat kan immers veel verontrustender zijn. Je kunt bij men sen schrikken over wat op hun gezicht te lezen staat. Dikwijls ook door wat er niet op te lezen staat, wat ontbreekt, vaak wat juist niet zou mogen ontbreken om het een sympthiek, aantrekkelijk gezicht te vinden. dient onze vlucht naar de woestijn. Dat moeten wij willen aanvaarden. En dan zullen we ervaren, dat God ons' daar een plaats bereid heeft. Van die door God bereide plaats kan niemand ons verdringen. Integendeel, van daaruit kunnen wij de „wereld" verdringen, zo de Here met ons is en voor ons strijdt. Wij zijn „anti-revolutionair" in de gro te strijd der geesten en nemen de anti these van de afvallige mens, die zich te genover God durft stellen, als kinderen Gods niet langer voor onze rekening. Vanuit ons gedwongen isolement, onze door God bereide plaats in woestijn, waar heen wij móésten vluchten, rukken wij krachtens onze roeping op naar het be loofde landGóds wereld, die als een ge zegende erfenis voor de gelovigen en hun zaad is weggelegd. De Here zal de Kana- anieten voor ons uitdrijven en de muren van Jericho zullen vallen Onze vlucht naar de woestijn is voor de kerk, sinds de Pinkster-Geest haar met kracht uit de hoge heeft begiftigd, tegelijk een majesteitelijke arends-vlucht, waarbij het vluchten vliegen wordt, de zwakheid kracht; de dwang van het moeten doel bewuste levenskeus. Wij weten dat het Babel van de afval, de cultuur zonder God, geen toekomst heeft. Hoezeer wij ook ons met de „we reld" solidair verklaren, wanneer het gaat om het aandeel in de schuld, wij zullen ons met diezelfde „wereld" niet solidair verklaren, wanneer het gaat over de weg, die moet worden ingeslagen. Het is de ingreep van Gods genade in ons leven, die ons dat voorgoed onmogelijk maakt. Wij zijn aan de afval ontrukt. Zoals de toeleg van satan ten opzichte van de Christus Gods mislukt is, toen het Kind werd weggerukt naar God en Zijn troon, zo zal ook de toeleg van de „wereld" mis- lukkn, die o zo graag de kinderen Gods wil inspinnen in de verleidingen en ver lokkingen, die zij biedt. Maar er is door onze aanneming tot Gods kinderen een afstand tot de „wereld" geschapen, die door de meest verleidelijke verzoekingen nooit overbrugd kan worden. Het is de liefde des Vaders, die het Gods kinderen onmogelijk maakt de „we reld" lief te hebben. Die „wereld" gaat voorbij met haar be geerlijkheid, maar die de wil van God doet, ook in het verloochenen van de „we reld", blijft in der eeuwigheid. A. V. Wie in deze dagen onze tijd in het ge zicht durft te zien, zal niet dadelijk zich aangetrokken gevoelen, nog minder dur ven zeggen: „Dat is een goed gezicht!" Daar zou van alles over te zeggen en te schrijven zijn. Ik laat dat voor dit ogen blik. Ik zou alleen willen wijzen op een bepaald verschijnsel. Het is helemaal niet vreemd dat een bepaalde tijdsstructuur de mensen stempelt. Ook tot in het uitwen dige. Om in aansluiting aan het boven staande te kunnen concluderen, dat uit de gewone gezichten van de mensen in een bepaalde tijd ook het gelaat van de tijd zelf te ontdekken valt. De gezichten ver raden zoveel. In onze tijd ben je soms geneigd te den ken, dat deze gezichten allen hetzelfde zeggen. Het gelaat van wat al sinds jaren genoemd wordt: de massa-mens. Misschien is daar een korte verklaring- bij nodig. Als je het woord massa noemt, wordt het eerst aan de grote aantallen ge dacht. Er waren bij een bepaalde gelegen heid een massa mensen op de been. On telbare massa's mensen zijn in de oorlog afgeslacht. Toch duidt het toevoegsel massa in de uitdrukking: massa-mens, niet hoofdza kelijk op de grote hoeveelheid. Ik kan het duidelijk maken wanneer ik er een andere uitdrukking naast plaats, n.l. massa-pro duct. Dat is ook een term uit de moderne tijden. De grote fabrieken leveren massa producten. Maar in deze uitdrukking is niet het wezenlijke, dat de producten in ontelbare aantallen geproduceerd worden. Wel, dat ze tot in de kleinste onderdelen volkomen gelijk, volkomen identiek zijn. Er is geen verschil tussen twee pakjes margarine van dezelfde fabriek, tussen twee knopen, twee spelden, maar ook niet tussen twee auto's. Ze verlaten in serie de machine, onder gaan dezelfde bewerking en afwerking. Dat is juist het geheim der economie. Een massa-product zal op de meest economi sche en efficiënte wijze geproduceerd worden. Een standaardmodel, waarvan onder geen enkele omstandigheid wordt afgeweken. Massa-product en massa-mens. Nu ver staan we de laatste uitdrukking. De mens van het gestandaardiseerde type, zoals er twaalf in een dozijn gaan. Met dezelfde opvattingen en gedachten, met dezelfde reacties en gedragingen, met dezelfde le vensgewoonten, tot in de kleding toe, noem maar op. „Ge kunt het zelf wel af maken. Als je één pakje Blue Band hebt geproefd, dan weet je ook, hoe duizende andere pakjes van deze margarine sma ken. Als je één mens kent dan ken je duizend anderen en is het niet meer zo moeilijk om te zeggen, hoe anderen zijn en reageren. De kunst van reclame maken en propaganda-voeren rekent daar ook mee. Als je maar ontdekt hebt wat de doorsnee mens denkt en gevoelt, begeert en aangenaam vindt, dan kan je je daar voor een massa mensen op richten. Dat slaagt altijd Die massa-mens tekent de nood en het gevaar van onze moeilijke tijd. Allerlei oorzaken zijn er voor aan te wijzen. Vele denkers en mensen, die de gave hebben om de wezenstrekken van een bepaalde tijd te analyseren, hebben al zovéél aangewezen. Ik geloof, dat er in deze tijd nog een belangrijke factor is bijgekomen. Onze verhoogde welvaart en de daarmede on losmakelijk gepaard gaande materialisti sche levenstrek. Als het leven opgaat in leven en werken en het goed hebben ver liest de mens de zin voor hogere levens waarden, wat juist aan de persoonlijkheid bijdraagt, de mens een individualistische trek verleent, een persoonlijk, eigen stem pel opdrukt. Dat werd me laatst nog eens weer heel duidelijk. In Amsterdam werd deze da gen een fototentoonstelling gehouden. Internationaal wat de bijdragen betreft, onder, naar ik meen, de titel de mens in zijn omgeving. Het kan ook wel iets an ders geweest zijn, maar daarop kwam het toch neer. Wel 2500 foto's waren daar te zien, allen met reportage-karakter, do cumentair zou je zeggen. Maar iemand, die deze tentoonstelling bezocht en cri- tisch daarover in het dagblad „Trouw" schreef, merkte op, dat onder de totaliteit van beelden zo goed als geheel ontbrak de uitbeelding van de mens in zijn ver houding tot het hogere, cuturele, geeste lijke. Alsof de mens, zoals hij zich uit drukte, sléchts een biolisch wezen was, een schepsel, dat geboren wordt, groeit, leeft, werkt, paart, sterft. Een oordeel, dat dus ook van geheel deze tijd geldt. Een oordeel, dat griezelig overeenkomt met wat de bijbel zegt over de dagen van Noach en Jezus over de laatste tijden„Kopen en verkopen, trou wen en ten huwelijk gegeven worden". Niets verkeerds zit er in dat kopen en verkopen, trouwen en getrouwd worden. Er is niets kwaads van te zeggen. De mens moet werken om te leven. Het doel van het menselijk geslacht is om zich te vermenigvuldigen. Maar het ontstellende, het verontrustende is, als er niets meer van het leven te zeggen is, als het daarbij blijft. Leven, in de volle totaliteit, in de inderdaad rijke realiteit, maar leven zon der meer. Eigenlijk toch als het dier, een schepsel zonder meer. Dat zuiver materialistische draagt er ook veel toe bij, dat de mens massaficeert. In alle opzichten gelijk wordt. Dezelfde behoeften en verlangens heeft, op dezelf de wijze de vervulling zoekt, niets hogers en anders wil kennen en zoekt. Tevreden zijn met het leven zoals het is. Met het bestaan als zodanig. Daarom gaan de mensen hoe langer hoe meer op elkander gelijken. Daarom vertoont het gelaat van deze tijd een zelf de uitdrukking. Wie dat ziet, schrikt. Wie dat ontdekt, verontrust zich. Een christen kan zich he lemaal daar niet bij neerleggen. Dat gevaar moet onder het oog gezien worden en waar het kan worden bestre den: Ook de kerk wordt door hetzelfde gevaar bedreigd en je kunt lang niet altijd zeggen, dat de ogen daarvoor geopend zijn. Ik denk nog weer eens aan het schrijven onzer Synode over verschraling van het geestelijk leven. Merkwaardig vond ik daarin, dat zo weinig verband werd ge legd tussen het opgemerkte ziektever schijnsel en de algemene geestesmentali- teit, zo weinig de nadruk er op werd ge legd, dat ook de kerkmens van nu, de ge lovige, de christen het gelaat draagt van zijn tijd. De tijd van de massa-mens, die tevreden voortleeft, niet graag in zijn verzekerd bestaan geschokt wil worden, die niet graag individueel wordt aange sproken of persoonlijk wil verantwoorde lijk gesteld. Liever wil opgaan als de ge lijke onder de gelijke, de naamloze, de mens, die incognito leeft. Daarom heb ik al eens meer de op merking gemaakt, waar in dit schrijven de vraag gesteld wordt, of er in onze kerken wel ontdekkend gepreekt wordt, of de ge meenten over het algemeen op zulk een ontdekkende prediking gesteld zullen zijn en liever niets iets. willen horen waar men „en masse" zich over verheugen kan, zich in verblijden, in rusten. „En masse" wil men wel als een schare zondaren be schouwd en toegesproken worden, liever niet persoonlijk. „En masse" wel de ver geving der zonden toegezegd ontvangen, maar niet persoonlijk de weg gaan van de eigen schuldbelijdenis om waarachtig vergeving van eigen zonde en schuld te ontvangen. Rekent men op het huisbezoek met deze gevaren Zijn de ouderlingen zich daar van bewust? Wordt in iedere gemeente tot het uiterste getracht om van de massa te komen tot de enkeling, wil men alles nalaten, wat toch in wezen bevordering der massaficatie betekent Duizend vragen kunnen hier gesteld worden. Ik laat het hier voorlopig bij en onderbrak even mijn artikelenreeks over Maleachi. Het lukt mij ook nooit om in serie te preken, ik wissel graag af. En daarom zal niemand mij deze onderbre king euvel duiden W. J. MEISTER. We moeten, tot ons leedwezen, de jacht stopzetten. Niet dat er geen vossen meer zouden zijn, maar de jager kan zijn jacht hut niet verlaten. De secretaris, van de vorige week, de 16-jarige Ton, heeft mij er tussen geno men. Toen ik namelijk het vorige vosje be keek, bleek 't zo'n mager scharminkeltje te zijn, dat ik vermoed dat Ton een ge deelte heeft verminkt. Maar ja, wat kan je van een „ketelbikje" anders verwach ten. De eigenlijke naam voör „ketelbikje" is matrozen jongen. U begrijpt, dat ik op het punt van secretarissen v/at voorzich tiger geworden ben. Wat mijn bekentenis van verleden week betreft, dat ik namelijk allerlei vosjes in eigen tuin ontdekte, in het vervolg van mijn waakuren te bed, zag ik vooral de vos der onnadenkendheid, wilt ge, opper vlakkigheid. In koortsachtige stonden, zag ik een jongetje scheepjes en huisjes vou wen, van papiertjes van duizend. Wat een dwaasheden en onzinnige verkwisting en misbruik van zulk waardevol materiaal, zult ge denken. Een kleuter spelend met kapitalen Je kunt wel merken, dat die dominé de koorts haden toch wat een zui ver beeld voor een klein nietig sterveling, die dagelijks moet omgaan met de meest kostbare goederen. Inderdaad, ik gevoelde me in het voort durend omgaan met, spreken over, preken maken uit het Woord Gods, als die knaap met zijn geldswaardige papieren. Gelijk het kinderhandje onnadenkend dit speel goed verknipte en verkreukelde, zo zag ik me als prediker de kleinodiën van het Woord Gods spelenderwijs misbruiken. Immers, we spreken en handelen dage lijks over de meest verheven zaken, als God, hemel, genade, verzoening, eeuwig- leven, enz. enz. vaak even gemakkelijk, als een kind met zijn speelgoed. Wanneer mijn, hopelijk lichte onge steldheid, weer de hoge waarde en kost baarheid der heilige woorden leert opmer ken, zou de vos van het oppervlakkig den ken en pastoraal spreken een strik zijn gelegd. 'k Hoop dat mijn secretaresse van nu, eerlijk alles doorgeeft. Uit het oude-Vossenland. Op 10 Mei a.s. (Hemelvaartsdag) zul len de Ahoy-hallen te Rotterdam vol stromen met enthousiaste jongens en meisjes, leden van de Ned. bond van J.V. op G.G. en de Bond van M.V. op G.G. in Nederland, die daar gezamenlijk hun bondsdag hopen te houden. De dag tevoren zullen zij dan reeds af zonderlijk hun huishoudelijke jaarverga dering gehouden hebben, de meisjes in „Paviljoen Rotterdam", de jongens in de „Glazen zaal". De meisjes houden tevens op 9 Mei een vooravond, welke uiteraard alleen voor meisjes toegankelijk is en waar een aantrekkelijk Rotterdams programma zal worden aangeboden, bestaande uit: zang, muziek, matrozendans e.d. De bondsdag zal 's morgens om half elf aanvangen met een speciaal voor deze dag geschreven Hemelvaartviering, waarin voorgaat Ds G. N. Lammens van Rotter dam-Kralingen. Tijdens de morgenvergadering hoopt Zijne Excellentie de Minister van Econo mische zaken Prof. Dr J. Zijlstra, een toespraak te houden, getiteld„Jeugd van 1956". Op het programma van de middagver gadering staateen rede van Mevr. C. H. van AlkemadeKwakkelstein„Zoals de ouden zongeneen wedstrijd tussen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1956 | | pagina 2