De laatste Etappe Als de cijfers spreken... h l i1 d r. jaargang No. 42 Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 13 april 1936 MEDITATIE Een gezegende ouderdom ZEEUWSE KERKBODE Berichten en opgaven Predikbeur- PloofdredacteurDr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Abonnementsprijs: ƒ3,per half- ten tot Dinsdagsmorgens te zenden Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. jaar (bij vooruitbetaling). aan de drukkers Littooij Olthoff,Afzonderlijke nummers 12 cent. Spanjaardstraat 47, Middelburg. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Advertentiën 10 cent per mm. Wil mij dan ook tot mijn ouderdom en grijsheid, 0 God, niet verlaten, totdat ik aan dit geslacht uw arm verkondig, aan ieder, die komtuw sterkte. Ps. 718. Over de jeugd zijn benauwend veel boeken geschreven, over de ouderdom maar heel weinige. We zouden hier haast gaan spreken van „een vergeten groep". Toch komen de vragen van de ouderdom al meer in'de belangstelling, ook al doordat de gemiddelde levensduur zoveel hoger geworden is. Er zijn inderdaad veel „oude mensen". Maar wie wil er nu „oud" heten? Als je 70 of 75 jaar oud bent, ben je niet „oud", maar veel liever „bejaard". Aan dat woord „oud" zitten zoveel nare dingen vast: het is zo iets als „afgedankt", „buiten het leven gesteld", niemand rekent meer met je, je bent „voorzverp van zorg geworden" en ieder jong ding denkt, dat ze „opa" of „oma" tegen je mag zeggen en het „u" is vervangen door „je". Devaluatie aan alle kanten Een vergeten groep. Maar in de Bijbel is dat niet zo. Daarin wordt nog gezegd, dat de grijsheid een sierlijke kroon is. Daarin staat ook een „gebed voor de ouderdom". De dichter van Ps. 71 weet, dat hij ook in de ouderdom zijn God niet kan missen. De aardse kring wordt al kleiner. Velen van de „jongens, waarmee je geloot hebt", zijn er niet meer. De vriendenkring is al kleiner ge worden. Er zijn niet zoveel mensen meer, met wie je op gelijk niveau kan spreken, laat staan, dat ze je begrijpen. Het is moeilijk die een zaamheid te verwerkenals de HERE er niet was. Toch is „oud zijn" en „vroom zijn" niet hetzelfde. De ouderdom kan ook ontevreden en bitter maken. Er zijn ook de zonden van de ouder dom, de aanvechtingen van de satan houden ook dan niet op. Ja, dan is er ook alle reden voor het gebed„Wil mij ook tot mijn ouderdom en grijsheid, o God, niet verlaten Aan dat woord „verlaten" zitten ook heel wat herinneringen vast: je werk moeten verlaten, je man of je vrouw is heengegaan, de kin deren zijn alle uit huis (sommigen misschien al gestorven), vrienden en vriendinnen zijn heengegaan, je hebt je eigen huis misschien moeten verlaten, de levenskracht gaat je verlaten; heel de ouderdom staat in het teken van het „verlaten". O God, verlaat mij niet Dat is een gebed dat verhoord wordt. Luister maar naar de Plere Jezus„Ik ben met u al de dagen. dat is dus ook in de ouderdom. Ja, de Here geeft aan de ouderdom toch nog een taakaan het komende geslacht te vertellen, dat bij de Here kracht is, dat Zijn arm vol van macht is, en dat ge dit in uw eigen leven ervaren hebt. En nóg dagelijks ervaart! Dat is dan „een gezegende ouderdom", waarin men nog spreken kan van Gods goedertierenheên. En dat geldt zowel bij het terugzien, bij het denken aan het ver leden, als bij het zien naar de toekomst. Het is wel een gevaar van de ouderdom om meer terug te willen zien dan vooruit te kijken. Wat kan de toekomst me nog brengen Dat wordt een heel moeilijke vraag als we zien naar de al verder gaande afbraak. En dan toch vooruit zien? Ja, want de Here is er met Zijn beloften. Hij spreekt van een tent woning, die afgebroken wordt, maar ook van het huis niet met handen gemaakt, eeuwig in de hemelenIn het huis mijns Vaders zijn vele woningen, Ik ga heen om u plaats te bereiden". En .dat vooruitzien houdt echt jong! A. E. Voor de derde maal is de Generale Sy node te Leeuwarden samengekomen, met de bedoeling, om nu de nog overgebleven zaken af te doen. De inzet was goed. Er is de eerste week een belangrijk deel van het ontwerp nieu we Kerkorde in behandeling gekomen. Vanzelf geeft niet elk artikel aanleiding tot bespreking. Als dat wél zo was, dan was het einde niet te zien. Maar, waar de eerste week de helft van het ontwerp in behandeling kon komen, daar mogen wij voor de tweede week verwachten, dat we er door komen. Het was te verwachten, dat sommige punten een brede bespreking zouden uit lokken. B.v., waar het betreft het gezag der meerdere vergaderingen. Hier moest de Commissie terugkomen van haar voornemen, om een andere le zing te geven, dan Deputaten wilden. Op grond van ingekomen brieven uit de ker ken meende de Commissie te moeten le zen de vergaderingen (bedoeld zijnde kerkelijke vergaderingen, van Kerkeraad, Classis en Synoden) hebben kerkelijk ge zag, dat zij uitoefenen in onderworpen heid aan Christus. In feite was dit een uitspraak, waaraan niemand behoefte heeft. In onderworpen heid aan Christus staat alles. Zowel in het persoonlijk leven als in de kerk. Een open deur gaat U niet open zetten. Maar, als we over gezag spreken, is het wél van belang, dat we de bron aan wijzen, waaruit dat gezag opkomt. Depu taten deden dat in hun voorstel, hetwelk luidde: „deze vergaderingen hebben ker kelijk gezag, haar door Christus ver leend". Het bleek dadelijk in de bespreking, dat de Synode de voorkeur gaf aan deze lezing, die dan ook door de Commissie werd overgenomen, met loslating van haar eigen voorstel. Alleen is er uit de Synode een tussenzin bijgekomen, zodat het ge heel nu moet gelezen worden: „deze ver gaderingen hebben, elk naar hun eigen „aard, kerkelijk gezag, haar door Chris tus verleend". Daarmee is dus uitgesproken, dat ook de meerdere vergaderingen zich voor haar gezag beroepen op Christus. Dat is het belangrijke element. Het spreekt vanzelf, dat de geaardheid verschilt, zegin kerkeraad en classis. De kerkeraad heeft de geestelijke leiding in de plaatselijke gemeente. Daar treedt een classis niet in. Maar, wat de kerken in een classis ter classicale vergadering bren gen, wordt daar behandeld door de ge zamenlijke kerken met het ambtelijk ge zag, waarover die vergadering beschikt. En zo is het ook met Particuliere- en Generale Synode. Hiermede krijgt het kerkverband de vereiste waardering. Niet in hiërarchische zin, alsof de één over de ander heerst, maar zo wordt het kerkverband gezien als behorend tot het wei-wezen der kerk, no dig bij de leiding en ontwikkeling. Daarom is deze uitspraak der Synode van grote betekenis te achten. Wanneer de kerken dit goed gaan verstaan, dan zal voor de toekomst op dit punt misverstand zijn uitgesloten. Het was opvallend, hoe eenstemmig de vergadering zich hierin betoonde. Dat wettigt het vertrouwen, dat in de kring der kerken deze uitspraak met instemming en dankbaarheid zal worden vernomen. We hebben al jaren gevoeld, dat in dit opzicht de kerken zich duidelijker moes ten verklaren. Dit ogenblik is nu dan ge komen. In de feitelijke toestand verandert daar door niets. Dit moge ieder vooropstellen, wanneer straks soms van hier of ginds de mening wordt verbreid, dat er prin cipiële veranderingen in de kerkregering kwamen. Het is nu alleen duidelijker ge worden. Uit een andere discussie vermelden we ook iets. De kwestie van de afvaardiging naar de Generale Synode. In sommige provinciale ressorten hoopt de bevolking zich al meer op. B.v. in Noord-Holland en Zuid-Holland. De enkele vertegen woordigers van die Synoden krijgen een grote verantwoordelijkheid ten opzichte van die kring, die zij vertegenwoordigen, welke met het jaar groeit, terwijl in an dere ressorten alles gelijk blijft, of terug gang komt. Er zit iets in, om voor die ressorten, die als maar groeien, meerdere vertegen woordigers te zenden. Mits natuurlijk an dere ressorten daardoor niet worden over vleugeld. Er zal nog wel wat aan gedok terd moeten worden, eer dit goed voor elkaar is. Maar, daar is nog tijd voor, want dit ontwerp gaat weer naar de ker ken terug, en later volgt pas de defini tieve aanvaarding. Leuke momenten zijn er ook, tijdens zulke besprekingen. B.v. toen het ging over de feestdagen, met name de Plemel- vaartsdag. Uitgaansdag, als het goed weer is. En toch ook: dag van kerkelijke sa menkomst. Plet zal wel moeilijk zijn, om hier een ideale toestand te krijgen. Als het wonder van Hemelvaart goed wordt verstaan, dan heeft de gemeente daarin zóveel ontvangen, dat het vreugde vol samenkomen op zijn plaats is. Hier mocht van kerkelijke zijde wat meer na druk op worden gelegd. De geestelijke rijkdom van Christus' triomftocht roept om feestelijke herdenking van het feit van hemelvaart. En dat zegt nog iets meer dan de roep der bossen, of het lied van de zee.de bondsdag nog daargelaten. Ook daarover is vaak geschreven. Maar, het zal wel bij de traditie blijvenPlemel- vaartsdag, de dag van verzamelen van de jeugd. En daar zit ook veel moois in. Van moment-opnamen gesproken soms doet iemand een voorstel, waar hij zelf alléén vóór is. Zo helemaal op z'n eentje. Dan sta je niet „leuk" in een grote ver gadering. Zo kwam het voor, dat zulk een voorsteller maar gauw ging zitten, toen hij nergens helpers vond. Alzo een voorstel, waar niemand achter stond. Maar, de speurende blik van de Voorzit ter verdroeg dat niet. Waar is de voor steller zelf Rijzen, manJa, voor „pi laar-heilige" is de tijd voorbij Maar, we gaan weer op naar Leeuwar den, waar het nog evenmin lente is als in het zoele zuiden. Volgende week mis schien weer wat. C. St. Het is met onze actie voor de Vrije Universiteit in Zeeland prachtig gegaan. Als ik dit neerschrijf, heb ik het oog op de actie voor het Jubileum, het vijfen zeventig-jarig bestaan. Toen die 36.000,op tafel moesten komen en wij als Prov. Comité daarvoor werden „aangeslagen", vroegen wij ons afhoe kan dat ooit voor elkaar komen Slaat men ons niet te hoog aan wat liefde, activiteit en offerzin betreft? Maar de uitslag heeft al onze zorgen beschaamd en wij zijn daar zéér dank baar voor. Zoals U weet is het bedrag er ruim gekomen. Maar bij een bereikte mijlpaal dreigt altijd het gevaar dat men te lang tijd neemt om „op adem te komen". Dat gevaar moet tijdig onderkend en bestreden worden. Vandaar dat wij onze krachten weer willen verzamelen voor een nieuwe aan loop. Wat is er in Zeeland voor de Vrije Universiteit nog te doen Kunnen wij ook hier profijt trekken van de door de Ju bileumactie nieuwgewekte belangstelling en liefde voor de Vrije? Wij nemen de cijfers en feiten maar eens onder de loupe. Het aantal leden, dat zijn dus mensen die 25,of meer bijdragen per jaar, bedraagt in onze provincie 229. Dat is niet onbevredigend in vergelijking met andere provincies. Maar de vraag iszijn wij hiermee aan de grens van de moge lijkheden 25,is een heel bedrag en voor de meeste V.U.-vrienden beslist een te hoge bijdrage. Wij zouden dat zeker niet van ieder durven vragen. Maar gezien de maatschappelijke welvaart, die er in onze provincie heerst, menen we toch dat het aantal leden voor uitbreiding vatbaar is. Als ieder lid eens zou trachten er een lid bij te winnen, zodat we eens aan een 450 leden toekwamen, ik geloof dat dat ideaal bereikbaar is. Er zijn tegenwoordig meer mensen die 25,kunnen missen, dan vóór de oor log. Ik denk aan de landbouw en aan de middenstand, en ook aan de loontrekken- den met veel gezinsinkomsten als de kin deren meeverdienen. Wat wij dus aller eerst op het oog hebben isopvoering van het ledental op korte termijn. Wij hebben daarvoor allereerst de medewerking nodig van de ringbesturen en van de leden zelf. Maar daarmee zijn we niet klaar. We kijken nog maar eens naar de ons ter beschikking staande cijfers. Van de 4614 V.U.-vrienden die in ons gewest de Vrije finantiëel steunen, zijn er schrik niet 223, die minder dan één gulden per jaar geven; 1929, die met ƒ1,per jaar volstaan854, die tussen ƒ1,en 2, blijven; 947, die boven ƒ2,uitgaan, maar de 5,niet halen282, die pre cies ƒ5,geven. Tellen wij deze groepen op, dan blijkt, dat van de 4614 gevers 4235 niet boven een bedrag van 5,uitkomen. Daar kunnen er natuurlijk onder zijn ook onder hen die minder dan één gulden geven, die daarmee inderdaad doen wat zij kunnen. Die gave is even hartelijk welkom, als de 100,of 1000,van de welgestelde. Maar hier moet toch nog een breed arbeidsveld liggen voor de plaatselijke comité's en correspondenten van de V.U. Laten wij ons eens eerlijk afvragen of wij inderdaad wel doen wat wij kunnen. Ik weet wel dat er véél gevraagd wordt en dat alles wat wij nodig hebben duur is. Maar dat geldt voor de V.U. in bij zondere mate. Die gulden van vroeger is ook voor de V.U. veel minder waard, dan toen U be gonnen bent die als jaarlijkse bijdrage toe te zeggen. Is het niet een zaak van trouw aan Uw roeping, als U daar nu een rijksdaalder van maakt En die rijksdaalder van vroeger, die zo in waarde gedaald is, kan men daar nu eens niet minstens 5,van maken En van die vijf gulden tien, enz.? Ik ben er van overtuigd, dat er veel mogelijkheden zijn. Wij hebben veel v*)or onszelf nodig. Het zij zo. Het is goed dat wij niet onder dezelfde omstandigheden leven als onze grootouders. Maar de V.U. is óók van onszelf Dat moeten we gaan zien. Dat moeten we ook onze kinderen weer inscherpen. Wat is ons volk geestelijk waard zonder deze „wapensmidse" Onze voorouders hebben daarom gebe den en ze hebben daar naar verhouding veel meer voor „geofferd" dan wij. Bij hen vergeleken is ons geslacht in veel opzichten verwend. Laten wij onze meerdere welvaart dankbaar uit Gods hand aanvaarden. Maar laat ons de geestelijke erfenis, die

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1956 | | pagina 1