II
De Brief
der Generale Synode
IN VUILE HANDEN
jftxelaria
elfde jaargang no. 39 Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland VRIJDAG 23 MAART 1956
MEDITATIE
ZEEUWSE KERKBODE
Berichten en opgaven Predikbeur- Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Abonnementsprijs: ƒ3,per half-
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. jaar (bij vooruitbetaling).
aan de drukkers Littooij Olthoff,Afzonderlijke nummers 12 cent.
Spanjaardstraat 47, Middelburg. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Advertentiën 10 cent per mm.
't Was in m'n vorige gemeente.
't Is al bijna Zondag. Morgen moet ik mijn laatste Adventspreek
houden in dit jaar. Dus vlak vóór de Kerst.
't Iieeft gesneeuwd en 't vriest.
De koster is niet zo jong meer. Hij ziet er tegen op om 's Zaterdags
avonds laat nog de kachel bij te vullen vóór de nacht. Hij moet er
trouwens een hele tocht voor maken, want hij woont niet bepaald naast
de kerk.
Ik echter wel, ambtshalve, in de pastorie. Dus heb ik, toen 't winter
werd, aangeboden, dat ik 's Zaterdagsavonds vóór 't naar-bed-gaan wel
even de kachel verzorgen zal.
De adventspreek is klaar voor morgenochtend, 't Is elf uur. De
sneeuw kraakt, als ik naar 't kolenhok achter de kerk loop.
'k Draai er het licht op, endaar ligt iemand
'k Schrik, allichtvuil ziet-ie er uit 't kolenzwart kan er niet veel
meer aan bederven languit op de grond, wat oud papier onder
zich gespreid. Wakker geworden door 't licht, wrijft hij zich de ogen
uit.
..Kerel, moet' jij hiér slapen
't Verhaal is in 't kort: weinig geld meer, 'n zwervend leven, 't werd
laat langs de grote verkeersweg Zwolle-Meppel, en hier achter 't kerkje
tenminste een dak boven je hoofd, morgenochtend weer verder.
Ik zeg„Kom meeEn m'n vrouw en ik wijzen hem de weg naar
de logeerkamer.
De volgende morgen zit hij naast ons aan tafel.
„Wat; hebt u een mooi orgel: de zwaarste Mannborg!"
„Speelt u orgel vragen we prompt.
„Ja, ik leerde 't van m'n moeder."
Na 't eten zit hij op 't orgelbankje. Hij speelt goed!
Onze kleine jongen herkent enige melodieën en zingt mee.
Nu gaat de gast nog meer op in z'n spel.
Tot hij zich omdraait, 't orgel vergeet en.speelt met ons kind!
M'n vrouw griezelt evenons kind in zijn vuile handen, vieze nagels,
zwarte groeven!
Ik kijk m'n vrouw aan. Ze bedwingt zich.
Ik loop naar de boekenplank en wijs haar op een Kerstverhaal van
Selma Lagerlöf, dat we onlangs lazenwij nu precies evenzo
Selma Lagerlöf heeft gelijk: dit is nu nog maar ons kind in vuile
handen van een zwerveling, maar Jezus dan?
God gaf Zijn Zoon Over aan vuile mensenhanden, die Hem tenslotte
zelfs aan 't kruis sloegen!
We zijn nu in de Lijdensweken. Straks is 't Goede Vrijdag. Nu
gaat 't gebeurenvuile, zondige mensenhanden vergrijpen zich aan
Gods Zoon, spelen met Hem en doden Hem
„Zó lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon
gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren gaat,
maar eeuwig leven heeft" (Joh. 3:16).
H. J. H. M.
II.
Naast de opmerkingen in verband met
de eredienst, gaan we nu na, wat de Sy
node heeft opgemerkt in verband met de
prediking.
Altijd een geliefkoosd onderwerp. De
preek. Het zal wel zo blijven, dat hierbij
het charisma aan de éne kant, en ter an-
derer zijde de kwestie van de smaak een
rol speelt. Misschien dat in één opzicht
er wat verschil bij vroeger te constateren
valt. In vroeger tijd werd een preek vooral
op de zuiverheid der leer „gekeurd". Te
genwoordig krijgt men de indruk, dat dit
niet meer zo zwaar weegt. Blijkbaar nog
wel op kerkelijke vergaderingen, maar
niet meer ter plaatse, waar het volk ver
gadert. Daar heeft men tegenwoordig an
dere maatstaven. Als daar zijn„pak
kend", „op de man af", „op de hoogte
van de tijd", en wat dies meer zij. En fin,
er is op dit gebied zoveel heerlijks te le
zen en te horen, dat daar geen regel meer
bij hoeft.
De Synode wilde heel voorzichtig het
onderwerp der prediking aansnijden. Mis
schien is het goed, om iets aan te halen
uit het schrijven aan de kerkeraden.
Uitgangspunt is, dat de ambtelijke
dienst des Woords vóór alle dingen ons
als bediening der verzoening geschonken
is. Nu vraagt de Synode, of juist dit punt
in elke preek wel in voldoende mate op
de voorgrond en in het middelpunt staat.
Om maar een paar vragen letterlijk
over te nemen: is de prediking er altijd
genoeg op gericht, de gemeente er van te
overtuigen, dat zelfs zogenaamde kleine
zonden zó groot zijn en zó ernstig Gods
recht schenden, dat zij waard zijn, dooi
de bittere en .smadelijke dood van het
kruis gestraft te worden Biedt zij tevens
haar niet slechts ruim en Koninklijk de
vergeving der zonden aan, maar roept zij
in de diepten van onze menselijke schuld
en verlorenheid ook uitde boodschap van
de rechtvaardiging van de zondaar uit lou
ter genade, enlegt zij haar de einde
loze barmhartigheden Gods open, Die, om
ons te sparen, Zijn eigen Zoon niet ge
spaard heeft? En in er verder de opwek
king tot een wandel in liefde en gehoor
zaamheid, om met een opgericht hoofd de
Here Jezus uit de hemelen te verwachten
Ieder bemerkt, dat de Synode zich zeer
voorzichtig uitdrukt. Ten overvloede
wordt later nog gezegd, dat het allerminst
in de bedoeling ligt om een schuldregister
open te leggen. Het zijn maar vragen, op
grond van binnengekomen opmerkingen.
Wanneer wij die vragen nagaan, dan
worden hier zeker geen nieuwe dingen
naar voren gebracht. Maar het accent valt
op de rijkdom van de verkregen verzoe
ning in Christus. Dat blijft de grote ver
kondiging. Om dan daaruit de gemeente
duidelijk te makengij zijt duur gekocht.
Die verzoening in Christus roept om een
leven der dankbaarheid. Daarom heeft de
prediking de ernst der zonde duidelijk te
maken, als een verachten van de offeran
de, voor ons gebracht. Elke zonde is daar
bij een gevaar. Zodat een bewogen ver
kondiging van het kruis, in het licht van
de overwinning, in de gemeente moet
wakker roepen een begeerte, om naar de
wil van God, Die Zichzelf met ons wilde
verzoenen, tot Zijn eer te leven. Zo
wordt de gemeente toebereid tot de dag-
van Jezus Christus.
Nu zal, bij zulk een ontsluiting van het
Woord Gods, het persoonlijk element al
tijd blijven meespreken. De profetische
gave is niet over heel de linie der ver
kondigers overal in gelijke mate aanwe
zig. Maar, wat wél van allen mag worden
verwacht, dat is, dat zij zich zetten tot
een nauwgezet luisteren naar de Schrift.
Dat wordt: Bijbellezen, de tekst onder
zoeken. en de daarin neergelegde bood
schap van God opdiepen.
Een dominee, die zegthebt U niet een
tekst voor mij bewijst daarmee, dat hij
teveel een vreemde blijft in de rijke Open
baring van God.
Een tekst? Wie geregeld de Schrift on
derzoekt, heeft telkens keuze uit verschil
lende teksten. Zó komt men self tot tek
sten, en dan biedt de Schrift zó veel, dat
het voor ieder prediker fijn is, om daarin
bezig te zijn.
Geen gemakkelijke bezigheid. Het kan
gebeuren, dat U soms na jaren denkt: dat
ik dit niet eerder gezien heb. Lezen, her
lezen, de betekenis van de geschiedenis
zien in het geheel der Openbaring Gods.
En, dan die preek, die daaruit voortkomt,
spreken in een taal, die vandaag de men
sen toespreekt.
Het is altijd verwonderlijk, hoe men
sen, die zelf in hun leven met „preken"
niet te doen hebben, er over kunnen oor
delen. Er vallen meer zweetdruppels in
deze arbeid, dan U denkt. Dat moet ook.
Dagenlang met de tekst bezig zijn. Het
moet groeien, en dan komt eindelijk de
preek voor de dag.
Wie zó de worsteling aangaat, die zal
de postille vaarwel zeggen. De Bijbel zelf
zal U de gedachten geven, en het contact
met de gemeente zal ons leren, hoe wij
de Bijbelse boodschap tot onze gemeente
hebben te brengen.
De Synode wees slechts op datgene, wat
in het middelpunt moet staan. Bij de pre
diking. Ook bij de catechese en het huis
bezoek.
De verkondiging van het heil in Chris
tus moet ons drijven. En de zorg voor de
gemeente, voor de jeugd, moet ons daarbij
zwaar wegen, 't Is niet het belangrijkste:
zégt hij het aardigVan sommige
„hoorders" zou men de indruk opdoen,
dat daarmee al veel is goed gemaakt.
Gééft hij wat, uit het Woord, voor het
leven Dat is het beslissende in alle gees
telijke bearbeiding. Daarop moeten wij
ons richten. Want, er moet een volk wor
den toegerust tegen de dag des Heren.
Dat volk moet duidelijk de Heiland zien,
in Wie wij mogen geloven. En, dan leren,
met Hem door 't leven te gaan, het grote
feest tegemoet, dat op grond van de ver
kregen verzoening eens wordt aangericht.
Wie zich daarin beijvert, met de gaven,
hem toevertrouwd, gaat op verantwoorde
wijze de toekomst tegemoet. C. St.
Opening der harten.
Jezus! PaulusDe profeten!
Zouden wij ons te goeder trouw
niet veel te ver van hen verwijderd heb
ben?
Ook in methode?
Hoe is het toch mógelijk, dat wij pre
dikanten, bij het bestuderen van allerlei
rondom de bijbel, zelfs van de bijbel, mis
schien nog nooit, geheel voor ons zelf,
studie hebben gemaakt van de vorm der
prediking bij hen, die toch wel nog iets
meer dan Sikkel, Dijk, Schilder, Calvijn
of wie ook voorbeeldig moeten zijn!
Hóé belangrijk de traditie ook in dit
opzicht voor ons wezen mag, ook hier zijn
wij met wat veel overlevering bezwaard.
Misschien staat zij ons in de weg om met
onbevangen oog de heilige Schrift zélf
en haar exempels-zonder-weerga, zelfs bij
het „openen" dier Schriften, op te mer
ken.
Natuurlijk kunnen wij hier geen com
plete studie geven over zo omvangrijk on
derwerp. Dat zou 'n boekwerk vergen met
keur van voorbeelden van Chrysostomus
tot Okke Jager. Voor slechts enkele op
merkingen is hier plaats.
En is het dan niet steeds weer het le
vendiger het actuele, het aanschouwelijke,
niet allereerst het ingedeelde of het rede
nerende, betogende, dat ons bij alle „spre
kers" in de Schrift treft? Ook Paulus'
brieven zijn gesproken!
Hoe wijd verschillend de toespraken
ook mogen zijn, die de stadsmens uit het
handeldrijvend Tarsen houdt of het
Dorpskind uit het landelijk-stille Naza
reth hoezeer de spraak van de eerst riekt
eer naar de zilte zee, soms naar het stof
der straten of de sfeer der rechtzaal, dan
naar de geur der leliën des velds, beider
taal, zo goed als die van Jesaja, Jakobus,
Mozes, David Jeremia misschien ge
deeltelijk uitgezonderd trilt altijd van
kleurig leven beeldt uit ópent Gods
waarheid, niet zoals men dóde dingen uit-
één-zet of ont-leedt, maar gelijk 'n na
tuurliefhebber verborgen schoonheid wijst
in al wat leeftdoor het te laten leven
Hóór Jezus' rede over zijn wankelende
voorloper tot de scharen die op hun beurt
wankelen, nu zij de Doper hardop horen
twijfelenWat zijt gij in de woestijn gaan
aanschouwen? Een riet, door de wind
bewogen
Jezus ziet zelf de Doper vóór zich.
Met de directheid van de geboren Spre
ker grijpt Hij het verduidelijkend beeld
niet èrgens ver vandaan, maar aan Johan
nes' onmiddellijke omgeving, waar de dui
zenden zelf de boetprediker hadden zien
staan: stoer als 'n eenzame eik!
Niet ter verfraaiing, zelfs niet maar
ter illustratie beeldt Jezus uit.
Doch om dóór het beeld juist dieper in
de zaak zélf in te dringen. Meteen zó
raak, zó visueel, dat ook de hoorders de
sobere boetgezant weer vóór zich zien,
staande in de eentonig wijd heuvelende
vlakte, bij 'n zoom van biezen, buigend op
elk windje, waaiend over 't water der
Jordaan. Zij hóren opnieuw de klank van
zijn metalen stem. En als vanzelf
schudden zij reeds het hoofdneenzó
was het niet. Daartoe zijn wij de woestijn
niet ingetrokken. Zó hebben wij hem in
zijn ruw donker kleed niet ontdekt tegen
de lichte achtergrond van stuivend zand
en wuivend riet. Wat er nu ook in de
gevangenis met hem gaande is, buigen als
die al te meegaande biezen, dat deed de
onverschrolckene zéker niet
Maar reeds vraagt Jezus let ook
daaropvraagt Hij verdermaar wat zijt
gij gaan zien? Een mens in weelderige
kleding? Zie, die weelderige kleding dra
gen, zijn aan de hoven der koningen
O, nu zijn allen er geheel weer in!
Ja, dat was de Doper.
Geen meevleiend hoveling.
Recht vóór Herodes, klaagde hij de
koninklijke overspeler aan
Géén onder de scharen, die nog daar
even weifelde om Johannes' twijfel, aar
zelt meer.
Voor aller oog, in aller ziel staat Jo
hannes en heel zijn prediking over de
komende Koning weer vast
Dat hebben die paar simpele vragen,
die al te eenvoudige beelden gedaan
Jezus „handelt" niet over de persoon
van de Doper. Hij maakt hem niet tot
zijn hoogst ernstig onderwerp van dis
puut Hij ziet, Hij schildert hemAlles
is en werkt direct! Kinderen zelfs ver
staan hetook indien niet alles, het eigen-