VADER of vader?
„Kleine Vossen"
Officiële Berichten
WIE HELPT ONS?
maar men zet de duivel dan toch maar
op een hoog voetstuk.
Er zal hier wel een addertje onder het
gras zitten. Men noemt de duivel vaak
om aan eigen verantwoordelijkheid te ont
komen.
Het is ook wel eens gemakkelijk dat de
duivel bestaat.
Dat doet de duivel, zeggen we dan. Het
staat vroom om dat te zeggen.
Maar we weten heel goed, dat we het
zélf deden.
Aan de andere kant mag men de duivel
ook niet onderschatten
We moeten niet zeggen „elk woord
over de duivel is te veel". In die trant re
deneert de bekende Prof. Dr Karl Barth,
die de mening is toegedaan, dat de duivel
eigenlijk reeds bij de schepping als de
overwonnen „chaos" is terzijdegesteld.
Men zou hem, aldus Barth, eigenlijk hele
maal moeten negéren.
Die gedachtegang leidt zeker tot on
derschatting van zijn macht.
Ook haalt Barth de dingen die in de
Bijbel ons. geopenbaard zijn uit hun ver
band. Niet reeds bij de schèpping werd
Het is wel interessant om te beginnen
met de eerste tekst in het volgende, zelf
standige stuk uit Maleachi's profetieën,
dat thans aan de beurt komt. Het omvat
uit hoofdstuk 2 de verzen 1016 en han
delt over het huwelijk met vreemde vrou
wen en lichtvaardige scheidingen. Het be
vat in dit kort aantal verzen nogal wat
moeilijkheden. Alles zou veel gemakkelij
ker zijn, wanneer wij wisten bij welke ge
legenheid Maleachi deze profetie uitsprak
en hoe precies de wantoestanden waren,
die onder zijn oordeel vallen. Maar dat is
helaas niet het geval. Wij moeten vaak
gissen. Dat is gelukkig niet zo erg, want
ik kan mij volkomen aansluiten bij het
oordeel van een uitlegger, dat, hoewel dit
misschien wel het moeilijkste gedeelte uit
Maleachi is, deze moeilijkheden geenszins
de algemene strekking en bedoeling van
deze pericope verduisteren.
Maar, vóórdat wij ons zetten tot het
bespreken van het stuk als geheel, licht
ik er de eerste woorden uit„Hebben wij
niet allen énen Vader en heeft niet één
God ons geschapen?"
Is het een woord van de profeet, is het
een reeds bij voorbaat opgeworpen tegen
argument van het volk. Reeds de Kant
tekenaars vermelden, dat de laatste op
vatting aanhangers heeft.
„Anderen nemen deze woorden, als
zijnde deze woorden dergenen, die de hu
welijken met vreemde vrouwen verdedi
gen, alsof zij zeiden: Zijn wij niet alte-
gaar van Adam afkomstig En is het niet
één en dezelfde God, die ons allen ge
schapen heeft? Hoe of om welke reden
zullen wij dan diegenen, die van éne na
tuur met ons zijn en van énen vader af
komstig, verachten, of verstoten de vrou
wen der natiën, die wij tot ons genomen
hebben
Ik geloof niet, dat er op dit ogenblik
aanhangers van deze verklaring nog ge
vonden worden.
We weten tegenwoordig wat meer van
de geestesgesteldheid der Oosterse volken
en ook van Israël, om te kunnen aanne
men, dat zulk een gedachte toen in de
harten leefde of kon leven. Dat is meer
een tendenz, die veel later onder de Wes
terse volken is opgekomen en een sterk
humanistisch karakter draagt. Zo is het
ook uitgedrukt in de bekende dichtregels
van Schiller, die een band gestrengeld ziet
om de millioenen aardebewoners door het
feit, dat boven de sterren één Vader moet
wonen en dat daarom alle mensen broe
ders kunnen zijn.
Van die opvatting stappen wij dus af.
Niet alleen in deze zo eigenaardige, door
de Kanttekenaars al gesignaleerde vorm,
maar ook als algemene onderstelling, dat
in deze woorden het volk zelf spreekt.
Daartoe bestaat er een te nauw verband
tassen vraag en wedervraag in deze tekst.
Als dat zo was, dan had de profeet zich
hier niet héél erg duidelijk uitgelaten.
Maar dan blijft er nog een andere, in
teressante vraag over. We nemen aan, dat
de profeet in zijn eerste woord een door
allen aangenomen waarheid uitspreekt, die
voor hem de grond vormt van zijn nu
volgende critische beoordeling van de toe
stand, die op het gebied van huwelijk en
scheiding onder het volk van zijn tijd
werd aangetroffen. Als het zo is, dat wij
één Vader hebben en één God, waarom
dan trouweloosheid onder elkander, trou
weloosheid onder hen, die zo onlosmake
lijk en nauw met elkander verbonden zijn
en geheel en al op elkander zijn aange
wezen
Die eerste algemene waarheid, die de
.profeet uitspreekt, bevat zij twee of
de duivel als „chaos" terzijde gesteld,
maar eerst bij het kruis van Christus werd
hij de overwonnen vijand. Hij speelt zijn
rol niet zozeer in de scheppingshistorie
alswel in de geschiedenis van de /^rschep-
ping, als bestrijder van de Christus-trium-
fator. Het is in het rijk der genade Gods,
dat de verzoeker de kinderen Gods tot
verleider en vijand is; een vijandschap,
die zich niet laat negéren.
De duivel heeft een reële macht. Nog
gaat hij rond als een briesende leeuw,
zoekend wie hij zou kunnen verslinden.
Hij is de verzoeker, de boze, wiens vij
andschap zich in allerlei gestalte aan ons
vertonen kan. Hij is een mensenmoorder,
ook als hij komt als een engel des lichts.
Waakzaamheid en strijdvaardigheid
zijn tegenover hem zéker geboden.
Evenwel het koninkrijk der genade
Gods is in opmars en niemand houdt het
tegen. Ook niet de duivel in eigen per
soon, zelfs niet bij een algehele mobili
satie van alle demonen.
Beef, satanHij, die ons geleidt,
zal u de vaan doen strijken
A. V.
slechts één element?
Voor het laatste schijnt op het eerste
gezicht veel te zeggen. Ik herinner aan de
typische eigenaardigheid van de He
breeuwse stijl, in psalmen en profetieën
soms vers voor vers op te merken om in
twee delen van één zin hetzelfde te zeg
gen, maar dan met verschillende woor
den. „Here, maak mij Uw wegen bekend,
leer mij Uw paden". Een bekende psalm-
regel, die dit verschijnsel héél duidelijk
illustreert.
De psalmdichter vraagt omonderricht
te worden door zijn God. Hij wil slechts
gaan, zoals de Here hem aanwijst. Maar
in de twee delen van zijn woord is alleen
onderscheid in de keus. Wegen in de eer
ste helft, paden in de tweede. Een vol
komen evenwijdig lopende vraag en ge
dachte. Met deze stijlfiguur hebben wij
bij de tekstverklaring steeds rekening te
houden. Het vormt dikwijls een vaste
steun, want soms verklaart het eerste sy
noniem het tweede, zodat er geen twijfel
over de betekenis kan bestaan.
Zo ligt het voor de hand om ook hier
te denken aan die parallelliteit der zins
delen. Eerst denkt de profeet aan God,
die Hij de Vader van zijn volk noemt,
de ene Vader, tot wien allen in dezelfde
betrekking staan en dan noemt hij God
als Schepper, aan Wien allen op dezelfde
wijze hun leven hebben te danken, zodat
zij èn als kinderen èn als schepselen een
onlosmakelijk geheel vormen.
Ik kan er niets tegen inbrengen. Het
is een door en door zuivere verklaring,
een ook door niets bezwaarde opvatting.
Toch is er evengoed een andere opvat
ting mogelijk, die in alle eeuwen voor
standers vond en die ik rijker aan inhoud
vind. Weer wijs ik op de Statenvertaling,
die daar ook weet van heeft en opmerkt
in de kanttekeningenEnigen verstaan
dit te zijn de woorden van Maleachi, en
nemen ze in deze zin: Zijn wij niet het
volk, hetwelk de Here uit alle natiën heeft
uitverkoren, en altegaar van Abraham af
komstig? Waarom verbreken dan enigen
onder ons de wet Gods, mits trouwende
afgodische vrouwen hetwelk Abraham,
Izak en Jakob, enz. niet gedaan hebben?"
Zo kan het ookAlleen, ik denk niet aan
Abraham, maar aan Jakob. Wie in de
profeten thuis is, weet, dat daar nogal
eens in het bijzonder Jakob als stamvader
paradeert. Ik wil dat ook hier aannemen.
In het bijzonder, omdat Israël door Ma
leachi in hoofdst. 36 als kinderen Ja-
kobs wordt getypeerd en aangesproken en
in onze pericope de trouweloze echtbre
kers en de lichtvaardig met vreemde vrou
wen huwende Israëlieten bedreigd worden
met uitroeiing uit het volk, met een be
wust gekozen termuit de tenten van Ja
kob.
Ik ben even breder op deze tekst in
gegaan. Wij hoeven het ons niet al te ge
makkelijk te maken. Zoals ik zeide, is er
niets tegen om de opvatting te huldigen,
dat de profeet in dit woord alleen over
God spreekt en de betrekking, waarin het
volk tot dien God, als Vader en Schepper
staat. Dat lees je er ook vanzelfsprekend
uit. Maar wie zich steeds bezig houdt met
het nauwkeurig afwegen der gedachten,
het tegen elkaar opwegen van mogelijk
heden van verklaring, stelt zich niet zo
gauw tevreden. Vooral niet omdat vaak
bij een ietwat minder vanzelfsprekende
opvatting de zin rijker en dieper wordt.
Niet op een gezochte manier. Want om
het zo op te nemen, dat de profeet eerst
denkt aan de aardse, natuurlijke afstam
ming van Israël uit Jacob en daarachter
Gods scheppend handelen ziet, is evenmin
door zwaarwegende argumenten aan te
vallen en af te wijzen als de andere op
vatting aan te nemen en te verdedigen.
Boven noemde ik de parallelliteit der
zinsdelen als een typisch Hebreeuws stijl
verschijnsel. Maar hoofdzakelijk beperkt
tot poëzie, als we vinden in de psalmen
en in sommige stukken van de profeten,
waar hun inspiratie zich ook bediende van
dichterlijke vorm.
Poëzie is dit gedeelte van Maleachi ze
ker niet. Dat argument heeft dus géén
kracht.
Het enigste wat ik vond, was deze op
merking, die werd ingebracht tegen de
opvatting om bij vader aan Jakob te den
ken, dat de profeet zich dan op oneerbie
dige wijze heeft uitgedrukt, eerst de mens
en dan God. Ik kan voor zo iets gevoe
len, maar een doorslaand argument vind
ik het niet. Het ligt maar, hoe je het
neemt.
Ziet de profeet niet, wat het eerst on
der het oog komt aan? Daar is het volk,
een éénheid. Van één vader afstammend.
Maar dat is niet het enige. Daarachter
Nu heb ik, wat ik nog nooit gehad heb,
'n secretaris! Ik hoop evenwel, dat het
maar voor één keer is. De zaak is name
lijk deze, dat ik in Schoonhoven, waar ik
prediken zou, plotseling een fikse griep
kreeg. Nu heb ik in mijn leven al heel wat
zieken bezocht. Maar, nu kom ik er pas
achter, wat het betekent om slapeloze
nachten te hebben en over geheel je li
chaam pijn te hebben. Het heeft dus nog
ook een goede kant. Tijdens slapeloze
uren ontdekte ik allerlei kleine vossen in
de hof mijns harten. Een mens heeft
soms een fijne neus voor gebreken van
anderen, en ziet veel soorten onkruid in
de tuin van zijn buurman, terwijl hij de
distels in eigen tuintje niet ziet. Zo be
merkte ik, tot mijn schaamte, dat de vos
sen, die ik bij anderen meende aan te tref
fen, welig tieren in eigen leven. Zo dacht
ik aan vele bezoeken bij ernstige of min-
der-ernstige zieken, en, eerlijk gezegd,
griep telde bij mij niet zo mee; terwijl
ik nu ontdek, dat je er ellendig aan toe
kunt zijn met zo'n „griepje". Ook be
merkte ik, dat het weldadig aandoet, als
men zo'n belangstelling in de zieke toont
Je kunt 30 jaar dominé wezen en toch
nog niet voldoende doordrongen zijn van
het smartelijke ziek te zijn. Misschien
zullen sommigen lachen om dit verhaal
tje, maar ik zal mijn leven lang niet meer
spotten met een grieppatiënt h'm, 't is
maar griep
Wat is de mens toch nietig; zo ga je
gezond op reis en zo lig je bij vroeger-
onbekenden te bed. Tijdens die nachtelijke
waakuren heb ik overwogen, dat mede
lijden, mee-leven, mee-dragen van ander
mans leed allereerste vereiste is van een
Herder. Ik hoop, dat God mij genade
geeft om weer spoedig aan het werk te
gaan en de jacht op de kleine vossen met
nog meer voorzichtigheid en wijsheid te
vervolgen.
Wat is de gezondheid toch veel waard
Maar een fikse griep kan ook veel waard
zijn.
Dank je wel, secretaris!
Uit het oude-Vossenland.
ThansUit de stad der Zilversmeden.
Hoewel de vacantie voor ons nog erg
ver lijkt, worden er natuurlijk al veel
plannen gemaakt. Wie we ook zijn en
wat we ook doen, iedereen probeert in
de zomer één of meer weken er tussen
uit te trekken. In een gezin geeft dat wel
eens moeilijkheden en vooral als er kin
deren zijn, die ieder een eigen plan
hebben. Maar denkt U zich dan eens
in onze plaats! Geen gezin, maar 1000
kinderen willen wij deze zomer een va
cantie geven. Het is voor Zeeland al bij
na een vertrouwde vraag geworden van
het comité Zondagsscholen en Week-
clubs te Rotterdam, ons bij deze actie te
helpen. Zoals U weet betreft het hier al
leen kinderen uit niet-kerkelijke gezinnen
die toch regelmatig de gereformeerde
zondagschool of weekclub in Rotterdam
bezoeken. De vacantie is dus niet alleen
ontspanning dat natuurlijk ook wel in
grote mate maar geeft U de gelegen
heid een eenvoudige, onopzettelijke evan-
gelisatiearbeid te doen.
In verschillende Zeeuwse plaatsen kunt
U de raambiljetten zien die ons werk
steunen. Door vorige jaren geleerd heb
ben we besloten dit jaar alleen kinderen
onder te brengen op Zuid-Beveland, Wal
cheren en Tholen.
Wanneer U dus van zins bent ons te
helpen en een kind een grote dienst te be
wijzen, dan verzoeken wij U ons te schrij
ven, met vermelding of U een jongen of
meisje wenst en voor welke periode n.l.
vanaf 4 of 18 augustus gedurende een
tweetal weken. Voor vervoer wordt ge-
staat God. Zo is het begrijpelijk om te zeg
gen „Denk aan Jakob, ons aller stamva
der, denk aan God ons aller Schepper".
Bovendien liggen deze dingen ook veel
meer in één vlak dan wij wel denken. Het
afstammen van Jakob was voor Israël
niet allereerst een natuurlijk, wel een
geestelijk verband. Het is alleszins na
tuurlijk om te denken, dat noch Maleachi
noch zijn hoorders een tegenstelling ge
voelden tussen afstamming van Jakob en
geschapen zijn door God.
Waarom dit nu een rijkere betekenis
geeft zullen wij een volgend maal zien bij
de meer algemene behandeling dezer pe
ricope.
Ik aarzelde niet om wat uitvoeriger hier
bij stil te staan in de hoop te bereiken,
dat wij door deze artikelen bij ons bijbel
lezen en bijbelonderzoek zelf ons ook
meer rekenschap leren geven van zin en
betekenis der woorden.
W. J. MEISTER.
zorgd, terwijl op karakter en ondeugden
nauwkeurig gelet wordt. De vele Zeeuwse
gezinnen die ons van vorige jaren kennen,
zijn een goede propagandawij hopen
dat deze als eerste per omgaande een aan
bieding doen. Een practische taak in de
arbeid voor de uitbreiding van Gods Ko
ninkrijk vragen wij U, in de zekerheid
dat U ons niet teleur zult stellen. Een
flinke stroom aan giften stelde ons ver
leden jaar in staat, de vervoerskosten van
kinderen uit grote gezinnen e.d. te helpen
betalen. Wanneer het absoluut zeker is
dat U geen meisje of jongen in Uw gezin
kunt opnemen, dan is Uw geldelijke hulp
even welkom.
In de verwachting vele kinderen te kun
nen helpen, verblijven wij met vriende
lijke groeten, namens de commissie kin
deruitzending, J. Francke, Nieuwe Boo-
gerdstraat 24, Zierikzee, giro 466580.
KORT VERSLAG van de vergadering
van de classis Goes, op Woensdag
11 April 1956in het lokaal achter
de Geref. Kerk te Goes.
1. Namens de roepende kerk van Yer-
seke opent Ds J. E. Booy de vergadering.
2. De afgevaardigden van de kerk van
Heinkenszand onderzoeken de credentie-
brieven; alle kerken zijn wettig vertegen
woordigd.
3. Het moderamen institueert zich
praeses Ds G. Aalbersberg; assessor Ds
J. E. Booy; le scriba Ds J. van der Leek;
2de scriba Ds D. Bouwknegt.
4. De notulen van de vorige vergade
ring worden gelezen en goedgekeurd.
5. Lezing van de gehouden correspon
dentie.
6. Ingekomen stukken:
a. Een schrijven betreffende de predi-
kantstractementen en de kinderbijslag.
Een voorgestelde provinciale kinderbij
slagregeling kan voorlopig geen doorgang
vinden. De classes Goes en Zierikzee zul
len gaan samenwerken op dit gebied, als
ook de classis Zierikzee hiertoe besluiten
zal. Een verzoek hiertoe zal aan deze
classis gericht worden.
b. Een schrijven van deputaten over het
schreeuwend gebrek aan predikanten in
de emigratiegebieden.
c. N.a.v. een schrijven van de Bond
van Geref. Mannenverenigingen, wordt
als afgevaardigde naar de contactverga
dering op 12 Juni a.s. benoemd br. J.
Fraanje.
d. Een afschrift van een schrijven van
de redactie van de Zeeuwse Kerkbode ge
richt aan de Part. Synode, betreffende
een nog steeds bestaand exploitatietekort.
Breedvoerig wordt de zaak van deze kerk
bode besproken. Afgevaardigden naar de
Part. Synode zullen het besprokene daar
naar voren brengen.
e. Verslag van de quaestor. Wordt
goedgekeurd.
7. De kerk van 's-Gravenpolder vraagt
8 classisbeurten. Wordt toegestaan. Een
kerk vraagt advies inzake een tuchtgeval.
Wordt gegeven.
8. Regeling vacaturebeurten.
9. Schorsing van de vergadering.
10. Heropening.
11. Ds H. J. Kouwenhoven leest het
rapport van de commissie inzake het
vraagstuk van de ruilbeurten. Het advies
van deze commissie wordt door de classis
aanvaard, n.l. dat elke predikant 1 ruil-
beurt per maand mag nemen, mits hij in
die maand geen vacaturebeurt heeft te
vervullen.
12. Verkiezing afgevaardigden Part.
Synode. Afgevaardigde predikanten
Primi: Ds J. Koolstra en Dr C. Stam;
secundiDs G. Aalbersberg en Ds J. van
der Leek. Afgevaardigde ouderlingen
Primi: brs. L. Bosselaar en J. Fraanje;
secundi: brs. C. Douw en J. de Herder.
13. Ds H. J. Kouwenhoven leest het
rapport van de commissie, die een enquête
heeft gehouden bij kerkeraden en jeugd-