AL DE VOLHEID
Een belangrijke
SYNODE-WEEK
Doodvijanden
elfde jaargang No. 44 Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeèland VR1JDAC 2? APRIL 1956
MEDITATIE
ZEEUWSE KERKBODE
Berichten en opgaven Predikbeur- Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Abonnementsprijs: ƒ3,per half-
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. jaar (bij vooruitbetaling).
aan de drukkers Littooij Olthoff,Afzonderlijke nummers 12 cent.
Spanjaardstraat 47, Middelburg. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Advertentiën 10 cent per mm.
De derde week in April was voor de
Generale Synode een week van grote be
slissingen. Eerst waren daar de rapporten
over het Geref. Sociologisch Instituut en
de Geref. Sociale Arbeid, aangeduid als
G.S.I, en G.S.A. De Synode besloot, de
arbeid van beide te steunen. Het Socio
logisch Instituut wordt b.v. dadelijk in
geschakeld voor de deputaten, die over
de stand van het geestelijk leven in onze
Kerken in de toekomst hebben te rappor
teren.
Daar is een onderzoek voor nodig, dat
maar niet afgaat op indrukken, maar dat
op grond van uitgebreide naspeuringen
komt tot een oordeel over het al-of-niet-
gezond-zijn van de toestand in geestelijk-
opzicht. Wij mogen verwachten, dat dit
instituut voor de verdere ontwikkeling van
het Geref. leven belangrijke diensten zal
bewijzen.
Dat de arbeid van maatschappelijke
werkers en werksters nodig is, zal wel
geen tegenspraak uitlokken. Daar heeft
de Synode dan ook een collecte voor toe
gestaan, terwijl voor Sociologisch onder
zoek een gift van de Kerken zal worden
gevraagd.
Na deze beslissingen kwam de bespre
king inzake de „Vervangingsformule".
Dit heeft geduurd van Woensdagmiddag-
tot Donderdagavond. Ieder, die dat wens
te, kreeg ruimschoots gelegenheid om aan
de bespreking deel te nemen.
Mag ik even vragenKént U de „ver
vangingsformule", in de plaats gekomen
van de uitspraak van 1905 Plet gaat over
het karakter van het genadeverbond, en
de plaats der kinderen in dat verbond.
Uit de acta der Synode van 1946 neem
ik eerst even een gedeelte van de uitspraak
op, zoals die daar in art. 197 te vinden is.
Daar wordt o.m. gezegd„volgens het
„Woord Gods zijn de kinderen der ge
lovigen zowel als de volwassenen in het
„verbond Gods en in Zijn gemeente be
grepen, en in Christus geheiligd, zodat
„zij deel hebben aan de belofte en gesteld
„zijn onder de eis des verbonds".
In Zondag 27 over de kinderdoop leest
U het niet anders, evenmin in het doop
formulier.. Dan gaat het verder
„Tevens leert ons de Schrift, dat niet
„allen Israël zijn, die uit Israël zijn.
„Nochtans moet de Kerk, daar het haar
„niet gegegevn is over het verborgene te
„oordelen, geen onderscheid maken tussen
„leden en leden, doch, bouwende op Gods
„belofte en overeenkomstig het spreken
„der Schrift, de kinderen, tenzij zij zich
„als ongelovigen openbaren, beschouwen
„en behandelen als zulken, die delen in
„de wederbarende genade van de Heilige
„Geest."
„Dit houdt niet in, dat aangaande de
„tijd, waarop de Heilige Geest zijn weder
varend werk in de uitverkorenen aan
hangt, op grond van Gods Woord een
„stellige uitspraak gedaan kan worden
„de Here vervult Zijn belofte naar'Zijn
„vrijmacht op Zijn tijd, hetzij vóór, on-
„der of na de doop."
Dit is wel in hoofdzaak het gedeelte uit
de „vervangingsformule", waartegen som
migen bezwaren inbrengen. Het komt in
feite hierop neer, gelijk een voetnoot bij
de acta van 1946 zegt, dat er ruimte is
voor tweeërlei opvatting. Men kan bij de
doop uitgaan in het geloof van de ge
dachte, dat Gods belofte (van vergeving
der zonden en de werking van de Heilige
Geest, zie Zondag 27), als een belofte van
God reeds van kracht is, dan wel, dat men
in het geloof belijdt, te aanvaarden, dat
deze belofte op Gods tijd van kracht zal
worden.
Beide is geoorloofd, als maar niemand
aan een ander enige beperking oplegt.
Stel, dat iemand zou zéggen: het is on
mogelijk, dat deze pasgeboren kinderen
metterdaad al de genade van de Pleilige
Geest deelachtig zijn, dan beperkt hij
daarbij de vrijmacht van God. Van de
Heilige Geest spreekt de Pleiland tot Ni-
codemus onder het beeld van de wind:
de wind blaast waarheen hij wil. Zo is
het ook met ieder, die uit de Geest ge
boren is (Joh. 3).
Juist omdat het verbond het karakter
draagt van een genade-verbond, zo moet,
bij erkenning van de menselijke verant
woordelijkheid, de vrijmacht Gods eerbie
dig worden gehandhaafd.
Een andere bedoeling heeft de vervan
gingsformule nooit gehad, om deze
ruimte m de verbondsbeschouwing te la
ten. De Geref. Kerken brachten met deze
uitspraak, die als verklaring van het ver
bond gezag heeft, geen enkele gebonden
heid, dan alleen de binding aan Schrift
en belijdenis.
Gaat men nu één van deze twee ziens
wijzen uitsluiten, dan brengt men een be
perking, een verenging te weeg, waarvan
de Kerken niet wilden weten. Zij hebben
de twee lijnen in de éne verbondsbeschou
wing willen erkennen, gelijk dat sedert de
reformatie in ons land het geval geweest
is.
Nu heeft de Synode van Leeuwarden,
na brede discussie, met algemene stemmen
besloten, om bij deze ruimte in de ver-
bondsopvatting te blijven. Omdat niemand
totnogtoe heeft aangetoond, dat deze op
vatting in strijd zou zijn met Schrift en
belijdenis.
Daarnaast werd besloten, om contact
op te nemen met een kring van broeders,
die een brochure tegen de vervangings
formule deden verschijnen. De Synode
meende, dat er aangrijpingspunten waren,
waar nader overleg met die broeders gun
stig zou kunnen werken. Er was reeds
overleg geweest- met de Commissie uit de
Synode, welk overleg door een verklaring-
van enkele van die broeders niet verder
kwam. Nu kan het verder komen, wijl de
Synode er deputaten voor zal aanwijzen.
Want, men wil alles doen, om te trachten
elkaar te benaderen, en de gewenste sa
menleving te bevorderen.
Zo gaf ook de Synode weer haar bij
drage, bij die van vorige Synode, om vast
te houden, die bij elkaar horen. Wanneer
dit mag leiden tot diepgaande bezinning
over het genade-verbond, waarbij het
luisteren naar de Schrift het voornaamste
is, dan kan er goede vrucht van komende
samenspreking worden verwacht.
Er was algemeen blijdschap, dat deze
belangrijke zaak tot zulk een goed einde
kwam.
Geve God, dat voor de toekomst de zaak
der Kerk er door gediend mag zijn.
C. St.
TI.
Onder de vijanden, die de christen aan
vechten bij de vervulling van zijn roeping,
ontmoeten wij behalve de duivel ook de
„wereld". Met opzet plaats ik dat woord
tussen aanhalingstekens.
Want het is duidelijk, dat de wereld als
zodanig (zonder aanhalingstekens dus)
onze vijand niet kan zijn, laat staan één
onzer doodvijanden.
Immers, die wereld is van God. Zij is
uit Hem, door Hem en tot Hem gescha
pen. Die wereld is Gods werkplaats, en
voorzover wij Gods mede-arbeiders zijn
ónze werkplaats. Uit je werkplaats mag
je niet weglopen. Je werkplaats mag je
niet haten. Daar vind je gelegenheid je
leven in volle activiteit tot ontplooiing te
brengen.
Toen God in den beginne de wereld
schiep en de chaos plaats maakte voor de
kosmos, waarbij God in Zijn schepping
orde op zaken stelde, zag God al wat Hij
gemaakt haden zie, het was zéér goed'.
Onverschilligheid of afkeer ten opzich
te van die wereld kan dus nooit de manier
zijn waarop wij God behagen kunnen.
De aarde is des Heren en haar volheid,
de wereld en die er in wonen..En het
is die wereld, die God, als het werkstuk
van Zijn handen, zó lief heeft gehad, dat
Hij Zijn Zoon gezonden heeft, opdat een
ieder die in Hem gelooft niet verloren ga,
maar het eeuwige leven hebbe.
In Christus heeft God de wereld met
Zichzelf verzoend.
Wee ons als wij van Gods wereld, die
in Gods liefde deelt, kwaad zouden willen
zeggen. Zouden wij het werk Gods aan
„Want het heeft de ganse volheid behaagd in
Hem woning te maken."
Colossenzen 1: 19.
Wat in ons is? Daarop hebben wij een duidelijk antwoord ontvangen
„In mij, dat is in mijn vlees, woont geen goed". De menselijke natuur
is geworden tot een woestijn, een zondige ledigheid. En nu daartegen
over: al de volheid in Jezus Christus. Onder het Oude Verbond was
daarvan slechts een afbeelding in offerande en. ceremonie. Maar ze
zijn onmachtig om zelf iets te geven. Het enige wat ze doen is een
heenwijzen op wat komen zal en gekomen is. Op de volheid in Christus.
Daarin is ons de werkelijkheid gegeven. Onze zonde en schuld zijn
geen verzinsel. Ze zijn werkelijkheid. En nu is in Jezus Christus de
wegname van ons woestijnleven werkelijkheid geworden. Zijn offer,
in lijden en kruis gebracht, is de werkelijke overname van onze zonde
schuld.
„Al de volheid." Daarin ligt nog meer. Wij beluisteren daarin: „Het
is volbracht". Alles wat tot onze zaliging nodig is. Geen onderdeel of
gedeelte. Christus heeft onze schuld volkomen betaald. Hij heeft onze
vloek geheel gedragen en ons daarvan verlost. Alle genade is door Hem
verworven. De verzoening, door Hem gewerkt, is volkomen. Wij heb
ben niets daaraan toe te voegen. Wij mogen alles in Hem vinden.
Genade voor genade. Hoe meer wij zien dat we van onszelf niets zijn,
des te meer vinden wij in Hem. Niets van onszelfDat gaat in tegen
onze natuur. Het vraagt verootmoediging. Het houdt in, ware zelf
verloochening. Wij hebben al onze hoop alleen op Hem te stellen. En
wie zijn vertrouwen op Hem stelt wordt nooit beschaamd. Wie het
van Jezus alleen verwacht is niet meer ledig. De zonde maakt ons leven
woest en ledig. De genadegifte Gods, die in Christus ons geboden wordt,
maakt rijk. Want al de volheid is in Hem en vinden wij in Hem.
Christus is gekomen om den wil des Vaders volkomen te doen. Zo
profeteert de Psalmist van Hem„Zie, Ik kom om Uw wil te doen".
En dat Hij gekomen is wordt in het N. Verbond bevestigd en op ons
toegepast. Krachtens dien wil zijn wij eens voor altijd geheiligd door
het offer van het lichaam van Jezus Christus. Want daarvan wordt
nog weer een nadere uitwerking gegeven. Hunne zonden en ongerech
tigheden zal Ik geenszins meer gedenken. Zo ligt het aan de kant van
God. Het werk van Christus is ten volle aanvaard. Vandaar dit heerlijk
getuigenis voor ons, dat de Heere onze zonden en ongerechtigheden
nimmermeer zal gedenken. De gedachte zelfs daaraan is door het vol
maakte verzoeningswerk van onze Heiland weggenomen. Hieraan mo
gen wij vasthouden. Hierop vertrouwen. Hierin geloven. Maar hoe
kunnen wij dit? Wij hebben toch de kracht nodig om te geloven? Wel
Jezus geeft de moede kracht en de machteloze vermeerdert Hij sterkte.
Allen, die Hem verwachten, putten uit Zijn volheid nieuwe kracht. Wij
hebben vernieuwing des harten nodig. En weer komt het antwoord des
Heren tot Zijn Bondsvolk: „Een nieuw hart zal Ik u geven en een
nieuwen geest in uw binnenste. Mijn Geest zal Ik in uw binnenste ge
ven". Al de volheid is in Christus. Want God heeft ons Zijn Zoon
willen geven. Zo heeft Hij ons met Hem alles gegeven. Want in Jezus
Christus woont de volheid van Gods genade, van Zijn liefde jegens ons,
van Zijn heerlijkheid over ons. In Hem als het vleesgeworden Woord,
als God geopenbaard in het vlees, woont al de volheid der Godheid
lichamelijk. Die inwoning is maar geen gedachte, geen droom of ver
zinsel, maar ze is werkelijk in Zijn Persoon als onze Profeet, onze
Priester, onze Koning. Tot Christus moogt gij gaan en in Hem alleen
rusten. Al de volheid is in Hem. Van Hem is het, dat Zijn werk, Zijn
gaven en beloften werkelijk voor u van eeuwig nut en waarde zijn.
Omdat al de volheid der genade in Christus is, kan Hij ook volkomen
behouden, wie door Hem tot God gaan, daar Hij altijd leeft om voor
hen te bidden.
Laten wij dit vasthouden. Jezus wil óns behoud, omdat God ons
behoud wil. Beiden, de Vader en de Zoon, hebben den Heiligen Geest
gezonden naar deze aarde tot ons eeuwig behoud. En tot wie zouden
wij anders kunnen gaan, dan tot Hem in Wien al de volheid van Gods
genade woont? Tot wie zouden wij anders mogen gaan, dan tot Hem
die altijd leeft om voor ons te bidden
Hij buigt zich tot u om u in uw zwakheid te hulp te komen. Hij
strekt Zijn doorboorde handen naar u uit om u te ontvangen. Hij roept
u toe om door Hem tot God te gaan. Want in Hem is al de volheid
van Gods genade. Door Hem bezitten wij verzoening met God. Wie
Jezus zoekt vindt in Hem alles wat alleen ware vrede geeft. Wie in
Hem gelooft zal niet verloren gaan, maar het eeuwige leven hebben.
Want al de volheid is in Jezus Christus, onze Heere.
Geersdijk.
H. L. v. A.
onze menselijke kritiek mogen onderwer
pen Zouden wij niet veeleer die wereld,
als het werkstuk van onze eigen hemelse
Vader moeten liefhebben? De materie, de
bloemen, de dieren, de mensen in hun ein
deloze verscheidenheid? Natuurlijk! Juist
omdat wij Gods kinderen zijn, hebben wij
de wereld en het leven in de wereld lief.
Het moet iets anders zijn, dat wij niet
mogen liefhebben, als wij in onze 'bijbel
het bevel krijgenhebt de „wereld" niet
lief.
Dat moet diezelfde wereld zijn, maar
dan onder een bepaald gezichtspunt, waar
door zij van wereld (zonder aanhalings
tekens) tot „wereld" (mét aanhalingste
kens wordt.
Inderdaader bestaat zo iets als een
Gode-vijandige „wereld".
En in die „wereld" moeten wij één van
onze doodvijanden zien.
Er bestaat een ontwikkeling van deze
wereld, die Gods wereld is en blijft (dat
valt nooit te veranderen) in een richting
van God af.
Sinds de zondeval is er de „wereld",
die van God vervreemd is, die met God
gebroken heeft, die Gods gezag met opzet
negeert, die de rechten van Gods gerech-