Het schrijven der Hervormde Synode Jfixelaria WAT IS HIEROP UW ANTWOORD Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland rijdag 2 maari 1956 MEDITATIE ZEEUWSE KERKBODE ELFDE JAARGANG No. 36 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Abonnementsprijs: ƒ3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. Zoals uit de publicatie in de dagblad pers is gebleken, heeft de Generale Sy node van de Ned. Herv. Kerk een ant- woord-schrijven gezonden aan onze Gene rale Synode, in verband met het nog-niet- overgaan tot het zenden van afgevaardig den naar eikaars meerdere vergadering. Onze Generale Synode heeft in een uit voerig schrijven uiteengezet, dat tegen dit voorstel bij haar niet zozeer principiëel bezwaar bestaat, maar dat dit alles een gedachte van overeenstemming en toena dering kan wekken, die met de werkelijk- heid nog niet in overeenstemming is. Daarop is nu de Herv. Synode geko men met een voorstel van andere aard. Vóór we dit nader bekijken, mag de op merking niet achterwege blijven, dat deze correspondentie over en weer op een hoog peil staat. Beide brieven zijn waardig van toon en inhoud, gespeend aan alle bitterheid, wat in bijzondere mate bevorderlijk is aan een eerlijke benadering van eikaars standpunt. We moeten ronduit bekennen, dat sommi ge stukken, in de kring der „Geref. ge zindte" uitgezonden, daarbij niet kunnen halen. Wanneer wij het antwoord-schrijven der Herv. Synode bekijken, dan krijgen wij de indruk, dat het in de kring der Herv. Synode inderdaad teleurstellend wordt gevonden, dat de afvaardiging over en weer nog niet zal plaats hebben. Hier wordt openbaar een bedoeling, om de Geref. Synode te begrijpen. De Herv. Sy node heeft het verstaan, dat het Herv. kerkelijk leven zich, naar onze zienswijze, nog niet op zulk een wijze heeft ontwik- keld,- dat er onzerzijds vertrouwen is in de manier, waarop men van Hervormde zijde aan onze gemeenschappelijke Heer en Zijn Woord gehoorzaam wil zijn. Wanneer daarbij dan vermeld wordt, dat dit tot nieuwe waakzaamheid en nieuw zelfonderzoek moet uitdrijven, dan gevoelt een ieder, dat het schrijven, van onze kant gezonden, serieus is'gelezen en overwo gen. Daarnaast staat de openlijke erkenning, dat zij nog slechts op weg zijn naar de rechte gestalte van een belijdende kerk. Wat intussen niet wegneemt, dat er smart is over de gedeeldheid van het lichaam van Christus. Verder is er sprake van ons gemeenschappelijk Gereformeerd belijden, terwijl de centrale verschillen in het licht van Gods Woord moeten onderzocht wor den. Op dit punt acht de Herv. Synode, dat beide kerken elkaar nodig hebben. Zij wil dan ook wat anders dan onze Gene rale Synode, die deputaten aanwijst voor nadere verklaring vin wederzijds stand punt, voorzover dat nodig mocht blijken. De Herv. Synode wil deze kant niet uit, maar geeft de voorkeur aan een meer daagse conferentie, eenmaal per jaar, waar zowel niet-theologen als theologen van beide zijde zullen aanwezig zijn. Ein delijk wordtde eenheid van Christus' Kerk bij ons in persoonlijke en ambte lijke voorbede aanbevolen. Wanneer wij hierbij nu enkele opmer kingen maken, dan is het eerst deze: het is de manier van kerk-zijn (ook al kwam de presbyteriale regeringsvorm na de laatste oorlog bij de Hervormden weer naar voren), waarom de Generale Synode onzer kerken kwam tot het innemen van haar standpunt. Voor ons ligt de moeilijk heid, hoe het gehoorzamen aan de Heer en Zijn Woord in het interne leven der Kerk kan worden verwezenlijkt, wanneer aangaande dat Woord Zelf, en het gezag van dat Woord, nog geheel tegenstrijdige opvattingen naast elkaar bestaan. Met een herinnering aan wat Ds Buskes schreef in de Waagschaal tegen de voorzitter van Kerk en Wereld, maken wij duidelijk, wat hier bedoeld wordt. Deze laatste trok openlijk de Godheid van Christus in twij fel, meende zelfs aan het eigen woord van Jezus een argument te kunnen ontlenen, dat Hij Zich schepsel voelde tegenover God. Ds Buskes kwam met kracht op voor de waarheid van 't geopenbaarde Woord. Nu kan men zeggen, dat in de worste ling om de waarheid de Kerk dit critieke stadium moet passeren. Dat dit behoort bij het „op weg zijn" naar de rechte ge stalte van een belijdende Kerk. Maar, men weet toch tegelijk, dat het oecumenisch belijden der Kerk, men. denke aan Nicaea, een andere taal heeft gesproken. Wanneer nu de Herv. Synode vanuit het Kerk-zijn zoekt naar contact met onze kerk, om samen de verschillen in het licht van Gods Woord te onderzoeken, dan moet hier toch erkend worden, dat in het interne kerkelijk leven nog altijd iets aan wezig is, waardoor toenadering toch uiter mate wordt bemoeilijkt. Men mag het be lijden der Kerk bij voorkeur „dynamisch" noemen, daar is toch „iets vaststaande" in, n.l. wat duidelijk ons geopenbaard is, en wat in het belijden nooit tot de bewe gelijke dingen kan gaan behoren. Zal het kerkelijk gesprek met vrucht worden gevoerd, dan komen deze dingen in het middelpunt te staan. Wanneer er gesproken wordt van een gemeenschap pelijk gereformeerd belijden, dan zal het toch nodig zijn, dat wij onder dit belijden hetzelfde verstaan, en de geopenbaarde waarheid wordt aanvaard als ons allen bindend. Niet vanuit het „Kerk-zijn" maar Jezus bleef zwijgen" Matt26:68. Fel bijtend komt het Kajafas uit de mond. Zo juist heeft de ene getuige na de andere verteld wat die Jezus allemaal wel gezegd had. De echo's van hun woorden hangen nog in de hoeken van de zaal. Wat is hierop Uw antwoord? Maar Jezus blijft zwijgen. Welbewust. Even hangt het zwijgen van Jezus beklemmend in de zaal. Dit wordt Kajafas te machtig. Het is alsof zijn vraag botst tegen de woorden die Jezus gesproken moet hebben, en dan terugkeert. Tegen hem zelf gericht. Wat is daarop Uw antwoord? Het woordje Uw onderstreept door de lijn van Jezus gesloten lippen, door Jezus zwijgen. Dan schreeuwt hij het zwijgen stuk met de vraag, die een belijdenis had kunnen zijnZijt gij de Christus, de zoon van de levende God Misschien is er in Uw leven een zwijgen, angstig, van hemel en aarde. Waarin U geen antwoord krijgt op Uw schreeuw. Uw schreeuw, geboren uit eenzaamheid, ziekte, ouderdom, verdriet, lijden. Waarom moet het zo, o, God. Hoe is het mogelijk dat dit of dat. Het kan immers zo beklemmend stil zijn in een mensenleven. O, God, wat is Uw antwoord? Waarom? Schreeuw dan niet met Kajafas mee. Laat het woordje Uw onder streept door de lijn van Jezus gesloten mond terugkeren in Uw hart, Uw leven. Want, wanneer U met schaamte dan Uw tekort, Uw zwijgen, Uw zonde ontdekt en uitspreekt, dan breekt Jezus 't zwijgen stuk, en hoort U zijn laatste woord„Ik ben de Christus, het is volbracht". En ook Zijn allerlaatste woord op aarde: „Ziet, Ik ben met U, alle dagen, tot aan het einde der wereld". Nu begin ik iets te begrijpen van de woorden van dat Kerstlied „Ziet, die 't Woord is, zonder spreken". En ik herinner me ineens het begin: „Komt, verwondert U hier mensen, ziet, hoe dat U God be mint". Want Jezus, die daar voor Kajafas zwijgt, is Jezus op weg naar het kruis. Wat is daarop Uw antwoord? A.J.P. Kr. S. kunnen wij elkaar ten volle benaderen, maar daarbij komt het wezen van het Kerk-zijn in de eerste plaats aan de orde. In dat opzicht is het schrijven van onze Generale Synode anders gefundeerd dan het antwoord, dat de Hervormde Synode zond. Ook zulk een voorgestelde conferentie komt o.i. voor hetzelfde probleem te staan. Het is daarbij niet beslissend, of de zaken nu gunstiger liggen dan in het verleden, maar of de zaak van Schrift en Kerk juist wordt gezien. Wel is het belangrijk, dat van Her vormde zijde blijkbaar behoefte wordt gevoeld, om het contact met ons te onder houden. Daarin ligt iets, dat wij van onze kant niet over het hoofd mogen zien. Maar, er zal dan héél wat aan de orde komen, en het kerkelijk leven zal dan diep-ingrijpende wijzigingen moeten on dergaan. Wanneer het in onze tijd mocht geluk ken, dat de eerste stappen hiertoe kunnen gedaan worden, dan zou dat op zichzelf al van betekenis zijn. We hebben af te wachten, hoe onze Generale Synode op dit antwoord een wederwoord zal geven. Het Kerkprobleem is in Nederland een van de diepgaandste vraagstukken. Wanneer wij in deze wor steling iets voor elkaar kunnen zijn, dan ligt daar voor ons ook een taak. Er is in ieder geval iets gaande. En wij hebben met belangstelling het verloop te volgen. C. St. Zó erg gelukkig niet! Tocherg genoeg! Onder mijn vaste wekelijkse lectuur behoort Lit a in Libelle en de Spie gel dominee. Ik vind dit vrijwel altijd leerzaam. Men leert er de vragers en vraagsters door ken nen, die hun hart uitstorten of ook wel hun gal. Men leert daardoor ook de wijs heid en het geduld bewonderen van de vermoedelijk Roomse Lita, die zich be perkt tot het terechtbrengen van verliefde meisjes en van de vermoedelijk Hervorm de Spie geldominee, die zijn troost en licht uitgiet over 'n veel wijder veld van zoe kenden, dwalenden, halstarrigen, nijdig aards, kerkelijken en onkerkelijken. 'n Wijs man met 'n echt herderhart, die het voorrecht heeft velen terecht te wij zen van „uit zijnanonymiteit Dat is voor 'n deel zijn kracht en. attractie. Want lees nu eens wat deze veelge- zochte raadsman, biechtvader van 'n over heel Nederland verspreide oecumenische gemeente, schrijft in het nr. van 18 Febr. 1955„Ik wil bij u allen pleiten voor de „eenzaamste man in de gemeente". Dat is de dominee. Niet in die zin, dat hij niet altijd mensen om zich heeft. Dat is wel in orde. Meer dan genoeg, zou ik haast zeggen. Maar hij is vaak eenzaam in die zin, dat zoveel harten voor hem gesloten blijven. Huizen niet. Overal welkom en allervriendelijkst en allerhartelijkst. „Wat zal ik zetten, dominee, koffie of thee?" Maar de werkelijke biecht, de oprechte vraag om hulp, wat is dat er weinig. Soms is de week bijna om en als ik dan naga, waar ik nu echt nódig was en waar ik nu werkelijk kon helpen, och, dan is het zo armelijk en pover. Spreekuur? Nie mand. Ja, toch, één. Of ik het adres ook weet van dat of dat bureau. Telefoon? Ja, meer dan me lief is, maar haast alle maal organisatorische puntjes en nooit eens de vraag: „Dominee, ik móét eens met u praten, zvant ik kom er niet uit". Ziekenbezoek? Och, ja, soms mooie ge sprekken, sóms even het gevoelhier was ik nu nodig, hier werd ik gestuurd. Maar heel dikwijls niet meer dan het streepje in de ambtsagendadaar ben ik deze week weer geweest. En nu zal ik de dag der kleine dingen niet verachten. Ik weet veel te goed, dat werken in de oogst een moei zaam werk is en heel nederig. En dat het Koninkrijk Gods vaak uit kleine dingen bestaat. Maar begrijpt u nu, waarom ik het soms moeilijk verwerken kan, als iemand aan mij, een onbekende, wèl schrijft en de eigen predikant passeert? Dat is niet omdat, zoals deze briefschrij ver veronderstelt, deze onbekende domi nee de gave der wijsheid zou bezitten en de eigen predikant dikwijls niet. In de eerste plaats zou dat dan moeten blijken uit mijn wijk, want daar ben ik heus niet anders dan in de Spiegel. Maar daar blijkt het niet uit. En in de tweede plaatsAmb telijke gave is niet onze zaak, maar Gods zaak. Er zijn wel gaven zonder ambt, maar er 'is geen ambt zonder gave. Kleine, zwakke gaven, ik geef het toe. Maar „het belieft Gode ons door hun hand te regeren", zegt de Catechismus bij het vijfde gebod. En dat geldt heus niet al leen van de ouders. Ik stuur niet altijd ieder naar „de eigen predikant". Als ik vermoed, dat er geen eigen predikant is of als ik meen, dat bespreking ons allen helpen kan, ga ik wel terdege op een pro bleem in. Maar meer dan eens denk ik: „Schrijf nu precies zo'n brief aan uw eigen dominee". Ik zou voor geen geld willen, dat door deze rubriek die een zaamste man nog eenzamer werd." Het doet wel eens prettig aan, te mer ken, dat 'n ander het met je eens is. Maar in dit geval zou ik bedroefd kunnen wor den om 'n eerlijke gewetenskreet van één onzer bekwame predikanten en die, zij het anonym, de toestand in Protestantse kringen nog ontstellender voorstelt dan ik het ooit heb gedaan. Godlof, zó eenzaam heb ik mij niet be hoeven te gevoelen. In elk mijner gemeen ten zijn er mensen, kerkleden en vreem den, bij mij om raad gekomen, vele jon geren ook, wier onverplichte biecht ik heb aangehoord, dankbaar wanneer ik één of ander advies kon geven of zelfs wel in 's Heren naam mocht besluiten met: u zijn de zonden vergeven. Doch wat ik in het aangehaalde uit De Spiegel onderstrepen liet, bevestigt op wel zeer ontroerende wijs, hoe schrikkelijk hier en daar de afstand is tussen schapen en herder. Niet, omdat de herder geen herder wil zijn. Doch omdat de schapen geen schapen willen zijn. Volgens Schrift en werkelijk leven op de hei, horen de schapen de stem van de herder enzij volgen hém. Maar de Protestant wil al te vaak, dat de herder zich dood loopt achter zijn schapen bokken soms om op visite allerlei aan te horen, behalve waarvoor hij herder is gewordenhet openen van het hart, het blootleggen van de werkelijke geestelijke toestand, om zo mogelijk te helpen met de macht en kracht, die God zijn ambts dragers belooft en geeft. Een en ander maal heb ik hierop ge-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1956 | | pagina 1