in GODS HUIS JTxelaria Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland MEDITATIE SATANS LIST op Jezus' lijdensweg VERSCHRALING van het GEESTELIJK LEVEN? ZEEUWSE KERKBODE ELFDE JAARGANG No. 33 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. RedacteurenDs D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 10 FEBRUARI 1956 Abonnementsprijs3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. „Doch Hij keerde Zich om en zeide tot Petrus: ga zvcg, achter Mijsatan." Matth. 16:23a. De tijd is lang voorbij, waarin men meende dat de duivel op ons aankomt met bokkepoten en een lange staart, als een vreemd gedrocht, dat verjaagd kan worden, door een kruis te slaan. Liever komt de duivel naar ons toe als een engel des lichts, dan als de vorst der duis ternis. De satan, dit kan zijn de vrome stem in ons, die zegt, dat wij er wel komen, omdat wij niet op ons zelf vertrouwen; maar ondertussen maken wij van onze nieuwe verdienstelijkheid een verdienste. Het is de satan, die ons kan laten zeggen, dat een mens toch mag proberen, zoveel mogelijk voor zijn gezin te verdienen, terwijl wij bedoelen, dat het gerammel van geld voor ons de mooiste gewijde ochtendmuziek is, die er bestaat. Misschien is het de duivel wel, die u laat vertellen, dat u ook niet alles kuntmaar u bleef liever achter de kachel naar de steravond luis teren, dan dat u een ledenvergadering van de kerk bezocht. De voor naamste wapenen van satan zijn geweld en list. Verlos ons van de boze Die duivelslisten, daar weet de Heiland ook vanWant hier is de trouwe Petrus, die na de eerste lijdensaankondiging zegt: „Dat ver hoede God, Heere, dat zal U geenszins overkomen". Petrus, de rots man, een steen des aanstoots. Eén van de twaalf pilaren van -de kerk, een basis van waaruit de duivel zijn aanval onderneemt Jezus op de lijdensweg. Met het beeld van de bloedige zweetdruppels in de hof, van de slachtbank Golgotha voor ogen, nog eens die list van satan: Al de koninkrijken der wereld zal ik U geven zonder die lijdensweg; indien Gij U nederwerpt en mij aanbidt. Maar nu is het niet de baarlijke duivel zelf, die met dit voorstel komt, maar Petrus, die goede raad zal schaffen. Nu, Jezus kiest. •Met open ogen gaat Hij op dat bloedige zweet en op die slachtbank af. De laagste'duivelslist kan Hem van de lijdensweg niet aftrekken. Jezus slaat de via dolorosa in voor mij, voor mijn pacteren met die satan. Ga weg, achter Mij, satan. Dat betekent: ik ben verlost, God heeft mij welgedaan. Th. B. Uit vroeger eeuwen is bekend, dat men in de kerken „porders" had. Zij vervul den de „verheven" taak, om slapers, die het tijdens de dienst heel erg maakten, zulk een fikse „por" te verkopen, dat deze pijnlijke aandoening van hun vlees hen tot het bewuste leven terugriep. Als we zoiets ophalen, dan hebben we de gedachte, dat „ons geslacht" het er toch wat beter afbrengt. Nergens betaalt een kerkeraad meer rekeningen voor ver richte pordersdiensten. Hetgeen overigens geenszins inhoudt, dat er geen slapers meer zijn tijdens de kerkdiensten. Maar, een kerkbode van verleden week, uit een bekende randkerk ener grote stad (waar drie kerkgebouwen staan en nog meerdere zullen verrijzen), bracht een ondertekende „open brief", waaruit ont stellend duidelijk wordt, hoe oneerbiedig sommigen zich in de kerk gedragen. In dit geval ging het over de jongeren. Al leen bij het zingen waren zij er eigenlijk „bij". Verder was het praten met elkaar, afgewisseld met het verorberen van die „gerechten", die als onmisbaar voor de eredienst te boek staan (als daar zijn pepermunt, zuurtjes e.d.). Verder was het staande aanhoren van votum en zegen- groet voor enkelen aanleiding, om tegen elkaar op te duwen. Dit alles ging dus nog aan gebed en prediking vooraf. Ook de ogenblikken van het gebed bleken „ge schikt" te zijn voor onderling gepraat en gesnoep. De omhulsels van de snoeperijen bleven achter onder de bank. Zodat een vreemdeling, na de dienst, bij het bezoe ken van zo'n kerkgebouw, had kunnen vragen: is hier nu „kerk" geweest, of hebben ze bazar gehouden? Haast zou men vragen: wat is er nu ergerdat slapen van voorheen, of een dergelijk gedrag, als boven gesignaleerd. Het is te begrijpen, dat het voor de schrij ver van de Open brief geen prettige be zigheid was, om dit te vermelden, en even min voor de redactie, om dit op te nemen. Dat men er toch toe overging, bewijst, dat hier sprake moet zijn van zo'n totaal ge mis, hoe men in Gods huis moet verke ren, dat men deze feiten aan de openbaar heid prijs geeft. Het gaat nu door heel Nederland rond. Buiten-kerkelijken kun nen zich er mee vermaken, of zullen zich afvragen, of dat kerk-houden wel zo be langrijk is, wanneer het er zó naar toe gaat. Misschien was het beter geweest, dat men vóór de publicatie liever in intieme Jvring dit had behandeld. Wat gedrukt wordt, kan onder aller oog komen. Het vraagstuk van „de vuile was buiten han gen" komt daarbij aan de orde. Voor een behandeling „binnenskamers" zou ik meer gevoeld hebben. Maar, nu het in de kerkelijke pers staat, mag het aanleiding zijn voor ons allen, om er op bedacht te zijn, het heilige en voorname van de dienst des Heren niet te verontreinigen. Wanneer de vraag naar „jeugdkerk" hier of daar opgang doet, onder het motief, dat het dan meer be vattelijk is voor jongeren, dan zou ik zeg gen: maak deze jongeren nu maar eerst eens „bevattelijk" voor het fijne van het samenkomen van God met Zijn volk. God en de gemeente zijn dan bij elkaar. En, God ziet graag de jeugd tussen de ouderen in. Het Oude Testament geeft geen aanleiding, om de isoleer-methode toe te passen, en het Nieuwe Testament evenmin. Maar, wij moeten elkaar opvoeden, op dat wij wéten, wat we doen, als wij het huis Gods binnen gaan. Christus is daar, tussen de kandelaren. Wie onder het vo tum staat te dringen, of zit te spelen, die heeft er zeker geen erg in, dat het nu aangaat op de ontmoeting van de levende God en Zijn volk. Het Rooms-Katholicisme verbindt de werkelijke tegenwoordigheid van Christus aan het Sacrament van het altaar. De Schrift spreekt op geestelijke wijze van een wonen van Jezus Christus temidden van Zijn volk. Maar, dan moeten wij ons dat ook indenken. En, onze kinderen daar in onderrichten. Ik kan mij moeilijk voor stellen, dat jongeren, die zich zó in Gods huis misdragen, thuis opvallend eerbiedig zijn bij gebed en Bijbellezing. Waarom zouden we elkaar niet de nodige instruc ties meegeven, als wij de tempel van de levende God ingaan? Al het oneerbiedige moet met tact be streden worden. In geen vergadering, op geen catechisatie, moet iemand het gebed, of de dankzegging beginnen, vóór dat al len stil zijn, en zich eerbiedig gedragen. Als we dat van huis uit meekrijgen, dan ligt hierin grote waarde. En, zeker be horen allen het te weten, dat elke onge regeldheid tijdens de eredienst voor God een gruwel is.» We zijn er allen bij betrokken. God ziet ze immers zitten. Hier. Marietje, en daar Janen ga zo maar door. Allen getekend met het zegel van de Doop, dat is het zegel van het bloed der verzoening. En tot allen spreekt God door het Evan gelie, waaruit de Christus in de loop van ons leven al rijker naar voren komt. We krijgen Gods geboden voor ons bestaan. We horen Gods beloften voor dit leven en de toekomst. Hij verzekert aan ouders en kinderen Zijn genade. Eén der eerste vereisten is: eerbied in het heilige. Als die ontbreekt, dan kan het Woord geen kracht doen tot opbouw. Dan kunnen wij naar buiten wel met allerlei pretentie ko men, maar dit is vrij waardeloos, als wij ons niet behoorlijk kunnen schikken, om God te ontmoeten. En als wij niet weten, waar het in de kerkdienst om gaat Deze dingen kunnen wij elkaar niet ge noeg, en ook niet ernstig genoeg zeggen. Wie in dit opzicht zijn roeping verstaat, die verricht een belangrijke dienst aan de jeugd. Het is een eer voor gezin èn ge meente, wanneer allen weten, hoe wij ons in Gods huis behoren te gedragen. Zó gaat er van de dienst vormende kracht uit voor het geestelijk leven. Onze kerkgang moet God verhogen, en ons zelf tot zegen zijn. C. St. Nezv-look-preken. Uit reactie tegen soms al te redeneer- derige sermoenen, dook hier en daar 'n new look van preken op, die niet steeds, zoals men had kunnen verwachten wijd uitwaaierde van plooiende gemoedelijk heid, maar van verhaaltjes, boekbespre kingen, citaten minder uit de kerkvaders dan wel uit de modernste modepoppen, soms de felste Godshaters en dat wel eens in 'n jargoen allesbehalve gewijd. Kort om: bevrijdingsrok-preken, Truman- hemd-homiliën, bont en opzichtig. Men leek zijn veelal jeugdige hoorders vooral te willen laten merken dat men niet voor de poes was. Kruidden vroegere kanselredenaars hun gewijde toespraken met 'n snufje Latijn, zij doorspekten die af en toe met de taal van de straat. Men moest om de drommel niets meer hebben van al dat ouwe, deftige, saaie, langdra- derige gedoe en vooral geen zweem van leerstellerigheid. Dynamisch, tot in de voorbereiding. Doch met al die close ups, die filmische dooreen tuimeling van zo mogelijk meest schokkende of plezierende anecdotes, was men wéér zonder het te merken midden in het cerebrale, het soms meest harteloze gepraat van de vlotte preekstandwerker. Het luisterde niet zo nauw meer wat je precies zei of lieverkwijt raakte. Als het voor het moment maar pakte! Pakte wat? Het diepe hart? Het van schuld krimpend gemoed, dat troost be hoeft? Veeleer het verbitterde, opstandi ge, het ouderen vooral beschuldigende hart, dat zich gerust voelde door 'n can- didaat misschien, die de vertrapte jeugd in bescherming nam, hen „verstond" en toesprak in hun slang, en zo er eens door heen gooide, dat God veel liever 'n zee man hoorde vloeken dan sommige kerk gangers bidden. Dat was nog eens knal Dat was nog eens op de man af preken n.l. op de afwezige man. Want ook de vloekende zeeman was er niet. Anders had hij licht geprotesteerd over zulk 'n stoute uitspraak van 'n jonge dominee in toga op de kansel, met 'n stelligheid over 't geen God al of niet dacht en oordeelde, alsof hijniet in Gods eeuwige raad gezeten had, wat men de vroegere dog maticus verweet, maar alsof hij zelf daar even uit 'n dagelijkse conferentie met God kwam gestapt, waar hij de Eeuwige min of meer had voorgeschreven hoe Hij om „bij" te blijven moest denken Ja, er wórden tegenwoordig heel wat subjectivistische invallen afgekondigd op 'n toon, hóéveel minder bescheiden dan die der eeuwen-verdurende dogma's der kerk. Niemandalletjes, die men geen dag onthoudt. Het léék te komen uit het hart, zó maar opgeweld uit het innerlijk. En het kwam niet eens altijd uit het wat verwarde ver stand. Het sprong zo maar van de tong naar het oor. Want het hart, dat is het diepste. Geef mij maar weerom predikers als dr B. Wielenga of Ferwerda of zelfs de stuntelige Bavinck van Rotterdam, die zijn preek zó las, dat het velen ergerde, doch die allen 'n deugdelijke Schriftope ning gaven, zoekend de bevrediging van hoofd èn hart. Ook de om zijn gemoede lijkheid bekende en gezochte van Arkel van Utrecht, hoeveel verzorgder, inhoud rijker, betrouwbaarder was zijn preek dan sommige hedendaagse „schetsen", die misschien wel eens het glinsterende, doch heel zeker het kille hebben van goedkope stalen meubelen. Op de duur zakt men er door. Voor mijn besef heeft eveneens dr Schilder te spijtiger voor mij omdat hij mij als verzetsman zoveel oprechter en moediger was dan menig bij ongeluk ge gijzelde met zijn al te cerebrale, soms bepaald spitsvondige preek- en meditatie- werk, kwaad gedaan naar de andere kant en school gemaakt voor 'n kwasi-logische, als maar verbondsmatiger en heilshistori- scher prediking, die dikwijls ook bij zijn adepten getuigde van veel ernst en studie, doch bij alle streven naar „Schriftuurlijk heid", meer dan eens juist de Schriftuur lijke toon en warmte miste. Schriftuurlijk is naar mijn mening niet hij die de heilige boeken zo angstvallig mogelijk ontleedt, doch die zelfs, zoals bijv. 'n hier en daar „ketterse" Schlatter, de blijde verlossingsmelodie weet te com poneren tot 'n eigen symphonie. D. J. C. Door het schrijven van de Generale Sy node onzer kerken aan de kerkeraden is er een nieuw onderwerp in de discussie gegeven. V er schraling van het geestelijk leven. Er rijzen hier rondom vele vragen. Je zou allereerst kunnen informeren naar de inhoud van deze in discussie ge worpen uitdrukking. Verschralen is mager worden. Wij bewegen ons dan geheel in bijbelse lijn. Wie zijn bijbel kent, weet dat daar op gelijke wijze over magerheid gesproken wordt. „En het zal te dien dage geschieden, dat de heerlijkheid van Jakob gering zal worden en dat het vet van zijn lichaam zal wegsluiken" (Jesaja 17:4). Als het vet van de soep af is, blijft er een aftreksel over dat we ook met de term mager aanduiden. Populair gezegd

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1956 | | pagina 1