Een belangrijk artikel
ONZE STRIJD
jftxelaria
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
MEDITATIE
ZEEUWSE KERKBODE
ELFDE JAARGANG No. 29
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthoff,
Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor.
Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem.
Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 13 JANUARI 1956
Abonnementsprijs: ƒ3,per half
jaar (bij vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 cent.
Advertentiën 10 cent per mm.
„Strijd den goeden strijd des geloofs
1 Timotheüs 6:12.
De opdracht van Paulus aan Timotheüs.een opdracht, die wij
vinden in Gods Woord, voor óns: „Strijd den goeden strijd
Moeten we zó het nieuwe jaar ingaan, met een opwekking en een
opdracht tot strijden? Erg bemoedigend klinkt dat niet. De woorden
en wensen, die wij elkaar toevoegen bij 't begin van 't jaar, luiden
anders! „Veel heil en zegen, veel voorspoed en geluk.We wensen
het elkaar graag toe, en hopen daarbij, dat deze heilbeden ook in ver
vulling mogen gaan.
Maar straks is de Nieuwjaarsdag voorbij, en alle feestdagen zijn
voorbij, het leven heeft zijn gewone gang hernomen. Daarin is weinig
verschil te merken met wat het vorige jaar ons bood. Alles is gelijk
gebleven, en wij zijn dezelfde mensen gebleven. En nu is reeds de eerste
week van 1956 voorbijhoeveel goede voornemens zijn óók al
aan 't wegslinken? Zo zijn wij, mensen, zo vaak: Vol moed beginnen,
maar daar blijft het bijEn niet voldoende is het, te beginnen alléén
met heilwensen en goede voornemenswe zullen ook moeten luis
teren naar de opdracht, die we krijgen, nu weer bij de aanvang van
't nieuwe jaar„Strijd den goeden strijd des geloofs". Daarbij worden
wij voorgesteld te lopen in een wedloop, waarin we het geloof aan de
overwinning moeten behoudenwant wie de moed laat zinken en
het geloof verliest, die geeft de strijd op. De tegenstander in die strijd
laat niets na om ons zover te krijgenStrijden is het parool voor de ge
lovige wie ernst maakt met zijn geloof, weet maar al te goed hoe-
vele machten samenspannen om het hem te ontnemenStrijden zal
het blijven, ook dit jaar! Verwondert ons dat? Maakt het iemand mis
moedig, een nooit aflatende strijd?. Het kan ons niet verwonderen,
wanneer we ons Jezus' woorden herinneren: „Strijdt om in te gaan.
Zoveel is er wat ons terughouden wil van het vinden van de rechte weg
en het ingaan door de enge poortEén is er die ook in het komende
jaar alles zal beproeven om ons te doen afdwalenDe vorst der duis
ternis, die Gods kinderen onophoudelijk aanvalt, en ze noodzaakt en
dwingt tot de strijd. Tegen hem gaat hettegen de „zonde, de
duivel en zijn ganse rijk"en we weten er van hoe dat was in
het verleden. In kleine en grote dingen, altijd de zonde op de loer
altijd de duivel klaar om zijn slag te slaan.een voortdurende strijd
is het, wij bevinden ons daarin, en worden bij vernieuwing vermaand
om deze strijd om het behoud van het geloof niét op te geven
Paulus kon het eenmaal aan Timotheüs schrijven, kort voor het einde
van zijn leven„Ik heb de goede strijd gestreden.ik heb het geloof
behouden". En we weten: Daarop waren véle aanvallen gedaan!
„Voorts ligt voor mij gereed de kransDe kroon der over
winning. De góéde strijd is het, want de inzet is het eeuwige leven, de
krans der rechtvaardigheid, die ontvangen zullen allen die Jezus Chris
tus van harte hebben liefgehad, en uit liefde voor Hem hebben volhard
in deze goede strijd om het behoud van het geloof in Hem.
L. S. O.
In het Decembernummer van „Het Ou
derlingenblad" staat een artikel van Prof.
Dr D. Nauta over „Samenspreking met de
Hervormden", dat ook buiten de Kring
der Ouderlingen aandacht verdient.
Zoals bekend, is deze zaak op de Ge
nerale Synode te Leeuwarden geweest, en
daar in publieke zitting behandeld. Te
Rotterdam was dat niet het geval, de zaak
bleef in comité. Prof. Nauta wijst er nu
op, dat wij van de belangstelling te Rot
terdam geen uitgegeven verslag hebben,
terwijl dit wel het geval is van Leeuwar
den. Hij acht, dat daar door de indruk
toch min of meer onvolledig is geworden.
Wat nu het besluit van Leeuwarden
aangaat, dit strekt niet zó ver, als de De-
putaten in hun rapport hadden voorge
steld. Wel zijn er Deputaten benoemd voor
contact en overleg met de Ned. Herv.
Kerk, teneinde dit contact op te nemetn,
voorzover dit voor een beter inzicht in de
wederzijdse kerkel. standpunten en bedoe
lingen nog nodig mocht blijken.
Echter de Synode meende de tijd niet
gekomen, om tot wederzijdse afvaardiging
naar de verschillende Synoden over te
gaan. Evenmin gaf de Synode richtlynen,
waarnaar plaatselijke kerken kunnen te
werk gaan bij eventueel contact.
Het blijkt, dat Prof. Nauta hierdoor
niet geheel is bevredigd. Wel is hij erken
telijk voor het feit, dat de mogelijkheid
voor verder contact open staat, maar hij
vindt het wel jammer, dat de Synode wei
nig waardering had voor een gemeen
schappelijke nota. Hij is van oordeel, dat
een gemeenschappelijk standpunt ten aan
zien van kwesties, die in het leven van
ons volk kunnen rijzen, van waarde is.
Het gaat ten diepste over de vraag van
het bewaren van de afstand bij het opne
men van contact. Mede hierom oordeelde
de Synode, dat hqt thans afvaardigen
naar elkaar's Synoden de gedachte zou
kunnen wekken, alsof de Kerkelijke over
eenstemming en toenadering al zóver ge
vorderd was, dat deze afvaardiging daar
in rechtvaardiging vond.
Naar de mening ter Synode was dit
niet het geval. In dit opzicht is er bij Prof.
Nauta principiëel ook geen verschil. Hij
ziet ten volle de bestaande afstand, en
erkent naar Schrift en historie de roeping
en plicht om deze afstand ernstig te ne
men. Maar hij is van gedachte, dat het
bewaren van deze afstand niet behoeft
uit te sluitenelkaar's aangezicht zien ter
Synode.
Zo had Prof. Nauta ook graag gezien,
dat er richtlijnen waren verschenen voor
mogelijk plaatselijk contact. Het is nu wel
zó, dat er zonder bepaalde richtlijnen nog
meer mogelijkheden liggen. Het ontbreken
daarvan is niet in alle opzichten verlies.
Maar, het ontwerpen van zulke richtlijnen
zou alles in bepaalde banen hebben geleid.
Nu moet men met richtlijnen altijd
voorzichtig zijn. Vooral ter Generale Sy
node, Het zal wel niet mogelijk zijn, voor
de afzonderlijke plaatselijke toestanden
richtlijnen te treffen, die overal even goed
ten grondslag kunnen gelegd worden aan
Wie kaatst.
1. Nee, waarde collega Lammens, zó
was het niet.
Gij hebt géén tegenstelling gemaakt
tussen één enkele schetsenschijver en 'n
brede commissie van auteurs.
Ge liet u, toen het ging over het min-
geslaagde der vroegere schetsen ontvallen
„Wie dénk je dan ook dat Vonkenberg
die schetsen liet maken 'n Emeritus
Het volle accent viel op de uitgeran
geerde anonymus, die Vonkenberg toch
nog schetsen liet (ook dat klonk zo waar
derend!) schrijven.
Had ge inderdaad slechts één (hoe
bekwaam ook) tegenover vele auteurs be
doeld, dan zou heel dat emeritaat immers
niet ter zake doen.
Overigens, heel vriendelijk van U dat
mogelijke besprekingen. Daarvoor is het
geheel in de Ned. Herv. Kerk té verschil
lend en daardoor weinig overzichtelijk.
Zelfs op het terrein van de orthodoxie
kent men nogal verscheidenheid. Richt
lijnen geven daar al gauw: óf te weinig,
óf te veel. Daarom mag men gerust zeg
gen, dat het ontbreken van die gevraagde
richtlijnen weinig moeilijkheden zal ge
ven ter plaatse, waar contact in één of
andere zin wordt gewenstterwijl het he
lemaal niets betekent in die gemeenten,
waar zulk contact niet gewenst of moge
lijk is.
Prof. Nauta beëindigt zijn artikel met
te schrijven, dat de verhouding tussen de
Herv. én Geref. Kerk voor land en volk
een uiterst belangrijke aangelegenheid is.
Het is te hopen, dat alle Ouderlingen
dit artikel goed zullen lezen, en doorgeven
aan anderen.
Dit is zeker geen geluid van een zijde,
waarvan men bij voorbeeld gaat zeggen:
o, die.Deze schrijver geniet in Geref.
Kring het volle vertrouwen, en terecht.
Het blijkt, dat hier een open Oog is voor
de werkelijkheid. Er bestaan nog altijd
mensen, die het kerkelijk vraagstuk met
een handomdraaien op simplistische wijze
kunnen oplossen. Moet u bij de „ware"
Kerk zijnDit en dat adres, en
klaar. Al het andere is op de dwaalweg.
In het uiterst belangrijke vraagstuk van
de Kerk kan men niet de Herv. Kerk pas
seren. Wat daar gebeurt, oefent invloed.
Het is te betreuren, dat daar niet die in
vloeden naar voren komen, zoals wij dat
graag wensten. Dat kan te meer voor de
vraag stellen, of de Geref. Kerken in de
ze worsteling niet een sterkere bijdrage
konden leveren, dan totnutoe het geval is.
Uit dien hoofde verdienen de beschouwin
gen van Prof. Nauta ernstige overweging.
Een Kerk, die „het volk' loslaat en te
veel naar de achtergrond dringt, verliest
ook aan innerlijke kracht. Zij leeft dan té
weinig uit de opdracht des Heren.
Wanneer men ons elders wil horen, dan
ligt daar zeker toch nog in, dat men onze
wijze van dienen van God, ons belijden en
beleven, van belang acht.
Kon dit maar van elke kerkelijke kring
worden gezegd. Daar zijn er ook, die,
liefst op verre afstand, een zo scherp mo
gelijk oordeel, of een veroordeling, uit
spreken. En, intussen gaan de toestanden,
ook in Nederland, zich wijzigen. Een jon
ger geslacht komt er anders voor te staan,
dan wij het vroeger gekend hebben.
Hoe meer wij ijveren, dat de kracht van
het Geref. leven en denken naar elders
wordt overgedragen, des te beter nade
ren wij het ideaal, om voor het oor van
het volk uit te roepende heerlijkheid van
dedienst des Heren. En, in deze zaak zal
een ontmoeting tussen de Kerken niet
kunnen uitblijvn. Zelfs ai is daarbij spra
ke van een zeker „risico". Mits men maar
wéét, wat men wil.
Hier liggen vragen, die voor dit jaar en
de toekomst roepen om nadere bestude
ring. Opdat er van de Kerk kracht uitga
ten goede
C. St.
dat ge vindt dat ik „schrijven kan" en
prettig, dat ge ook „waardevolle opmer
kingen" in mijn Axelaria hebt ontdekt, al
naamt ge nu juist niet de m.i. meest waar
devolle over. Het geeft mij toch zelfs
énige hoop voor mijn emeritaat.
Doch al die goedgunstige waarden was
sen het feit niet weg, dat ge U niet erg
gepast over de emeritus hebt uitgelaten.
Als ge 't niet zo hebt gewild, des te
beter.
2. „Ds. Couvée zweeg in alle talen"
Ook dat is niet juist.
In de taal der ironie sprak ik althans,
toen één der collegae 'n fonkelnieuwe
schets als te geleerd voor de jongens af
kamde. Ik interrumpeerde daarop: „Ja,
maar die schets is ook niet door 'n emeri
tus gemaakt!"
Het is natuurlijk mógelijk, dat gij dit
niet hebt verstaan door het terstond
opklinkend gelach van degenen, die mij
maar al te goed verstonden.
3. „Besloten vergadering"
Dit ondemocratische soort bijv. van
aandeelhouders, geeft 'n eigen communi
qué uit. Of niets.
Van déze bijeenkomst, waar eveneens
voor een derde niet-predikanten waren,
stond reeds de volgende dag 'n verslag in
het „Zeeuwsch Dagblad", 'n Vertegen
woordiger daarvan was dan ook present.
Trouwens zou ieder de rapporten
aan 'n generale Synodezelfs vóór de be
handeling daarvan, wél in elke krant mo
gen bespreken Ook wat Synodeleden ter
hoogste vergadering beweren? En jonge-
rapporten aan alle Zeeuwse kerkera
den gezonden, zelfs na 'n vergadering
daarover belegd, in 'n Zeeuws Kerkblad
juist niet En, moest elk der 25 aanwezi
ge dominees aan het debat in de verga
dering hebben deelgenomen, om ook daar-
buiten het zijne te mogen zeggen
Ofschoon ik het 'n zeldzame eer vond
mijn naam aan te treffen in het „Geref.
Jongelingsbladprecies vijftig jaar na
dat ds. Vonkenberg mijn énige Ingezon
den daarin had stuk geknipt, hoort daar
nu 'n antwoord aan mij en aan „de Zeeu
wen", die slechts voor 'n gering percen
tage dit blad lezen? Had alleen de kop
met mijn naam dwars over de volle blad
breedte, niet nóg 'n tikkeltje groter en
vetter gekund
Het bleef nu zo klein bij die éne cen
timeter.
4. „Polemiek"—?
Tussen Israël en Egypte is het steeds
bezwaarlijker, vast te stellen wie begon.
Tussen ons is het zonneklaarhet rapport
opende 'n aanval o.m. op vele plichtver-
geten dominees in Zeeland, die de jeugd
zouden verwaarlozenen ter vergadering
kreeg 'n emeritus 'n veeg uit de pan.
Vooral deze laatste kon van uit zijn be
sloten graf zich moeilijk verdedigen.
Mogen anderen hun levende Zeeuwse
dominees en 'n overleden veteraan wél cri-
tiseren
En ik alleen hen niet verdedigen
Er zijn wel 's meer lieden, die, nadat
ze eenmaal de eerste klap hebben uitge
deeld, zich plots als uiterst vredelievend
aanstellen.
'n Stok-oude emeritus zei alWie
kaatst
5. Over 'n J. en E. naast J. V. en M.
V. had ik het niet'.
Doch sprak de wens uit, dat ónze J.
V.'s zich zowel naar binnen als naar bui
ten zouden openbaren als levende getui
gen van onze Heiland.
Waar zou dit nu meer nodig zijn dan
op die plaatsen, waar nog ieder traditio
neel ter kerke gaat? Daar is het soms de
ergste dood in de pot, ofschoon formeel
alles in orde lijkt. Neen, ik ben de kleine
plaatsing niet vergeten, die als jonge do
minee voor Utrecht bedankte, mij eerst
na tien jaar waagde aan Rotterdam en
na 20 jaar vandaar vertrok om mij vrij
willig te wijden o.a. aan het gehucht Zou-
tespui, waar 'n heel goede gecombineerde
jeugdvereniging is.
6. Wat zal ik antwoorden op Uw fan
tasie over het „notitieboekje", dat ik niet
bezit en het f/jberend broeden, waartoe ik
zelfs de ijsbeter in persoon niet in staat
acht?
Of bedoelen uw spiedende ogen of die
van uw „goede vrienden" mijn zakagen
da, die ik vermoedelijk voor de dag haal
de, toen men mij naar mijn reiskosten
vroeg
Als ik toch geweten had, dat ik zó Rus
sisch werd gecontroleerd
Zes uur heen en weer heb ik gereisd
die dag om, zoals ik schreef, aan de be
loofde bespreking over het rapport deel
te nemen. Had ik die aan de orde moeten